Staart de melkveesector zich blind op methaanuitstoot?

nieuws

Op het Zuivelsymposium eind vorige maand pleitte VLAM-voorzitter Guy Vandepoel om het Convenant Entherische Emissies Rundvee (CEER) uit 2019 open te breken en in de toekomst de volledige koolstofvoetafdruk van een melkveehouderij mee te nemen als duurzaamheidsindicator in plaats van enkel de directe methaanuitstoot. Het pleidooi kon op veel bijval rekenen en volgens sommigen mag het zelfs nog verder gaan. "Duurzaamheid is een tienkamp, geen sprint", klinkt het.

4 november 2024 Jozefien Verstraete
melkveekoeienstal

Net zoals de andere landbouwsectoren staat ook de melkveehouderij voor enkele stevige milieu- en klimaatuitdagingen in de nabije toekomst. Want naast een reductie van de methaanuitstoot zal ook de biodiversiteit en bodemkwaliteit op peil gehouden moeten worden, waarbij onderwerpen zoals waterverbruik, dierenwelzijn en voedselvoorziening niet uit het oog verloren mogen worden. Niet één uitdaging dus, maar een combinatie van uitdagingen die volgens sommigen nog te onderbelicht is in de sector.

In dit daglicht was het VLAM-voorzitter Guy Vandepoel die op het Zuivelsymposium eind oktober de kat de bel aanbond door het Convenant Enterische Emissies Rundvee (CEER) van 2019 in vraag te stellen. Enterische emissies zijn de methaanemissies die via de pensvertering vrijkomen bij herkauwers. Het convenant is voor de melkveesector het instrument om de doelstellingen van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2021-2030 mee te helpen halen. In dat plan worden de doelstellingen van de land- en tuinbouw onderverdeeld in subdoelstellingen, waaronder dus doelstellingen voor de enterische emissies. Zo wordt in deze subdoelstelling een reductie van de enterische emissies, uitgedrukt in CO₂-equivalent, van 19 procent (0,44 mton CO₂eq) ten opzichte van 2005 vooropgesteld. Dit kan via een maatregelenpakket bereikt worden, onder meer door voedermaatregelen en genetica en selectie.

“Wij stellen vast dat het convenant enkel op methaan stuurt”, aldus de voorzitter. “Ik krijg van veel melkveehouders de reactie dat ze reeds veel milieu- en klimaatinspanningen op hun bedrijf trachten uit te voeren, maar dat het convenant hen daarin niet ondersteunt of stimuleert. Net het omgekeerde geldt zelfs: het stimuleert net om te wachten tot de veevoederindustrie uiteindelijk met een oplossing komt waarbij de enterische emissies zullen verlagen via het veevoeder.” De voorzitter vraagt zich af waarom het convenant niet opengebroken kan worden om de volledige koolstofvoetafdruk van de veehouders in beeld te krijgen, in plaats van enkel de nauwe focus op methaan. “De koolstofvoetafdruk, of carbon footprint, is een stuk ruimer. Het neemt alle emissies van broeikasgassen mee, ook de indirecte emissies”, aldus Vandepoel. “Zo’n integrale beleidsaanpak is absoluut noodzakelijk om de rundveehouderij in de juiste richting te krijgen. Met de versnipperde insteken zoals nu geven we net tegenovergestelde signalen”, verduidelijkt hij zijn standpunt.

Ook Lien Callewaert, directeur bij de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie (BCZ) en ondervoorzitter bij de sectororganisatie MilkBE, volgt Vandepoel: “Wij zijn alvast vragende partij om de doelstellingen van het convenant vanuit een bredere, holistische kijk te hanteren waarin de volledige koolstofvoetafdruk meegenomen wordt.”

Agro-ecoloog Jeroen Watté, die op het symposium opriep voor meer regeneratieve melkveehouderijen, pleit ervoor om nog een stap verder te gaan en niet enkel te focussen op de koolstofvoetafdruk, want daarbij wordt biodiversiteit en bodemkwaliteit vaak op de achtergrond geduwd. Zuivelbedrijven hebben volgens Watté nu al een te grote fixatie op de koolstofvoetafdruk. “Een melkveehouder die hard zijn best doet in natuurinclusieve landbouw, zonder kunstmest en met een rantsoen van plaatselijke teelten, deed recent zijn beklag over de melkophaler. Deze laatste raadde hem aan om toch meer in te zetten op krachtvoer om de productie op te drijven, terwijl hij al heel hoogproductieve koeien heeft”, aldus Watté.

