Vlaams-Brabant omarmt korte keten via voedselhubs

Is er een toekomst voor korte-ketenlandbouw om onze hoofdstad opnieuw te voeden? Met deze vraag in het achterhoofd onderzochten acht studenten van de Universiteit Gent onder leiding van Frank Nevens de mogelijkheden in Vlaams-Brabant. De taalbarrière tussen de boeren in het Pajottenland en de afnemers in Brussel en het gewestelijke karakter van sommige subsidiemogelijkheden vormen alvast enkele van de uitdagingen. Als antwoord werden samen met de lokale bevolking enkele initiatieven opgestart in de vorm van voedselhubs.
17 september 2018  – Laatste update 14 september 2020 14:46
Lees meer over:

Is er een toekomst voor korte-ketenlandbouw om onze hoofdstad opnieuw te voeden? Met deze vraag in het achterhoofd onderzochten acht studenten van de Universiteit Gent onder leiding van Frank Nevens de mogelijkheden in Vlaams-Brabant. De taalbarrière tussen de boeren in het Pajottenland en de afnemers in Brussel en het gewestelijke karakter van sommige subsidiemogelijkheden vormen alvast enkele van de uitdagingen. Als antwoord werden samen met de lokale bevolking enkele initiatieven opgestart in de vorm van voedselhubs.

Groenten produceren en vervolgens verkopen op de lokale markt. Nog geen eeuw geleden was dit de norm, maar tegenwoordig is korte-ketenlandbouw eerder een niche geworden. Na de Tweede Wereldoorlog werden landbouwbedrijven steeds groter en was de lokale markt niet langer winstgevend. Intussen neemt de vraag naar korte-ketenproducten echter weer toe. Ook landbouwers willen meer inzetten op de korte keten maar geven wel aan dat ze hiervoor ondersteuning kunnen gebruiken, bijvoorbeeld via nieuwe samenwerkingsplatformen.

Onder de naam ‘Plattelandsacademie’ startte Frank Nevens samen met acht masterstudenten aan de Universiteit Gent een project op om de mogelijke impact van korte-ketenlandbouw te onderzoeken. Vraag, aanbod en infrastructuur bleken reeds aanwezig te zijn in Vlaanderen, maar op politiek en administratief/logistiek vlak, zijn nog belangrijke hindernissen te nemen. “We weten dat gelijkaardige projecten ook in de andere gewesten lopen, maar omdat de taalbarrière communiceren moeilijk maakt en omdat de subsidies die worden toegekend aan een project enkel in het gewest mogen worden ingezet dat ze toekent, is samenwerking moeilijk”, aldus Nevens. Tijdens dit project werden verschillende initiatieven opgestart en onderzocht om van korte-ketenlandbouw een grootschalig succes te maken.

Wat naast politiek overleg dikwijls nog ontbreekt, is ondersteuning in al die taken waar een landbouwer niet per se door gepassioneerd is, maar die wel nodig zijn om een individueel bedrijf en een coherent korte-ketencircuit van formaat succesvol te maken. Om hierin te kunnen voorzien, werden reeds enkele lokale en regionale samenwerkingsplatforms, ofwel ‘voedselhubs’, opgericht. “Bij het horen van het woord ‘voedselhub’ denken velen aan een fysiek platform, zoals een groentenmarkt.”, vertelt Nevens, “Maar een voedselhub kan ook een virtueel platform zijn dat toelaat om via het internet als het ware vraag en aanbod op elkaar af te stemmen”. Daarnaast kunnen nog veel andere functies worden toegekend aan de voedselhubs, afhankelijk van lokale behoeften.

Door het oprichten van voedselhubs, wordt de nood aan logistieke en administratieve ondersteuning ingevuld. Lokaal verkopen heeft echter nog andere voordelen. Particulieren willen graag lokaal eten. Eens ze ontdekt hebben waar lokaal geteeld voedsel kan gekocht worden, zorgt mond-op-mondreclame voor een deel van de nodige marketing. “Daarnaast zijn er ook financiële voordelen voor de landbouwer, want boeren die op de lokale markt hun producten kunnen verkopen, schakelen een hele keten van tussenhandelaars uit. Het gevolg is dat zonder stijging van de prijs voor de eindverbruiker, toch hogere inkomsten kunnen worden verkregen voor de landbouwer”, legt Nevens uit.

De studenten bestudeerden niet enkel de problemen en kansen van korte-ketenlandbouw in het Pajottenland, maar bouwden ook mee aan enkele initiatieven in Vlaams-Brabant. In Herne zijn enkele bewoners gestart met het ontwerpen van een lokale ‘voedselhub’: een soort lokaalmarkt waar iedereen terecht zal kunnen voor groenten, zuivel, fruit en vlees van lokale boeren. Zo wordt met lokaal geteelde en gemalen granen, brood gebakken en verkocht door mensen met een mentale beperking onder begeleiding van een bakker. Bovendien moet de voedselhub een ontmoetingsplek worden waar bezoekers zich kunnen verdiepen in allerlei aspecten rond voeding, zoals workshops over bakken en koken of groenten en fruit telen. De studenten peilden naar de slaagkansen van het initiatief en hielpen de geëngageerde burgers bij een businessplan voor de bakkerij en de hub.

In Pamel geeft de provincie Vlaams-Brabant gronden in concessie voor biologische landbouw. Een deel van de gebouwen en serres op het terrein zijn ook vrijgekomen en de provincie overweegt ook daar de mogelijkheid van een ‘voedselhub’: een logistiek knooppunt waar men producten van verschillende telers kan samenbrengen en op efficiënte wijze naar Brussel vervoeren. De studenten bestudeerden het potentieel van zo’n hub en stelden ook een aantal extra functies voor: consumenten informeren, collega-landbouwers inspireren, markten verkennen (met name Brussel) en vraag en aanbod op grote schaal op elkaar afstemmen.

Frank Nevens besluit: “De studenten hebben met hun onderzoek aangetoond dat korte-ketenlandbouw ook op grote schaal zou kunnen werken. Voornamelijk de administratieve en logistieke steun ontbreekt nog op vele plaatsen maar vindt ondertussen zijn toegang tot Vlaanderen onder vorm van voedselhubs. Eens deze hindernissen zijn aangepakt, zal de korte-keten landbouw echter floreren en kan de geëngageerde korte-keten landbouwer zich weer meer focussen op de landbouw.”

Meer informatie: UGent-Crelan leerstoel landbouwinnovatie

Bron: |

In samenwerking met: UGent-Crelan leerstoel landbouwinnovatie

Beeld: Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen UGent

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek