Vlaming runt geitenhouderij in Wallonië op vijf meter van ouderlijke huis
ReportageHet ouderlijke bedrijf was te klein voor twee broers, dus besloot Jonathan Ennot uit te wijken naar Wallonië. Tien jaar geleden begon hij een landbouwbedrijf met 800 melkgeiten, net over de gewestgrens en op vijf meter van het ouderlijke bedrijf. Sindsdien plukt de Limburger de vruchten van een soepelere Waalse wetgeving. Tegelijkertijd kan hij materiaal uitwisselen met het bedrijf van zijn broer. “Anders hadden we de zelfrijdende mengwagen vermoedelijk nooit aangekocht.”
De ruilverwerkingsweg op het ouderlijke bedrijf in Tongeren vormt de grens tussen Wallonië en Vlaanderen. Aan Vlaamse kant melkt Emmanuel Ennot (32) 65 Holsteinkoeien en heeft hij een eigen verwerking met hoeveverkoop. Aan de Waalse kant melkt Jonathan Ennot (32) 800 geiten. “Het ouderlijke bedrijf was te klein voor ons beiden, waardoor we moesten uitbreiden of op zoek naar een externe locatie.”
Het werd een combinatie van beide. Tien jaar geleden verkreeg Jonathan in Wallonië, op het perceel naast het ouderlijke bedrijf, een vergunning voor een geitenbedrijf. “In eerste instantie klaagde een buurvrouw, omdat ze overlast ervoer van het gepiep van achteruitrijdende vrachtauto’s. Daarna zijn we overeengekomen om de melkwagen ’s nachts niet meer te ontvangen”, vertelt Jonathan.
De melk wordt om de drie dagen opgehaald door Capra, dat op 45 kilometer afstand in Halen de zuivel verwerkt tot zachte kazen. Het was de directeur van Capra, die Jonathan tien jaar geleden op het idee van een geitenbedrijf bracht. “Hij kwam ooit langs bij het geitenbedrijf in Riemst waar ik stage liep. Toen vertelde hij dat hij nog op zoek was naar leveranciers van geitenmelk."
Daarmee was het zaadje voor de toekomstige geitenmelkerij gelegd. “Omdat we door de aanwezigheid van de Franse multinational Aire Liquide aan Vlaamse kant niet mochten bouwen, zijn we op het idee van nieuwbouw op ons Waalse perceel gekomen, dat al decennialang in ons bezit was”, vertelt Jonathan.
Geen NER’s in Wallonië en minder opstartkosten
Naast het feit dat de landbouwers daar makkelijker bouwen, speelde ook de afwezigheid van nutriëntenemissierechten (NER's) een rol in het besluit. “In Wallonië bestaan NER’s niet, waardoor de investeringskosten om een bedrijf op te starten al een stuk lager liggen”, vervolgt de Limburger die officieel pas twee jaar na de nieuwbouw eigenaar van het bedrijf werd. “In eerste instantie stond het bedrijf op naam van mijn ouders. Zij doen al decennialang zaken met dezelfde bank. Voor hen was het makkelijker om krediet te krijgen dan voor een 22-jarige nieuwkomer.”
Bij de overname van het bedrijf kreeg de jonge ondernemer ook steun van Wallonië, namelijk AIDA, de Waalse tegenhanger van de Vlaamse VLIF-steun. Volgens Jonathan zijn beide instrumenten vergelijkbaar en geven ze jonge landbouwers een steuntje in de rug.
Tijdens zijn loopbaan heeft Ennot de geitenmelksector sterk zien evolueren. In het begin was er veel vraag naar extra melk en zijn er veel bedrijven opgestart in Vlaanderen, iets minder in Wallonië. Sinds corona kwam er een kleine kink in de kabel en vorig jaar kende de sector wederom moeilijke tijden, waardoor Capra zelfs gedwongen was om geitenhouders te schrappen.
Inmiddels zit de prijs weer in de lift en ziet de Limburgse boer in Wallonië de toekomst positief in. De komende jaren wil hij nog een loods zetten voor stro-opslag en een extra stal voor jongveeopfok. Ook overweegt de ondernemer korteketenverkoop. “Mijn broer heeft in de koelautomaat twee vakjes vrijgehouden: één voor vanille-geitenijs en één voor chocolade-geitenijs.”
De taalgrens vormt geen enkele barrière voor samenwerking met zijn broer. “We hebben bijvoorbeeld ook een zelfrijdende mengwagen en een stroblazer die we beiden gebruiken. Deze zouden we moeilijker hebben kunnen financieren als we deze kosten niet over twee bedrijven konden verdelen”, vertelt Jonathan.
Vlaamse mest op Waalse grond
Samen met zijn broer bewerkt hij akkerbouw op een areaal van 90 hectare. Alleen het stalmest van Emmanuel, die zijn koeien in een potstal houdt, wordt over het eigen land uitgereden. Jonathan zet zijn mest af bij akkerbouwers in Wallonië. In tegenstelling tot Vlaanderen is er in Wallonië een mesttekort, waardoor mest geld oplevert.
In de praktijk ruilt hij mest voor stro, legt hij uit. “Voor vijfentwintig ton mest krijg ik één hectare stro.” Hiermee maakt hij minder kosten dan de Vlaamse geitenmelkers die vaak aan dezelfde zuivelverwerker leveren. “Vlaamse geitenmelkers moeten betalen voor de mestafzet en het stro. Dat scheelt duizenden euro’s per jaar.”
Het mesttekort in Wallonië vertaalt zich ook in soepelere regels over de taalgrens waar controles een zeldzaamheid zijn. “Stalmest mag negen maanden onafgedekt op de kopakker liggen, terwijl je in Vlaanderen nagenoeg direct moet afdekken.” Ook de regels voor het aanbrengen van stalmest zijn anders. “Wij doen ook wat loonwerk voor een varkensboer in Wallonië. Drijfmest mag er met een ketsplaat op het grasland aangebracht worden en hoeft daarom niet gelijk ondergewerkt te worden, iets wat in Vlaanderen al een lange tijd verplicht is”, klinkt het.
De 32-jarige ondernemer heeft geen spijt van de oprichting van het nieuwe bedrijf in Wallonië, maar hij twijfelt of hij het anno 2025 nog een keer zou doen. “Dat heeft te maken met de kosten. De rente is flink gestegen en ook de bouwkosten liggen veel hoger dan 10 jaar geleden. Hetzelfde bedrijf zou nu wel vijftig procent meer hebben gekost”, besluit hij.
