Geen stikstofreductiedoelen voor paardenhouders, mogen ze dan zomaar uitbreiden?
nieuwsIn het stikstofdecreet zijn er reductiedoelstellingen voor varkens-, pluimvee- en rundveebedrijven opgenomen. Diersoorten zoals geiten, schapen, paarden en andere worden buiten beschouwing gelaten. Dit wil evenwel niet zeggen dat houders van dergelijke diersoorten niet aan voorwaarden moeten voldoen op vlak van ammoniakemissie bij een vergunningsaanvraag. Ook zij worden onderworpen aan een impactscore en eventuele passende beoordelingen.
Het grote verschil tussen varkens-, pluimvee- of rundveehouders en houders van paarden, geiten of schapen is het feit dat deze laatste geen PAS-referentie 2030 opgelegd krijgen. De PAS-referentie 2030 is de vertaling van de generieke doelstellingen opgenomen in het stikstofdecreet naar een maximaal ammoniakemissieplafond voor een veehouderij. Veel veehouderijen zullen hierbij moeten reduceren om kans te hebben op een vergunning van onbepaalde duur. Aangezien de paarden-, geiten en schapensectoren geen PAS-referentie 2030 hebben, kan gesteld worden dat ze geen reductiedoelstellingen opgelegd krijgen.
Zelfde drempelwaarde
Dit wil echter niet zeggen dat ze ongebreideld mogen uitbreiden, want ook zij zijn zoals andere veehouders gebonden aan een de-minimisdrempel van 0,025 procent. Dit wil zeggen dat veehouderijen met een impactscore boven de 0,025 procent, een gunstige passende beoordeling nodig zullen hebben bij een vergunningsaanvraag. Indien de impactscore hoger dan 50 procent zou zijn, kan er voor de paarden-, geiten- en schapensector sowieso geen vergunning worden afgeleverd. En zoals ook bij andere veehouders zal het moment van de vergunningsaanvraag van groot belang zijn voor de bepaling van de impactscore. De tool die de impactscore berekent, wordt namelijk jaarlijks minimum één keer aangepast naar de laatst beschikbare kaartgegevens en data.
Wanneer de impactscore hoger is dan de de-minimisdrempelwaarde zullen de houders van deze diercategorieën moeten kijken of hun nieuwe vergunningsaanvraag leidt tot een toename van depositie op een SBZ-H-gebied, in vergelijking met de vergunde situatie. Indien er geen depositiestijging is zal een gunstige passende beoordeling volgen en vormt zich geen probleem. Bij de grote meerderheid van hervergunningen met eenzelfde dierenaantal zal dit het geval zijn, al is dit niet gegarandeerd. Als een stal bijvoorbeeld vernieuwd is en het uitstootpunt werd hierbij twee meter verlegd naar achter, kan dit een effect hebben op de berekening van de depositie en de impactscore.
Indien er toch een depositiestijging is, zoals bijvoorbeeld bij een uitbreiding van dierenaantal of bij een nieuwe vergunningaanvraag, kan er enkel een gunstige passende beoordeling verkregen worden wanneer aangetoond kan worden dat de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend niet gehypothekeerd wordt. Om dit aan te tonen, is het nog wachten op de online tool die hiervoor gecreëerd moet worden. Omdat deze tool er nog niet is, botsten veehouders tegen een muur waarbij ze niet verder kunnen met hun vergunningsaanvraag. Dit is niet alleen zo bij veehouders van rundvee, varkens en pluimvee maar bijvoorbeeld ook bij geiten. Dat wordt bevestigd door Capra, het grootste Belgisch geitenzuivelbedrijf.
Er wordt met andere woorden geen daling van de ammoniakdepositie gevraagd maar er mag in principe ook geen stijging zijn anders zal moeten aangetoond worden dat er eerst en vooral een dalende depositietrend is in het vastgesteld gebied van het bedrijf en indien zo, dat de trend zodanig daalt dat er ruimte vrijkomt voor de extra depositie van het betreffende project. Deze gebiedsspecifieke dalende trend hangt van verschillende factoren af waarbij niemand kan voorspellen op welke termijn deze ingezet zal worden.
Hierbij verwacht Carl De Braeckeleer, gedelegeerd bestuurder bij landbouwadviesbureau DLV (United Experts) toch enkele problemen voor de paardenhouderij. “Het zal geen evidentie zijn om aan te tonen dat een uitbreiding van emissies niet in de weg staat van de dalende trend in het betreffende gebied.” Ook hij ziet net als bij de schapenhouderij enkele vergunningsaanvragen on hold staan omdat er nog geen duidelijkheid is over deze trend en omdat de tool uitblijft.
Intern salderen niet mogelijk
Voor veehouders van een gemengd bedrijf met een andere diersoort dan varkens of rund- of pluimvee gelden ook nog twee uitzonderingen. Bij een vergunningsaanvraag zal er op twee niveaus gekeken worden, enerzijds naar het emissieplafond van de PAS-referentie 2030 en anderzijds naar het totaal aan emissies op het bedrijf. Voor dit laatste zal het emissieplafond van geiten, schapen, paarden en andere dieren gebaseerd zijn op de vergunningsaantallen van de huidige vergunde situatie. Niet op de situatie van 2021 zoals bij de meeste PAS-referenties. Daarnaast is er ook nog een verschil op te merken op vlak van intern salderen. Zo is het intern salderen beperkt tot varken, rundvee en pluimvee. Indien een veehouder zou reduceren in aantal geiten kan deze reductie niet doorgerekend worden naar zijn varkens. Dit is wel mogelijk binnen de diersoorten pluimvee, varkens en rundvee.

Bron: Agentschap Landbouw en Zeevisserij / Eigen berichtgeving