Wat wijzigt er tegenover het vorige stikstofakkoord?

Milder voor de landbouwsector is zowat de meest gehoorde samenvatting van het nieuwe stikstofakkoord dat in de nacht van maandag op dinsdag werd afgesloten. “Toch blijft de uitdaging voor de landbouwsector bijzonder groot, daar zijn we ons zeker bewust van”, zo klonk het meermaals tijdens de persconferentie van de Vlaamse regering. De komende zeven jaar lijken bijzonder zwaar te worden voor de sector, maar nadien wil Vlaanderen het over een andere boeg gooien en van een depositiebeleid evolueren naar een emissiebeleid.

14 november 2023  – Laatst bijgewerkt om 15 november 2023 11:21 Griet Lemaire
Lees meer over:
persconferentie stikstofakkoord 2023

“Van immens belang voor Vlaamse welvaart”

Het persmoment op het kabinet van Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) was bijna een heruitgave van de bekendmaking van het vorige stikstofakkoord, maar dan met een reeks andere protagonisten. Bart Somers (Open vld) was als viceminister-president vervangen door Gwendolyn Rutten en er zaten ook drie parlementsleden mee aan tafel. Wilfried Vandaele (N-VA), Peter Van Rompuy (cd&v) en Steven Coenegrachts (Open Vld) onderhandelden mee over dit akkoord.

Net als acht maanden geleden overheerste een gevoel van opluchting bij de regerings- en parlementsleden. Volgens Jambon is met dit akkoord “de gordiaanse knoop rond stikstof ontward”. “Het was de bedoeling om tot een akkoord te komen dat door de drie partijen gedragen is en dat juridisch robuust is.” Hij wijst erop dat de Vlaamse regering eens te meer in staat is om in de moeilijkste dossiers knopen door te hakken.

“Het belang van dit akkoord is immens voor het behoud van de Vlaamse welvaart. We vermijden een economisch horrorscenario”, zo zei de minister-president nog. Hij wees er ook op dat stikstof het meest dominante dossier geweest is van heel de legislatuur. “Nochtans staat het woord stikstof niet in het regeerakkoord vermeld. Dat is allemaal het gevolg van de vernietiging van de omgevingsvergunning van een kippenstal in Kortessem door de Raad van Vergunningsbetwistingen”, zo startte hij de evolutieschets van het dossier.

stikstofakkoord 3 Jan Jambon

Ook decretale verlenging aflopende vergunningen

Hij eindigde die schets bij het kritische advies van de Raad van State over het voorstel van stikstofdecreet dat door meerderheidspartijen N-VA en Open Vld was ingediend in het Vlaams parlement, zonder akkoord van cd&v. Door dit negatieve advies moesten de drie regeringspartijen weer vol aan de bak om een oplossing te vinden voor de kritiek van de Raad van State. Naast de vakministers Zuhal Demir (N-VA, Omgeving) en Jo Brouns (cd&v) moest ook eerst Bart Somers als viceminister-president (Open Vld) mee aan tafel. Een week geleden nam hij echter afscheid van zijn ministerpost en mocht Gwendolyn Rutten hem opvolgen. Dat deed de evenwichten aan de onderhandelingstafel kantelen, al leek er ook voor Rutten mee aanschoof al bereidheid bij N-VA om tot een akkoord te komen.

Volgens Jambon houdt dit nieuwe akkoord ook in dat de decretale verlenging van aflopende vergunningen er kan komen. Dat betekent dat bedrijven wiens vergunning al eens decretaal werd verlengd tot eind 2023 of bedrijven die hun vergunning eind 2023 of in de loop van 2024 zien aflopen, een hervergunning zullen krijgen tot eind 2024. Dat die decretale verlenging, die beloofd werd in het akkoord van maart, uitbleef, zorgde voor veel onzekerheid en stress bij de landbouwers. Vorige week trok Boerenbond hierover nog aan de alarmbel.

Vergunningsdrempels

Voor landbouw zijn er een aantal belangrijke nieuwigheden tegenover het akkoord dat in maart van dit jaar werd afgesloten. Wat wel overeind blijft, zijn de vergunningsdrempels en het onderscheid daarbij tussen landbouw en industrie. Voor landbouwbedrijven ligt die drempel op 0,028 procent en voor industriële bedrijven op één procent.

In het vorige akkoord was er nog een bijkomend onderscheid. Zo kon de industrie boven die drempel nog een vergunning krijgen als het een gunstige passende beoordeling kan voorleggen, voor landbouw kon dat niet. Boven die drempel van 0,028 procent was een landbouwbedrijf per definitie onvergunbaar. Die harde vergunningsdrempel verdwijnt nu. Ook landbouwbedrijven die een gunstige passende beoordeling kunnen voorleggen, kunnen in de toekomst nog vergund worden.

G8-scenario als leidraad

Uiteraard is het zo dat ongeveer 7.000 van de 8.000 veebedrijven vandaag een impactscore heeft die hoger is dan die drempel. Maar op zich is dat geen probleem als het louter om een hervergunning gaat. Die drempel van 0,028 procent is voor landbouw enkel van belang voor nieuwe bedrijven of voor uitbreiding van bestaande bedrijven, is te horen bij cd&v en Open Vld. Alle bestaande bedrijven kunnen een vergunning van onbepaalde duur krijgen wanneer ze ten laatste tegen 2030 voldoen aan het zogenaamde G8-scenario.

Dat scenario bevat een aantal generieke reductiedoelstellingen per subsector. Zo moeten varkens- en pluimveebedrijven hun stikstofuitstoot tegen 2030 met 60 procent terugbrengen in vergelijking met hun veebezetting van 2021. Er wordt wel een uitzondering gemaakt voor ammoniakemissiearme stallen. Bedrijven die al zo’n stallen in gebruik hebben, moeten voor die stallen geen extra inspanningen meer leveren. Voor rundveebedrijven is er op sectorniveau een reductiedoelstelling vooropgezet van 15 procent tegen 2030 in vergelijking met 2015. Op bedrijfsniveau moeten landbouwers verplicht een reductie van vijf procent realiseren. Er komen tussentijdse evaluaties om te bekijken of de sectordoelstelling binnen bereik blijft.

Rode bedrijven

Voor de piekbelasters of zogenaamde rode bedrijven wordt er niet langer een onderscheid gemaakt tussen nieuwe en oude piekbelasters omdat dit onderscheid te complex is om te onderbouwen. Net als de piekbelasters die in 2015 werden aangeduid, kunnen de nieuwe piekbelasters volgens het nieuwe akkoord kiezen uit twee opties. De eerste optie is de vrijwillige sluiting van de veetak van het bedrijf of de vrijwillige reconversie van het bedrijf en dat uiterlijk op 31 december 2030. Wie voor deze optie kiest, kan rekenen op flankerend beleid. Net als in het vorige akkoord geldt dat hoe vroeger bedrijven kiezen voor stopzetting of omschakeling, hoe hoger het bedrag dat ze krijgen als vergoeding.

In een tweede optie is een sluiting niet langer aan de orde. Wel moeten ze net als alle andere veebedrijven hun emissies terugbrengen volgens het G8-scenario. Valt hun impactscore hiermee nog niet onder de 50 procent, dan zijn bijkomende reducties nodig. De betrokken landbouwers moeten dit eveneens doen tegen uiterlijk 2030. Wie zijn vergunning voor die datum ziet aflopen, zal deze inspanning vroeger moeten doen om een nieuwe vergunning te krijgen.  

Extern salderen

Een expliciete eis van cd&v die in het vorige akkoord nog niet werd ingeschreven, is het extern salderen. Dit houdt in dat landbouwers een deel van de uitstootrechten kunnen overnemen van stoppende bedrijven die impact hebben op hetzelfde natuurgebied. In maart werd beslist om dat aan een nieuw milieuonderzoek (MER) te onderwerpen vooraleer het mee te nemen. Omdat dit milieuonderzoek nog steeds niet is opgestart, weigerde cd&v in juli nog het voorstel van decreet voor een eerste keer goed te keuren. De partij vreesde na de verkiezingen met lege handen komen te staan.

Daar is in het nieuwe akkoord een mouw aan gepast. Het principe staat ingeschreven in het tekstvoorstel, al zal het op korte termijn slechts doorgang vinden op beperkte schaal omdat het binnen de huidige MER enkel kan in de gebieden waar een dalende trend is op vlak van stikstofdepositie en waar die trend door de uitwisseling van de rechten niet gehypothekeerd wordt. Zo komen initieel slechts enkele honderden bedrijven in aanmerking voor het extern salderen. Bovendien moeten de bedrijven die er gebruik van willen maken ook een gunstige passende beoordeling voorleggen. Het invoeren van het systeem in heel Vlaanderen zou dan ten vroegste in 2025 kunnen wanneer het nieuwe MER-onderzoek, dat zou opstarten begin 2024, is afgerond.

Er wordt op gewezen dat het extern salderen enkel mogelijk zal zijn tussen landbouwers onderling en dus niet tussen landbouw en industrie, zoals dat bijvoorbeeld in Nederland wel het geval is. Bovendien staat er ook een beperking op de hoeveelheid stikstofuitstootrechten die uitgewisseld kunnen worden tussen landbouwbedrijven.

Turnhouts Vennengebied

Goed nieuws is er voor de veehouders in het Turnhouts Vennengebied. Dit gebied wordt in het nieuwe akkoord niet langer onder een stolp geplaatst. Dat bleek niet langer houdbaar na de kritiek van de Raad van State. Die gaf aan niet te begrijpen waarom er enkel werd voor gekozen om aan het Turnhouts Vennengebied een extra taakstelling op te leggen. Volgens het rechtscollege waren er ook andere maatwerkgebieden waar de opdracht even groot, zo niet groter, was dan in het Turnhouts Vennengebied.  

Daarom krijgen de veehouders in het gebied nu dezelfde maatregelen opgelegd als in de rest van Vlaanderen. Wanneer zij voldoen aan de reductiedoelstellingen van het G8-scenario kunnen zij ook na 2030 een vergunning krijgen. Dat betekent dat pluimvee- en varkensbedrijven die al ammoniakemissiearm zijn, gewoon kunnen verder doen. Voor de andere geldt de verplichting om hun uitstoot met 60 procent terug te dringen in niet-ammoniakemissiearme stallen. Rundveehouders moeten hun stikstofuitstoot verplicht met vijf procent reduceren.

Wel blijft Piet Vanthemsche er aan als intendant en werkt hij verder aan zijn ontwikkelingsplan dat uiterlijk op 10 maart 2025 klaar moet zijn. De maatregelen uit dat plan, zoals ruimtelijke allocatie, en de lopende vrijwillige opkoopregeling blijven van kracht in de regio. Wie zijn bedrijf wil stopzetten, kan in een getrapte stoppersregeling stappen. Die houdt in dat deze bedrijven hun uitstoot of aantal dieren tegen uiterlijk 2030 reduceren volgens het G8-scenario. De resterende dieraantallen of uitstoot kan aangehouden worden tot uiterlijk 2035 waarna een definitieve stopzetting volgt.

Het bewarend beleid dat van kracht was voor bedrijven binnen de perimeter blijft van kracht voor de duurtijd van de opmaak van het ontwikkelingsplan plus twee jaar. Vergunningen die in tussentijd aflopen, kunnen tot dit moment verlengd worden. Wie al aan de volledige G8-reductiedoelstelling voldoet, krijgt – zoals eerder gezegd – gewoon een nieuwe vergunning voorbij 2030.

Technologische oplossingen

De Raad van State had ook opmerkingen over de ammoniakemissiearme technieken en de technieken op de PAS-lijst omdat er onduidelijkheid was over de wetenschappelijke onderbouwing van die reductietechnieken. Gezien het belang dat deze technieken in het stikstofakkoord hebben, werd er extra aandacht aan besteed door de onderhandelaars. Zo werd afgesproken dat het Wetenschappelijk Comité Veeteelt (WeComV) ten laatste drie maanden na de vaststelling van het stikstofdecreet een Vlaams PAS-meetprotocol zal opmaken zodat leveranciers van nieuwe emissiereducerende technieken hiermee aan de slag kunnen gaan.

Er wordt ook decretaal verankerd dat wanneer vergunningen worden verleend die gebruik maken van technieken op de PAS-lijst, dat zij niet kunnen worden bijgesteld wanneer de techniek toch niet zo efficiënt blijkt en het reductiepercentage wordt aangepast. Er wordt ook een fastlane procedure in het nieuwe decreet ingeschreven zodat technieken die al in Nederland erkend zijn, ook in Vlaanderen snel ingang kunnen vinden. Daarnaast wordt er ook extra tekst en uitleg over proefstalvergunningen opgenomen. Zo kunnen er per testtechniek maximaal drie proefvergunningen worden afgeleverd en krijgen zij een vergunning van maximaal 15 jaar met de mogelijkheid tot flankering.

Beleid over andere boeg na 2030

De grootste aanpassing tegenover het vorige akkoord is dat het beleid maar voor een relatief korte termijn zal gelden. Het decreet zal slechts gelden tot en met 31 december 2030. Vanaf 1 januari 2031 wil de Vlaamse regering een nieuw beoordelingskader voor vergunningsaanvragen klaar hebben. Daar was landbouwminister Brouns al langer vragende partij voor en hij vond een medestander in viceminister-president Rutten. Voor de periode na 2030 willen de partijen een onderhandeling met Europa opstarten. Eén van de vragen die daarbij op tafel ligt, is om minder strenge regels te verkrijgen voor natuurgebieden in dichtbevolkte regio’s.

Dat betekent dat het huidige stikstofakkoord, dat gebaseerd is op stikstofdepositie, maar een duurtijd van zeven jaar zal hebben. Het wordt “een eerste horde op weg naar de doelstelling om onze beschermde habitatgebieden tegen 2050 in een gunstige staat van instandhouding te brengen”. Er wordt op gewezen dat het een beleidskeuze is om tegen 2030 de stikstofdeposities in Vlaanderen te verminderen. “Maar het is geen sluitende, noch de enige mogelijke manier. Er is een bredere meer omvattende aanpak nodig om onze natuur in goede staat van instandhouding te krijgen”, klinkt het.

Na 2030 moet dat depositiebeleid omgezet worden in een emissiebeleid: een werkbaar en wetenschappelijk onderbouwd systeem dat uitgaat van stikstofuitstoot. Dat moet gecombineerd worden met natuurbeheer én er moet rekening gehouden worden met de effecten van klimaatverandering.

Juridische robuustheid?

De vraag van één miljoen is of dit decreet voor een rechtbank standhoudt. Net als bij het vorige stikstofakkoord, dat onderuit werd gehaald in een advies van de Raad van State, maakte de minister-president zich ook weer sterk dat het nieuwe akkoord “juridisch robuust” is. Ook voor Gwendolyn Rutten die als Vlaams parlementslid de juridische onderbouwing van het vorige akkoord meermaals aan de kaak stelde, was dit een belangrijke parameter.

Op de persconferentie werd door Jambon benadrukt dat dit akkoord tegemoetkomt aan alle kritiek van de Raad van State. De wetenschappelijke onderbouwing zat al verweven in het milieueffectenrapport en VITO werd opgeroepen om nog een aantal zaken extra te onderbouwen. Die zullen ook in een memorie van toelichting meegenomen worden in het decreet. Dat zou in het eerste voorstel van decreet niet het geval zijn geweest.

Ook Rutten maakt zich sterk dat er op die manier een antwoord wordt geboden op de kritiek van de Raad van State, al leeft er bij cd&v toch wat meer terughoudend op dat vlak. De partij beseft dat het decreet geen schoonheidsprijs zal winnen. Het alternatief zou zijn om met een wit blad te beginnen, maar dat zou volgens cd&v nog jaren onzekerheid met zich meebrengen. Vandaar dat ervoor gekozen werd om het bestaande decreetsvoorstel zo goed mogelijk bij te spijkeren om het meer solide te maken.

De tekst van het akkoord moet nu omgezet worden in een amendement dat als meerderheidsamendement aan het voorstel van decreet dat in juli werd ingediend, zal toegevoegd worden. Volgens de minister-president is het de bedoeling om tegen eind november de teksten van het amendement klaar te hebben. De juristen die zich hebben gebogen over het advies van de Raad van State, zullen daar nauw bij betrokken worden. Vervolgens wil de regering de teksten in alle transparantie bespreken in het parlement.

Professor milieurecht Kurt Deketelaere is er niet van overtuigd dat de principes van dit nieuwe akkoord zullen standhouden voor het Grondwettelijk Hof. “Het is erg gesteld met de Vlaamse rechtstaat. Met dit akkoord is de rechtszekerheid er alleen maar op achteruitgegaan. Het is juridisch prutswerk”, klinkt zijn harde oordeel. Zo heeft hij kritiek op het extern salderen dat aanvankelijk zal geregeld worden via een omzendbrief. “Eigendomsrechten, want dat zijn uitstootrechten, via een omzendbrief regelen, dat is juridische onzin.”

Het grootste probleem is volgens hem dat de vergunningsdrempels voor landbouw en industrie blijven bestaan. De regering wil daarmee het bedrijfsleven geruststellen, maar zo'n automatisme inbouwen, kan niet. De Raad van State is daar in een vorig advies al over gevallen, terwijl de regering toen ook dacht dat de teksten genoeg gemotiveerd waren”, stelt Deketelaere. Wat volgens de professor wel moet gebeuren, is werken met een individuele passende beoordeling, dossier per dossier, die de impact van stikstof op de omliggende natuurgebieden in kaart brengt. "Dat biedt de meeste rechtszekerheid. Dit akkoord is een façade, het is window dressing." 

Tussen 2004 en 2009 was Deketelaere naast professor achtereenvolgens kabinetsadviseur en kabinetschef van de Vlaamse cd&v-ministers van onder meer Leefmilieu en Energie Kris Peeters en Hilde Crevits. Hij zit in de raden van bestuur van de Maatschappij voor Roerend Bezit van de Boerenbond (MRBB, de financiële holding van de Boerenbond), van Arvesta en van het investeringsfonds AIV van Boerenbond.

Juristen: "Stikstofdecreet valt niet te herstellen. Terug naar de tekentafel"
Uitgelicht
Uit juridische hoek klinkt een duidelijk boodschap na het advies van de Raad van State. “Het stikstofdecreet is niet te herstellen. De Vlaamse regering moet opnieuw naar de te...
3 oktober 2023 Lees meer

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek