Stikstof: Wat betekent intern salderen voor gemengde veehouderijen?

De impact van het stikstofakkoord op gemengde veehouderijen is te vergelijken met gewone veehouderijen, op voorwaarde dat ze intern mogen salderen. Dit wil zeggen dat een veehouder zijn PAS-referentie 2030 mag realiseren door in één diercategorie grotere reducties door te voeren, waardoor er minder gereduceerd moet worden bij de andere diercategorie. Maar voordat de gemengde veehouderijen een vergunning van onbepaalde duur kunnen krijgen via intern salderen, zullen eerst de onduidelijkheden over de PAS-referentie 2030 uitgeklaard moeten worden. Dit geldt ook voor andere veehouderijen.

16 april 2024 Jozefien Verstraete
Lees meer over:
koeien

In het stikstofdecreet zijn de reductiedoelstellingen voor de verschillende diercategorieën opgenomen. Zo moeten veehouders van varkens en pluimvee in niet-AEA-stallen een ammoniakemissiereductie van 60 procent realiseren indien ze een vergunning wensen na 2030. Rundveehouders moeten tegen 2026 een reductie realiseren van vijf procent, indien ze dit nog niet deden na 2014. En indien ze een vergunning voor onbepaalde duur willen, zullen ze meer inspanningen moeten leveren. De reductie-inspanningen liggen momenteel voor de rundveesector op 25 procent voor melkvee en 28 procent voor mestkalveren ten opzichte van 2021.

Intern salderen

Een exploitant van een gemengde veehouderij van varkens, pluimvee of rundvee heeft de vrijheid om te kiezen op welke wijze hij deze doelstellingen via zijn PAS-referentie 2030 realiseert. Dit is het principe van ‘intern salderen’. Dit wil zeggen dat ervoor gekozen kan worden om binnen de IIOA (ingedeelde inrichting of activiteit) voor de ene diersoort een grotere reductie te realiseren dan opgelegd is, waardoor een lagere reductie voor de andere diersoorten bekomen kan worden. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat als een veehouder 70 procent bij zijn varkens reduceert, hij maar 20 procent meer moet reduceren bij zijn melkvee om de totale opgelegde ammoniakreductie te realiseren.

De algemene reductie van vijf procent moet echter wel altijd gehaald worden bij het rundveegedeelte. Extra reducties bij de varkens of pluimvee mogen hiervoor niet in rekening gebracht worden. Ook moet er rekening gehouden worden dat er eventueel nog 15 procent extra zal moeten gereduceerd worden binnen de veehouderijtak in 2028. Want als in 2026 blijkt dat de deelsectoren nog niet halfweg op het reductiepad zitten, kan er een gedwongen opkoop komen van nutriëntenemissierechten (NER’s). In het stikstofakkoord staat dat bedrijven, waar de ammoniakreductie voor de dieren van de diersoort rundvee al met 15 procent is gedaald ten opzichte van 2021, worden vrijgesteld van een gedwongen opkoop van NER’s. Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij laat echter weten dat er op dit moment nog niet opgemaakt kan worden of de 15 procent gerealiseerd moet zijn binnen het rundveegedeelte, of ook interne saldering in rekening kan gebracht worden. “Dit zal pas duidelijk worden wanneer het uitvoeringsbesluit omtrent de gedwongen opkoopregeling gepubliceerd wordt”, klinkt het.

Ook moet opgemerkt worden dat intern salderen enkel binnen eenzelfde IIOA kan. Bij twee stallen die bijvoorbeeld op dezelfde site liggen maar onder een andere IIOA vallen, is er geen mogelijkheid van intern salderen. In dat geval dreigt een dergelijke verrekening van reducties neer te komen op een vorm van extern salderen.

De vergunningsverlening voor onbepaalde duur wordt momenteel bij alle landbouwbedrijven uitgesteld door de onduidelijkheden bij de PAS-referentie 2030

Carl De Braeckeleer - Gedelegeerd bestuurder bij landbouwadviesbureau DLV (United Experts)

PAS-referentie 2030

Om te weten hoeveel een veehouder exact binnen zijn of haar exploitatie moet reduceren, wordt gekeken naar de PAS-referentie 2030. Dit is de vertaling van de generieke doelstellingen, naar een maximale ammoniakemissie die na 2030 mag plaatsvinden op de IIOA in kwestie. Samen met de impactscore van het bedrijf vormt de PAS-referentie 2030 momenteel de belangrijkste spil in de nieuwe vergunningsverlenging. Landbouwers worden van hun PAS-referentie 2030 niet op de hoogte gesteld door de overheid en wegens het uitblijven van een berekeningstool, zijn landbouwers op zichzelf aangewezen om dit te berekenen.

