Van landmeter tot herder: Vlaamse schapenboer beheert natuur in de Ardennen
Boeren in WalloniëNa een loopbaan als landmeter bij het kadaster, besloot Leo Van Santfoort in 1991 het roer volledig om te gooien. Op 34-jarige leeftijd verhuisde hij met zijn gezin naar het Waalse Boussu-en-Fagne om een schapenbedrijf te beginnen. “Ik droomde er al van kinds af aan van om schapen te houden, maar zonder landbouwachtergrond of familiekapitaal was dat in Vlaanderen onhaalbaar”, zegt de inmiddels 68-jarige Vlaming.
Zomerreeks 2025: Vlaamse boeren over de taalgrens
In deze zomerse reeks trekken we naar het zuiden van het land, waar Vlaamse boeren hun geluk beproeven aan de andere kant van de taalgrens. Sommigen zochten meer ruimte, anderen betaalbare grond of rust. Het levert een reeks boeiende verhalen op over loslaten, herbeginnen en wortel schieten op Waalse bodem.
Uit de autoradio van zijn terreinwagen klinkt Nederlandstalige muziek terwijl we over hobbelige bergweggetjes richting een van zijn percelen rijden, nabij de imposante kalksteenformatie Fondry des Chiens. Leo Van Santfoort beheert verspreid over de regio zo’n 165 percelen in opdracht van overheden en natuurorganisaties.
Waar hij aanvankelijk zijn brood verdiende met de verkoop van schapenvlees, ligt de focus van zijn bedrijf tegenwoordig op natuurbeheer. Zijn 1.200 schapen grazen in de zomermaanden op rotsachtige hellingen en schrale kalkgraslanden in het natuurpark Viroin-Hermeton. De dieren leveren zo een bijdrage aan het behoud van kwetsbare biotopen.
Droom werd werkelijkheid in Wallonië
Van Santfoort groeide op in een tuinbouwgezin uit Rumst. Zonder ambitie het ouderlijke bedrijf over te nemen, werkte hij ruim tien jaar als landmeter op het kadaster. Maar het bloed kroop waar het niet gaan kon en de toen 34-jarige Vlaming startte met een schapenbedrijf, een droom die hij al van kinds af aan had, vertelt hij onderweg naar het perceel in Natura2000-gebied.
Daar wachten zo’n twintig schapen, ooien met lammeren. Het is een restant van de schapenkudde die Van Santfoort eerder die dag met de tractor en veewagen van het veld haalde. “De lammeren worden gespeend (gescheiden van de moeder, red.). We halen ze twee dagen naar huis zodat ze kunnen wennen en op eigen benen kunnen staan. Als je dat in de wei doet, krijgt je veel geluidsoverlast wat hinderlijk kan zijn voor de buren. Daarnaast kunnen lammeren die hun moeder zoeken, vastraken in de omheining.”
Het was uiteindelijk een advertentie in het vakblad Boer&Tuinder die hem op de locatie in Boussu-en-Fagne bracht, een deelgemeente van de Belgische gemeente Couvin in de provincie Namen, waar nog meer Vlaamse uitwijkelingen actief zijn. “Aanvankelijk dacht ik na over een emigratie naar Frankrijk, maar dat zag mijn vrouw niet zitten. Dit project kon haar wel overtuigen: een schapenhouderij combineren met enkele vakantieverblijven.”
Opstarten in Vlaanderen onmogelijk zonder familiekapitaal
Het was vooral de prijs van de landbouwgrond die het gezin in 1991 naar Wallonië lokte. “Zonder familiekapitaal was het in Vlaanderen onmogelijk om een bedrijf op te starten. Hier in Wallonië kon je destijds grond kopen voor 20 Belgische frank per vierkante meter, ongeveer de prijs van een pint destijds. Inmiddels zijn de prijzen hier ook flink gestegen, hoewel ze nog steeds onder het Vlaamse niveau liggen.”
Aanvankelijke woonde het jonge echtpaar en hun twee kinderen in een stacaravan en startten ze met 500 vleesschapen op ongeveer 32 hectare. Dat areaal is inmiddels uitgebreid, maar meer dan drie kwart van zijn grond is van derden, van overheids-, of natuurorganisaties die hem inschakelen voor natuurbeweiding. “Na de eeuwwisseling is er een Europese Life-project opgestart met het doel oude landschappen te herstellen met natuurbeweiding.”
Van Santfoort ruilde zijn Île de France-vleesschapen in voor Ardense voskoppen en houtlanders, een inheems ras dat zich thuis voelt in ruige omstandigheden en goed tegen droogte en nattigheid kunnen. “Dat moet ook wel. Ze grazen veelal in de bergen op rotsachtig terrein”, vertelt de Vlaming die de dieren nog steeds afvoert naar de slachterijen, maar van natuurbegrazing zijn verdienmodel heeft gemaakt.
Zwaar werk, lange dagen
Niet alleen zijn schapen moeten moeilijke terreinen betreden, dat geldt ook voor de schapenhouder zelf die het bedrijf runt met zijn zoon Jonas en nog vier mensen in dienst heeft. Zij vullen hun dag met het omweiden van de schapen naar andere percelen die hij in beheer heeft, het vangen van ontsnapte dieren en het aanvoeren van vers drinkwater.
Het perceel dat wij bezoeken heeft een mobiele watertank. “Maar op sommige percelen moeten we manueel kruiken water de heuvel op slepen. Soms letterlijk op handen en knieën”, zegt hij.
De dagen zijn lang en onvoorspelbaar. “Vandaag stond ik om 5 uur op. Gisteren werden we om 22 uur nog gebeld omdat er schapen waren ontsnapt.”
Strenge regels, veel controle
Wie bij het beroep van schaapsherder in Wallonië een idyllisch beeld voor ogen heeft, komt bedrogen uit. Behalve de zware arbeid en lange, onvoorspelbare werkdagen, moet de herder aan enorm veel regels voldoen. “De natuurbeheerders stellen strenge eisen en voorwaarden aan de natuurbegrazing. Begrazing is bijvoorbeeld maar op bepaalde momenten mogelijk en moet in veel gevallen bebossing tegengaan”, aldus de boer.
In functie van natuurdoelen past Van Santvoort zijn beweidingsstrategie aan. Zo worden veel percelen klein gehouden met tijdelijke afrastering zodat schapen na het gras overgaan op onkruiden, bladeren en takken. In tijden dat de boer niet aan natuurbegrazing doet, gaan de dieren naar de eigen weides die wel bemest worden en daardoor rijker zijn in voederwaarde. “Daar komen ze weer op kracht.”
Meer nog dan de regels, laakt hij de controledruk die de voorbije jaren sterk is opgelopen. “We hebben dit jaar al dertig à veertig controlebezoeken gehad.” Hij vermoedt dat dit deels komt doordat hij landbouwactiviteiten combineert met natuurbeheer. “We vallen onder het landbouwdepartement, maar verdienen ons geld met natuur. Op beleidsniveau wringt dat.”
Volgens hem zijn de regels niet minder streng dan in Vlaanderen. Ook op dierenwelzijnsgebied liggen de normen even hoog. Waar in Vlaanderen recent de beschuttingsplicht zou worden ingesteld, geldt dat volgens Van Santvoort al langer in Wallonië. “Maar natuurlijke beschutting, zoals bomen, zijn ook geldig, waardoor wij in feite altijd aan de regels voldoen.”
Virussen, roofdieren en toeristen
De boer werd vorig jaar erg getroffen door het blauwtongvirus. Het feit dat de schapen in de gezonde buitenlucht grazen en dagelijks veel beweging hebben, betekent niet dat de dieren minder gevoelig zijn voor het virus. Sterker nog. “Doordat de dieren op schrale velden grazen en soms erg scherp staan, zijn ze net vatbaarder voor blauwtong”, vertelt de boer die vorig jaar maar liefst 300 ooien en 100 lammeren verloor aan de ziekte. Dit terwijl alle dieren gevaccineerd waren.

Van Santvoort hoopt het virus dit jaar te kunnen weren van zijn bedrijf. Datzelfde geldt voor de wolven. “Deze hebben zich hier nog niet gevestigd, maar zijn wel gesignaleerd op doorreis.” Meer hinder heeft hij van vossen, die jonge lammetjes aanvallen, en everzwijnen, die afrasteringen vernielen. “Op sommige percelen moesten we dagelijks herstellingen uitvoeren en ontsnapten er telkens schapen.”
De grootste overlast komt volgens hem echter van toeristen. “Er wordt soms heel respectloos gehandeld. Zo openen mensen vaak het hek waardoor de schapen kunnen weglopen. Of ze leggen takken op de stroomdraad waardoor die niet meer werkt”, zegt hij.
Ondanks de nodige tegenslagen en de vele regels en controles staat Van Santfoort elke dag op met een glimlach. “De natuur en vrijheid is hier geweldig. Daar kan ik 35 jaar na onze verhuizing nog steeds enorm veel van genieten.”