Stikstofdepositie daalt met 10 procent, maar niet door de veehouderij
nieuwsVlaanderen kleurt plots lichter op de stikstofkaarten: de achtergronddepositie daalde met tien procent ten opzichte van vorige maand. Niet omdat de uitstoot ineens daalde, maar omdat de rekenmethode werd aangepast op basis van nieuw wetenschappelijk inzicht. Tegelijk werden veel stikstofnormen voor natuurgebieden strenger. Volgens het kabinet van Vlaams minister van Omgeving en Landbouw Jo Brouns (cd&v) heffen beide effecten elkaar grotendeels op. De impact voor de veehouderij blijft daardoor beperkt, maar voor een kleinere groep die reeds dicht tegen vergunningsdrempels aan zat, kan de herberekening wel degelijk gevolgen hebben.
Volgens de nieuwe cijfers is de gemiddelde stikstofneerslag met tien procent gedaald, een gevolg van een aanpassing in de rekenmethodiek. Zo telt organische stikstof voortaan niet langer mee. Die fractie werd jarenlang verondersteld op 2,1 kilogram stikstof per hectare per jaar, op basis van een studie uit 2008. Maar die bijtelling werd in vraag gesteld wegens wetenschappelijke onzekerheid. Onder meer Nederland en de VN nemen organische stikstof evenmin mee in hun normen. Vlaanderen nam daarom, in samenspraak met het INBO, ANB en VITO, de beslissing om deze component uit de berekening te schrappen. Nu bestaat de depositie alleen nog uit anorganische fractie, wat leidt tot een daling van de gemiddelde depositiewaarden van 20,7 naar 18,6 kg N/ha/jaar, of een verschil van tien procent.

Helft van de kritische depositiewaarden verstrengd
Tegelijk werden ook de zogeheten kritische depositiewaarden (KDW’s) bijgesteld. Dat is een wetenschappelijk bepaalde drempelwaarde die een indicatie aangeeft hoeveel stikstof een bepaald natuurlijk ecosysteem (of habitattype) via aanvoer uit de lucht maximaal kan verdragen, zonder dat daarbij de natuurlijke processen significant worden aangetast. Afhankelijk van de gevoeligheid heeft elk habitattype een eigen KDW.
In juni vernietigde de Raad van State het gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplan (GRUP) ‘Nelissen Steenfabrieken’ omdat de stikstofeffectbeoordeling gebaseerd was op de toen geldende KDW’s. Die waren volgens de Raad niet gestoeld op de best beschikbare wetenschap. Naar aanleiding hiervan werden de KDW’s aangepast, in lijn met een KDW-advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) uit 2024. 42 van de 74 habitattypes kregen een lagere, en dus strengere KDW dan voorheen.
Deze actualisatie draagt enkele gevolgen met zich mee voor de berekening van de impactscore van veehouders. Want als KDW’s verschuiven, verschuift de impactscore van veehouderijen mee.
De impact van de actualisatie op de veehouderijen is miniem, maar verschilt van veehouderij tot veehouderij
Welke impact hebben beide actualisaties nu voor veehouders?
Om de impact van een veehouderij op de omliggende natuur te bepalen, wordt de stikstofuitstoot omgerekend naar depositie. Aan de hand van die depositie wordt berekend hoeveel een project procentueel bijdraagt aan de KDW’s van nabijgelegen habitattypes. In het stikstofdecreet worden twee drempelwaarden (0,025% en 50%) gebruikt om aan de hand van de impactscore te bepalen welke bewijsstukken een veehouderij nodig heeft bij het al dan niet toekennen van een vergunning. Onder de drempel van 0,025 procent is een vergunning van onbepaalde duur vrijwel meteen mogelijk. Boven die grens wordt het dossier complexer.
Een lagere KDW kan leiden tot een hogere impactscore voor een bedrijf, waardoor de vergunningsdrempels van 0,025 en 50 procent sneller worden overschreden. Tegelijkertijd zorgt ook de daling in de achtergronddepositie, met het schrappen van de organische stikstof, ervoor dat de KDW’s niet zo rap bereikt worden.
Volgens het kabinet van minister Brouns compenseert de schrapping van de organische stikstof de verstrenging van veel KDW’s in de impactbeoordeling. “De impact van de actualisatie op de veehouderijen is miniem, maar verschilt van veehouderij tot veehouderij”, benadrukt het kabinet. “De wijzigingen in de KDW’s sterkt ons meer dan ooit opnieuw in de overtuiging dat we zo snel mogelijk naar ene meer emissie gebaseerd vergunningenbeleid moeten gaan.”
Opgepast geblazen voor flirters
Aangezien het gros van de veehouderijen al tussen de drempels van 0,025 en 50 procent zat, heeft de actualisatie voor hen geen gevolgen. Zij moeten nog steeds hun PAS-referentie tegen 2030 halen als ze een hervergunning voor onbepaalde duur wensen. Aan hun PAS-referentie verandert ook niets met de actualisatie.
Maar voor veehouders die eerder met de drempel van 0,025% flirtten, kan de actualisatie wél gevolgen hebben. Kleine uitbreidingen kunnen nu alsnog boven de drempelwaarde uitkomen, waardoor hun vergunningsaanvraag een passende beoordeling vereist. In Vlaanderen zou dit over enkele tientallen bedrijven gaan. Degenen met een lopende vergunningsaanvraag, zullen hun dossier moeten aanpassen.
Ook de andere drempelwaarde van 50 procent kan voor sommige veehouders nu een aandachtspunt vormen. Want al wie boven de 50 procent zit, komt in het piekbelasterstraject terecht met extra moeilijkheden om een vergunning van onbepaalde duur te verkrijgen.
Sneller uitzicht op dalende stikstoftrend
In gebieden waar de KDW’s gelijk gebleven zijn of zelfs licht verhoogd, zorgt de daling van de achtergronddepositie voor een bijkomend gunstig effect. Daar zal waarschijnlijk in de toekomst sneller een neerwaartse stikstoftrend zichtbaar worden, een vereiste voor extern salderen. Via extern salderen kan een bedrijf uitbreiden boven zijn PAS-referentie door stikstofruimte over te nemen van een ander bedrijf dat geheel of gedeeltelijk stopt. Dit is enkel mogelijk als er een neerwaartse stikstoftrend in het gebied is, en deze niet wordt gehypothekeerd door het uitbreidingsproject.

Opkoopregelingen voor alle maatwerkgebieden liggen klaar
19 januari 2024Eventuele gevolgen voor maatwerkgebieden?
Vlaanderen kende tot nu toe vijf zogeheten maatwerkgebieden: zones waar de generieke stikstofmaatregelen onvoldoende waren om de doelstellingen te halen. Voor vier van de vijf gebieden zijn bijkomende maatregelen genomen die niet op veehouders van toepassing zijn, omdat de grootste bijdrage aan de stikstofdruk bijvoorbeeld uit het buitenland komt. Wel werd voor ieder maatwerkgebied een flankerend beleid voorzien voor wie lokale geen toekomstperspectief meer zag. Door de actualisatie kunnen sommige maatwerkgebieden mogelijk wegvallen of bijkomen. Verdere toelichting kon het kabinet daar voorlopig niet over geven.