Zoals vorige maand aangekaart, zijn er nog enkele knelpunten omtrent de PAS-referentie. Zo zijn er tot op heden nog steeds geen ammoniakemissiefactoren vastgelegd voor biggen en zeugen, wat nodig is om de PAS-referentie 2030 te berekenen. Daarnaast zijn ook de onduidelijkheden over de afwijkende berekeningen van de PAS-referentie nog niet uitgeklaard. Deze knelpunten zorgen ervoor dat de herstart van vergunningen van onbepaalde duur op zich laat wachten. “Dit geldt niet alleen voor de veebedrijven die in deze onduidelijke zone vallen, ook de vergunningsverlening van andere bedrijven wordt uitgesteld zolang die mist rond de PAS-referentie niet wordt opgeklaard”, duidt Carl De Braeckeleer, gedelegeerd bestuurder bij landbouwadviesbureau DLV (United Experts). “Voor lopende dossiers kan dit binnenkort tot problemen leiden. Sommige dossiers zullen we na een uitstel van 120 dagen terug moeten intrekken omdat er anders wellicht een weigering komt.”

Concreet voorbeeld gemengd bedrijf

De PAS-referentie 2030 wordt berekend op basis van de gemiddelde dierbezetting in het productiejaar 2021, zoals opgegeven in de Mestbankaangifte. Deze dierenaantallen worden afhankelijk van de diercategorie verhoogd met een leegstandspercentage en vermenigvuldigd met de emissiefactor van het stalsysteem. De maximale uitstoot tegen eind 2030 (PAS-referentie 2030) wordt dan berekend door de generieke reductiedoelstellingen per sector in rekening te brengen.

Dit is de PAS-referentie 2030 van een fictief gemengd bedrijf met varkens, melkvee en vleesvee.

tabel 1

Het opgegeven fictieve bedrijf wil de volgende maatregelen nemen:

  • Een luchtwasser plaatsen op de niet-emissiearme vleesvarkensstal met een reductie van 70 procent. Dit zou een reductie halen van 1400 NH3/jaar.

  • Een mestschuif in de ligboxenstal 10 keer laten schuiven en de melkkoeien 1.400 uren per jaar beweiden (inclusief digitale registratie): een combinatie van maatregelen die een reductie op van 24 procent ( ofwel 250 NH3/jaar) oplevert.

  • Bij het jongvee en de zoogkoeien worden geen reductiemaatregelen genomen.

Met deze maatregelen kan een reductie gehaald worden van 1650 kg NH3/jaar en wordt voldaan aan de PAS-referentie 2030 met een berekende reductie van 1620 kg NH3/jaar, zonder maatregelen te nemen voor het jongvee en zoogkoeien.

Stel dat het opgegeven bedrijf de varkensstal van 800 vleesvarkens stopzet, zou dit een reductie van 2000 kg NH3/jaar opleveren. Dit is voldoende om aan de PAS-referentie van 1620 kg NH3/jaar te voldoen. Echter zal er ook nog een reductie van 5 procent gerealiseerd moeten worden bij het rundveegedeelte. Om dit te doen, wordt gekozen om een mestschuif in de ligboxenstal 6 keer te laten schuiven met een reductie van 10 procent. Met deze PAS-maatregel bij de melkkoeien heeft het bedrijf voldoende reductie om de 5 procent doelstelling voor het melkvee en het jongvee te realiseren.

tabel 2

Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij publiceerde per veeteelttak de toepassing van de stikstofwetgeving, de mogelijkheden om ammoniak te reduceren en de ondersteuning die de overheid kan bieden. Meer informatie kan je vinden op de website van het Agentschap.

Herstart vergunningsverlening bij veehouders blijft uit wegens incomplete berekeningswijze PAS-referentie
Uitgelicht
De berekeningstool van de PAS-referentie, de spil in de vergunningsverlening voor veehouders, blijft op zich wachten. De PAS-referentie 2030 is voor elk landbouwbedrijf uniek...
8 maart 2024 Lees meer

Bron: Agentschap Landbouw en Zeevisserij / eigen berichtgeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek