Boeren in Wallonië

Handelaar-veehouder laat bedrijf aan zoon en vertrekt naar Wallonië

Boeren in Wallonië

De natuur en betaalbare grondprijzen trokken veehandelaar en rundveehouder Gislain Van Reusel naar Vielsalm, in de Ardennen. In twintig jaar tijd bouwde de Vlaming er een rundveebedrijf uit met 300 dieren, die hij op extensieve wijze houdt op 124 hectare grond. Zijn vertrek naar Wallonië maakte de weg vrij voor zijn zoon om het bedrijf in Retie over te nemen. “Het is hier zoals Vlaanderen vijftig jaar geleden was”, zegt hij.

Vandaag Jerom Rozendaal
wallonie4

Zomerreeks 2025: Vlaamse boeren over de taalgrens

In deze zomerse reeks trekken we naar het zuiden van het land, waar Vlaamse boeren hun geluk beproeven aan de andere kant van de taalgrens. Sommigen zochten meer ruimte, anderen betaalbare grond of rust. Het levert een reeks boeiende verhalen op over loslaten, herbeginnen en wortel schieten op Waalse bodem.

“Achttien minuten, tien kilometer”, meldt het navigatiesysteem. Geen file, maar wel een slingerende rit door Vielsalm en verder via kronkelige bergwegen met haarspeldbochten naar het vleesveebedrijf van Gislain Van Reusel in Ennal, een deelgemeente van Vielsalm, in het hart van de toeristische Ardennen.

Strategische aankoop werd een volwaardig bedrijf

Ruim twintig jaar geleden reed Van Reusel over exact diezelfde weg. “Ik was op zoek naar grond in Wallonië, en toen ik hier reed, was ik meteen verkocht. De natuur is hier fantastisch”, vertelt de veehandelaar uit de Kempen. In Retie kweekte hij jarenlang Blonde d'Aquitaine-runderen naast zijn handel in vee.

Zijn liefde voor de natuur was een belangrijke reden om naar Wallonië te verhuizen. Een tweede reden was de grondprijs. “Mijn broer kocht rond dezelfde tijd grond in Merksplas, die vijf keer duurder was dan hier”, zegt Van Reusel aan de keukentafel van zijn woning, met uitzicht op een heuvelachtige weide waar enkele vleeskoeien grazen.

De aankoop van de Waalse grond was aanvankelijk puur strategisch: hij had extra hectares nodig om in Retie in aanmerking te blijven komen voor de zoogkoeienpremie. “In de eerste jaren liet mijn zoon Olivier hier het jongvee grazen”, vertelt hij.

Gaandeweg breidde Van Reusel zijn areaal in Wallonië uit en kwamen er ook stallen bij. Zo kreeg zijn Waalse bedrijf steeds meer vorm, waardoor zoon Olivier het bedrijf in Retie zelfstandig kon overnemen. “Hier houden we nog steeds Blonde d’Aquitaine-runderen, en een deel van het vleesvee wordt hier afgemest”, zegt Van Reusel.

Wallonie2
wallonie3

Robuuste rassen voor extensieve teelt

Inmiddels beschikt hij over 124 hectare grond en een veestapel van zo’n 300 dieren, goed voor ongeveer 120 afkalvingen per jaar. Het grootste deel van de koeien zijn van het ras Salers, een robuust Frans rund met lange haren dat het grootste deel van het jaar buiten graast en op natuurlijke wijze afkalft. “Die zelfredzaamheid was essentieel. In het begin was ik nog vaak in Vlaanderen, en dan moet je op je runderen kunnen vertrouwen”, verklaart hij.

Ook nu nog is Van Reusel regelmatig in Vlaanderen te vinden. Samen met zijn tweede zoon, Mathieu, runt hij Vleeshandel Van Reusel en Zonen. Dat bedrijf is gespecialiseerd in de versnijding van karkassen en de handel in rundvlees. Wekelijks versnijden ze tussen de 100 en 120 karkassen in een voormalige slachterij in Mol. Het vlees verkopen ze onder de naam Boeuf d’Ennal aan horecazaken, slagerijen en exportbedrijven. 

wallonie1

Hoge veeprijzen drukken marges

Een deel van dat vlees komt van zijn eigen veestapel, het overige koopt hij aan via collega-handelaars, veehouders of op markten. “Door de hoge veeprijzen was het afgelopen jaar moeilijk. Elke week werd het vee duurder, terwijl we de vleesprijs niet even snel konden verhogen voor onze klanten”, zegt Van Reusel tijdens een rondrit in zijn Citroën 2CV, een geitje, langs zijn percelen.

Wanneer hij terugschakelt naar de eerste versnelling om een steile onverharde helling te nemen, stuiten we op een t-splitsing waar de weg versperd is door een veewagen en een tractor. Een medewerker leidt een koe met kalf naar een andere weide. “Hier kun je gewoon de weg afsluiten, en niemand die klaagt. Probeer dat maar eens in Vlaanderen”, merkt Van Reusel op.

Hij vergelijkt zijn huidige boerenbestaan in het dunbevolkte Wallonië met Vlaanderen van vijftig jaar geleden. “Hier heb je nog vrijheid. Je kunt een vuurtje maken zonder dat iemand daar moeilijk over doet. In Vlaanderen staan er meteen zes brandweerwagens voor de deur, gevolgd door een boete.”

Toch staat ook de Waalse regelgeving niet stil, stelt hij. Zo wordt de zoogkoeienpremie tegenwoordig niet meer per dier toegekend, maar op basis van landgebruik. “Ik zit aan 1,6 grootvee-eenheden per hectare, dat is het op één na intensiefste niveau. Hoe extensiever je werkt, hoe hoger de premie”, legt hij uit.

Zijn extensieve bedrijfsvoering vertaalt zich in lagere kosten dan bij veel Vlaamse boeren. “Onze 35 Angus-koeien lopen het hele jaar buiten, de Salers staan van december tot april op stal.” In de winter voedt hij de dieren met hooi van eigen land. Enkel voor het jongvee koopt hij wat maïs aan, “uit Vlaanderen, want die is van betere kwaliteit”.

Het is hier zoals Vlaanderen vijftig jaar geleden was

Gislain Van Reusel

Ook op andere vlakken zijn de kosten beperkt. Hij gebruikt geen kunstmest en hoeft geen mest af te voeren. De stallen worden twee keer per jaar uitgemest; de stalmest wordt gecomposteerd en uitgereden over eigen land. “Eigenlijk zouden we nog wat extra stalmest kunnen gebruiken, want we kunnen niet elk jaar alle weides bemesten. Maar meestal is het grasaanbod voldoende”, aldus Van Reusel. En tegenover de lage kosten staan volgens hem ook hogere premies dan in Vlaanderen.

Hoewel hij met zijn 73 jaar allang met pensioen zou kunnen, denkt Van Reusel niet aan stoppen. “Dit is mijn leven. Dit ben ik gewoon.” Kort na het gesprek vertrekt hij alweer naar de versnijdingsruimte in Mol. “En morgenvroeg ga ik vanuit Retie naar de markt in Ciney.”

Ciney en Battice zijn de twee veemarkten die hij wekelijks bezoekt. Waar hij met zijn uitwijking naar Wallonië de herinnering aan de Vlaamse landbouw van weleer levend kan houden, ontloopt hij in de handel de tand des tijds niet. “Vroeger begon de markt in Ciney om drie uur ’s nachts en liep ze door tot na de middag. Met cafés eromheen was het een waar dorpsfeest. Nu begint de markt pas om zeven uur, staan er veel minder dieren, en zijn de horecazaken er grotendeels verdwenen”, besluit hij.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek