INBO: “Circulaire, grondgebonden melkveehouderij deel van stikstofoplossing, maar verder onderzoek naar rendabiliteit nodig”
nieuwsHet Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) stelt in een nieuw onderzoek vast wat eerder al uit literatuur bleek: grondgebonden, circulaire melkveehouderij heeft een groot positief effect op de vermindering van de stikstofdruk per hectare. Of kringlooplandbouw ook al dan niet rendabel is, werd maar in zeer beperkte mate onderzocht.
In opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij onderzocht INBO, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, de meerwaarde van een grondgebonden, circulaire melkveehouderij met een maximaal gesloten stikstofhuishouding. Aan de hand van modelmatige berekeningen vormde INBO twee types van gemiddelde Vlaamse melkveebedrijven virtueel om tot kringloopbedrijven. “Om de verschillen scherp te stellen gingen we uit van 100 procent kringlooplandbouw, wat wil zeggen dat de bedrijven volledig grondgebonden zijn, hun voeders zelf produceren en de dierlijke mest gebruiken op hun bedrijf”, aldus INBO. De resultaten bevestigen wat eerder uit literatuur bleek: het sluiten van nutriëntenkringlopen op een melkveebedrijf biedt tal van kansen om de stikstofverliezen op bedrijfsniveau te verminderen. “Deze aanpak heeft een groot positief effect op de vermindering van de stikstofdruk per hectare, de voornaamste bepalende factor voor het behalen van natuurdoelen”, concludeert INBO.
4 pijlers in kringlooplandbouw
Het onderzoek stelt vier belangrijke 'hefbomen' vast voor het beperken van stikstofverliezen via kringlooplandbouw. De eerste hefboom is lokaal geproduceerd veevoeder met een geringer gehalte ruw eiwit waardoor de behoefte aan extra krachtvoerder vermindert. Een kringloopbedrijf zal daarom zelf meer eiwitten moeten telen. Een uitgekiend teeltplan, waarin vlinderbloemigen een zeer belangrijke rol spelen, moet hierbij helpen. Er zal ook moeten verminderd worden in maïs, aangezien de teelt weinig eiwitten bevat en gemiddeld hoge nitraatverliezen heeft. Minder maïs in combinatie met meer eiwitteelten, meer grasland, meer weidegang en minder dieren per hectare, zou de stikstofdruk al deels verlagen volgens de onderzoekers.
Beter bodembeheer is ook een grote hefboom om de stikstofverliezen te beperken. Er zou moeten gezorgd worden voor een structuurrijke bodem die bereikt kan worden door de inzaai van vlinderbloemigen en andere groenbedekkers met diepe beworteling, maar ook door het bewerkstelligen van een optimaal gehalte aan organisch materiaal en minder bodembewerking met lichtere machines op het gepaste tijdstip. Naast het rantsoen, teeltplan en de bodemzorg identificeert INBO bemesting als de laatste grote hefboom. De bemesting zou beperkter moeten zijn waarbij zoveel mogelijk ter plaatste wordt geproduceerd. Boerderijcompost en stalmest verdienen daarbij de voorkeur boven drijfmest. Het hoofdaandeel zou organische mest moeten zijn waardoor de noodzaak voor kunstmest vermindert.
De vier hefbomen staan echter niet apart, maar zijn nauw met elkaar verbonden. Zo leidt minder bemesting onder meer tot eiwitarmere veevoeding, waardoor de mest opnieuw minder stikstof bevat. INBO stelde tijdens zijn simulatie vast dat deze mest "net voldoende was om terug genoeg voeder voor de veestapel te produceren". “Zonder extra input van stikstof via vlinderbloemigen kan het systeem niet blijven voortbestaan”, klinkt het. “Vlinderbloemigen ondersteunen eigenlijk alle hefbomen.”
Verder concludeert INBO nog dat de onderzochte kringloopcases zonder aanvoer van nutriënten van buitenaf interessante theoretische modellen zijn, maar niet in die vorm in de praktijk kunnen worden omgezet. Daar moet nog verder onderzoek naar gebeuren. “Daarnaast is grondgebondenheid ook sturend in de kringlooplandbouw”, aldus INBO. “De veestapel staat in verhouding tot het lokaal beschikbare veevoeder en de bemestingsruimte. Dit kan binnen een bedrijf gebeuren of door een samenwerking tussen bedrijven.”
Kringlooplandbouw wordt maar realistisch wanneer het bedrijfseconomisch plaatje klopt

INBO komt tot de slotsom dat kringlooplandbouw melkveehouders kansen biedt om duurzamer en economisch sterker te worden. Al werd dit laatste niet zo uitvoerig onderzocht, wat het rapport ook niet verbergt. “Het doel van de studie was niet om een bedrijfseconomische evaluatie te maken van kringlooplandbouw”, leest het rapport. “De voorgestelde kringloopcases werden wel op basis van bedrijfseconomische gemiddelden afgetoetst, maar dat is onvoldoende om een helder antwoord te kunnen geven op de vraag wanneer en hoe een kringloopaanpak een bedrijfseconomisch duurzame ontwikkelrichting is voor een specifiek melkveebedrijf. Het is aanbevolen om hier nog diepgaander onderzoek naar te doen. Want dit is één van de belangrijkste kritische succesfactoren voor het realiseren van meer kringlooplandbouw in Vlaanderen en bijgevolg het terugdringen van stikstofverliezen in de melkveehouderij.”
Bedrijfseconomische impact
De onderzoekers stellen dat welke weg er ook gekozen wordt, kringlooplandbouw in meer of mindere mate de inkomsten uit de verkoop van melk zal doen dalen. Zo zal de melkproductie per koe verminderen waardoor het inkomen uit melk daalt. Daarnaast zal ook de grondlast sterk doorwegen in de rendabiliteit want het bedrijf zal extra oppervlakte nodig hebben om enerzijds de eiwitteelten te telen en anderzijds meer weidegang te kunnen hebben. Dit wil zeggen dat het bedrijf ofwel minder vee moet houden, ofwel extra grond zal moeten pachten of aankopen. Beide opties wegen sterk door in de rendabiliteit. Dit zou volgens INBO deels kunnen opgevangen worden door samen te werken met natuurbeheerders.

Aan de andere zijde zal een kringloopbedrijf ook veel besparen op krachtvoeder. “Op gangbare bedrijven kan dit tot wel de helft van de variabele kosten uitmaken. Deze besparing is dan ook de grote bedrijfseconomische motor in de kringloopaanpak”, aldus INBO. “Daarnaast zou de melkveehouder ook een hogere melkprijs kunnen krijgen door samen te werken met een biolabel of sommige melkverwerkende bedrijven die een beloning voorzien voor duurzaamheid.”
Beleidslessen
In het kader van kringlooplandbouw bekritiseert INBO ook de landbouwpremies die effectgerichte maatregelen ondersteunen zoals bijvoorbeeld emissiearme stallen. “Deze ontwikkelrichting is moeilijker combineerbaar met de kringloopaanpak”, stelt INBO. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid voorziet nochtans al enkele ecoregelingen, agro-milieuklimaatmaatregelen en beheerovereenkomsten die aansluiten bij een kringloopaanpak in de melkveehouderij. Maar deze zijn onvoldoende om het verlies aan melkopbrengsten te compenseren.
“Het Vlaams Investeringsfonds (VLIF) en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn soms steunend voor een kringloopaanpak, maar stimuleren landbouwbedrijven nog vaak om meer in te zetten op effectgerichte maatregelen”, luidt het verder. INBO roept beleidsmakers op om werk te maken van een geïntegreerd beleidskader waarin de stikstofaanpak, het Mestactieplan en maatregelen ter vermindering van broeikasgasemissies samen worden bekeken en afgestemd worden met het landbouwondersteuningsbeleid. “Er is behoefte aan maatregelen specifiek voor kringlooplandbouw, zoals stimulansen voor eiwitarme rantsoenen en eigen eiwitteelt, en een beloningssysteem voor melkveebedrijven die overgaan naar een circulaire aanpak”, besluit INBO.