Marion Bloemendal, Head of Milk bij Danone, reageert hoe dit onder meer komt: “Wij zien dat onze extensieve biobedrijven, waar de melkproductie lager is, een hogere CO₂eq-voetafdruk hebben dan de intensieve bedrijven. Zij hebben een lagere voetafdruk.”

“Net deze redenering legt bloot dat CO₂-equivalent-uitstoot per liter melk geen goede indicator is", reageert INBO-onderzoeker Kurt Sannen, die op het Zuivelsymposium een lans brak voor meer kringlooplandbouw. “Duurzaamheid gaat niet alleen over broeikasgasuitstoot, het gaat niet alleen over methaan. Duurzaamheid gaat over zoveel meer. Het is een tienkamp, geen sprint”, luidt het. Ook volgens Sannen moet er veel meer gekeken worden naar de totale milieu- en klimaatimpact. “De tunnelvisie om alleen maar de CO₂eq-parameter te hanteren, helpt ons en de zuivelsector niet vooruit.”

De tunnelvisie om alleen maar de CO₂eq-parameter te hanteren, helpt ons en de zuivelsector niet vooruit

Kurt Sannen - INBO

Klimaat is een en-en-en-verhaal

Danone is het er niet mee eens dat er een veel uitgebreidere aanpak gehanteerd moet worden om vooruitgang te boeken. “Melkveehouders hebben nu al zoveel aan het hoofd, je kunt niet nog eens met drie of vier indicatoren komen. Dat zal niet lukken. Je kunt niet in één keer van de kelder naar de zolder gaan", aldus Bloemendal.

“Er is al heel wat gebeurd binnen de melkveehouderij op vlak van duurzaamheid", valt Callewaert Bloemendal bij. “Sinds 2014 hebben we een duurzaamheidsmonitor, dat is een initiatief op sectorniveau waarin de duurzaamheidsinitiatieven geïnventariseerd worden. In het begin waren er 35 criteria waarop gemonitord wordt, maar onlangs zijn we nog naar 42 criteria gegaan. Deze criteria reiken veel verder dan enkel uitstoot; het gaat ook over onder meer bodem, water en biodiversiteit.”

Callewaert wijst in de opsomming van de duurzaamheidsinitiatieven ook op het vernieuwde duurzaamheidscharter van de sectororganisatie. “In dit gedeeld engagement willen de zuivelondernemingen naast de verduurzaming van hun eigen bedrijf, ook de melkveehouder ondersteunen in het traject naar verdere verduurzaming.” De engagementen in het charter focussen zich vooral op het verminderen van de broeikasgasuitstoot. Zo belooft MilkBE in het charter om mee “hun schouders te zetten onder een verdere verduurzaming en reductie van broeikasgassen in de zuivelsector.” De landbouworganisaties hebben dan weer hun handtekening gezet onder de belofte om 'bedrijfsmanagementmaatregelen van het Convenant Enterische Emissies maximaal onder de aandacht te brengen bij hun leden” en “nieuwe innovatieve technieken om methaan en andere broeikasgassen te reduceren, te stimuleren en te onderzoeken.”

In het laatste engagement van het duurzaamheidscharter wordt de volledige set aan verduurzamingsfactoren toch even aangeraakt. Zo belooft de zuivelindustrie “initiatieven richting de melkveehouder te nemen om de klimaatdoelstellingen te halen. Dit is mogelijk via verschillende ‘pathways’, zoals klimaatscans, duurzaamheidspremies, duurzaamheidsprogramma’s en bepaalde maatregelen financieel te ondersteunen.”

Callewaert laat op het Zuivelsymposium weten dat BCZ en MilkBE “uiteraard graag verdere stappen in de duurzaamheid willen zetten, maar dat er ook over gewaakt moet worden dat het stap voor stap is en dat het effectief ook mogelijk en haalbaar is in de context van de bedrijfsvoering van de melkveehouder. Daarbij geldt vooral de kernstelling: er is geen miraculeuze one-size-fits-all-oplossing.” Met de one-size-fits-all-oplossing doelt Callewaert erop dat er geen enkele oplossing is die op alle bedrijven geïmplementeerd kan worden, alsook dat er geen oplossing is die alle uitdagingen in één keer oplost. “Er kan inderdaad niet zomaar van de kelder naar de zolder gegaan worden”, concludeert Callewaert.

Veerle Van linden, senior onderzoeker milieuduurzaamheid bij ILVO, beaamt dat er geen one-size-fits-all-oplossing is en dat het altijd de vrijheid van de boer als ondernemer is om te kiezen waar hij of zij voor gaat. “Waar ze zich goed bij voelen en waar ze kennis van hebben." Maar daarbij benadrukt Van linden wel dat er ondertussen veel maatregelen bestaan die meerdere klimaat-, omgeving- en milieu-indicatoren in één keer kunnen bevorderen. “De inzaai van grasklaver is bijvoorbeeld zo’n maatregel. Het verbetert de stikstofhuishouding en vermindert de afhankelijkheid van kunstmest, wat positief is voor de eutrofiering van de bodem", aldus de ILVO-onderzoeker.

ILVO heeft onlangs ook enkele ondernemingsmodellen uitgedacht voor een toekomstgerichte rendabele melkveehouderij, die telkens meerdere klimaat- en milieudoelen afchecken. “Het is dus zeker wel mogelijk", aldus Van linden. “Trek de milieu- en klimaatinspanningen dus veel verder open dan enkel de enterische emissies verlagen; het hangt uiteindelijk allemaal samen."

Als projectcoördinator van Klimrek legt Van linden ook de link naar het nut van de tool voor de melkveesector. “Via een scan kijken we op een bedrijf niet alleen naar de volledige klimaatuitstoot, maar onder meer ook naar andere milieu-indicatoren zoals de mate van eutrofiëring en verzuring van de omgeving. Dat is belangrijk, want na de scan schuiven de consulenten maatregelen naar voren om broeikasgasemissies te verlagen; daarbij controleren zij of het advies tegelijkertijd geen andere milieu-indicator op het bedrijf erger maakt.” Het feit dat de sectororganisatie MilkBE nu kiest om met die tool verder aan de slag te gaan, is volgens Van linden alvast een hele goede eerste stap in de goede richting. “Maar het is ook niet alles. Zo zijn er een aantal kwalitatieve maatregelen die we niet kunnen becijferen met onze tool. De bodemgezondheid bijvoorbeeld is iets dat we niet kunnen becijferen, maar wat uiteraard aandacht en advies verdient", aldus Van linden.

Push van beleid en markt nodig

Volgens Van linden zal het in de toekomst ook belangrijk zijn dat er altijd een verscheidenheid aan bedrijfsvoeringen blijft bestaan. Want niet alle indicatoren zijn verzoenbaar in elk bedrijf. Een doorgedreven aandacht voor dierenwelzijn is bijvoorbeeld niet op elk bedrijf even gemakkelijk te verzoenen met de klimaatissues. “Het zal voor landbouwers vooral duidelijk moeten worden wie voortaan wat waar mag doen", aldus Van linden.

Ook Sannen vindt dat het beleid dringend een richting moet aangeven waar naartoe gewerkt moet worden. “Elke melkveehouder maakt keuzes voor zijn bedrijf, die geïnspireerd worden door de markt, zijn omgeving en het beleid. Als we willen dat melkveehouders meer maatregelen nemen of een andere bedrijfsvoering volgen, moet daar meer op ingespeeld worden. Er wordt momenteel onvoldoende ondersteund door de markt en het beleid.”

“Het zal zeker voor een groot stuk uit de markt moeten komen", valt Watté bij. “Alle grote bedrijven die nu van greenwashing beschuldigd worden, zouden moeten kunnen aantonen dat ze werkelijk duurzaam zijn. Indien niet, vind ik dat ze moeten betalen. Ik ben fan van het systeem ‘paying for ecosystems’.” Beiden benadrukken dat er al enkele goede initiatieven, zuivelbedrijven en boeren zijn die inzetten om meerdere factoren in het klimaat- en milieuverhaal. Zo geeft Sannen nog enkele voorbeelden van zuivelbedrijven die reeds werken met een beloningssysteem dat melkveehouders stimuleert om naar de volledige set van indicatoren te kijken en niet enkel te focussen op CO₂eq-uitstoot.

INBO: “Circulaire, grondgebonden melkveehouderij deel van stikstofoplossing, maar verder onderzoek naar rendabiliteit nodig”
Uitgelicht
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) stelt in een nieuw onderzoek vast wat eerder al uit literatuur bleek: grondgebonden, circulaire melkveehouderij heeft een gro...
26 augustus 2024 Lees meer

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek