Parlementairen krijgen realitycheck over gewasbescherming: "Misschien hebben we mensen te weinig geïnformeerd"
nieuwsDrie vaak gehoorde claims over gewasbescherming kregen een realitycheck tijdens een informatiesessie voor leden van de landbouwcommissie van het Vlaams parlement. “De aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen wordt vaak automatisch als probleem gezien. Onterecht”, vindt professor Dany Bylemans. “Misschien hebben we het publiek daar te weinig over geïnformeerd.”
Het debat over gewasbeschermingsmiddelen laait in het Vlaams parlement geregeld hoog op. Om de polarisatie te doorbreken en de feiten scherper te stellen, nodigden verschillende ketenpartners onlangs de leden van de landbouwcommissie uit voor een informatiesessie. Parlementsleden van alle fracties tekenden aanwezig, uitgezonderd die van Groen en PVDA die zich niet inschreven. Het parlementslid van Open Vld moest op het laatste moment afhaken wegens ziekte.
Voor de vele praktijkverhalen aan bod kwamen, zetten Barbara De Coninck en Dany Bylemans, beiden professor aan de KU Leuven, de wetenschappelijke feiten op een rij en prikten ze enkele hardnekkige misverstanden door.
1. Mits aanpassingen kunnen landbouwers zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen werken
In theorie is alles mogelijk. Maar is de kost ervan nog in evenwicht met het voorgesteld probleem, vraagt Bylemans zich af. “In Zwitserland onderzoekt men sinds 2018 het verschil in opbrengst bij tarwe met en zonder chemische bescherming,” zegt De Concink. “Met gewasbeschermingsmiddelen wordt gemiddeld zeven ton per hectare geoogst, zonder slechts 5,2 ton.”
“Een Vlaamse studie bracht recent het inkomensverlies in kaart als enkel de PFAS-houdende middelen tussen 2018 en 2024 weggevallen zouden zijn,” vult Bylemans aan. “Meer dan de helft van de graantelers zou hoogstens uitzonderlijk nog winst maken. Vooral bedrijven met al een lage rendabiliteit zouden zwaar verliezen lijden. Wie snoeit in gewasbescherming, snoeit dus ook in oogstzekerheid en inkomenszekerheid van landbouwers.” Zonder enige chemische gewasbeschermingsmiddelen zou het merendeel van de landbouwbedrijven kapseizen.
Voor sommige ziekten hebben landbouwers vandaag helemaal geen oplossing
Volgens De Concink blijven chemische middelen dan ook noodzakelijk in de sector om de voedselzekerheid te garanderen, al is reductie mogelijk via geïntegreerde gewasbescherming (IPM). “Maar dan moeten landbouwers wel kunnen terugvallen op alternatieven. Vandaag is die alternatieve toolbox te beperkt. Er zijn weinig biologische producten op de markt en hun efficiëntie is vaak ook wisselvallig.”
“IPM werkt met selectieve producten, gericht op één ziekteverwekker in plaats van breedwerkende middelen. Maar daarvoor moet zo’n selectief middel wel bestaan”, vult Bylemans aan. Bovendien betekent IPM niet automatisch een minder gebruik van middelen, waarbij hij nog een misvatting duidt. “Als er een andere ziekteverwekker is, heb je een tweede middel nodig. Bovendien zijn veel middelen niet meer zo effectief, waardoor herhaalde toepassingen nodig zijn.”
Nieuwe ziekten duiken bovendien geregeld op. “In Italië zag ik perenboomgaarden die ondanks herhaaldelijke bespuitingen 100 procent werden aangetast door de Aziatische stinkwants,” vertelt Bylemans. “Naast bestrijdingsmiddelen wordt vaak ook natuurlijke vijanden ingezet. Maar omdat veel van deze beestjes exoten zijn, hebben ze hier geen natuurlijke vijanden en valt die optie ook weg. Voor sommige ziekten hebben landbouwers vandaag dus helemaal geen oplossing, en dat geldt niet alleen voor nieuwe. Soms keren oude ziekten terug waarvoor intussen geen enkel middel meer beschikbaar is.
Het gezondheidsrisico van een tekort aan groenten en fruit is veel groter dan dat van gewasbeschermingsmiddelen
2. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen brengt een groot risico met zich mee voor de gezondheid van de consument
Bylemans vindt dat de gezondheidsrisico’s rond gewasbeschermingsmiddelen eerlijker moeten worden besproken. “Het feit is dat het werkelijke risico extreem laag is, maar dat raakt vaak volledig ondergesneeuwd in het debat. Vergelijk je met andere levensrisico’s, dan staan gewasbeschermingsmiddelen helemaal onderaan”, zegt hij. De aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) wordt berekend door de dosis zonder enig schadelijk effect in dierproeven te delen door een veiligheidsfactor van minstens honderd. “In de bouwsector wordt doorgaan een veiligheidsfactor van 1,35 genomen”, geeft Bylemans de parlementsleden mee “Niemand ligt wakker van gebouwen die zullen instorten, we vertrouwen in de normen. Maar de veiligheid van gewasbeschermingsmiddelen, die extreem hoog is, staat bij velen wel hoog op de agenda.”

Hij hekelt de angst rond gewasbeschermingsmiddelen. “Hun aanwezigheid wordt automatisch gelinkt aan ‘een probleem’”, aldus Bylemans. “We hebben Vlamingen misschien te weinig geïnformeerd dat, net zoals henzelf, planten ook vaak ziek worden en medicijnen nodig zijn.”
Hij wijst ook op een ander gezondheidsrisico: dat van niet genoeg groenten en fruit eten. “Zonder gewasbeschermingsmiddelen wordt voeding veel duurder. Vooral mensen met een laag inkomen zullen dan afhaken, terwijl het gezondheidsrisico van een tekort aan groenten en fruit veel groter is dan dat van gewasbeschermingsmiddelen.”
Als oogsten mislukken, zal er nog meer land bewerkt moeten worden om dezelfde hoeveelheid voedsel te produceren
3. Het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen zal resulteren in een beter florerend milieu
Kunnen we elk effect van pesticiden op het milieu uitsluiten? “Nee, net zoals je geen enkele impact op het milieu kunt uitsluiten van reizen of die aangename temperatuur van 20 °C in je woonkamer”, aldus Bylemans. “Maar bekijk het in perspectief: we zullen de planeet niet redden door voedsel uit het buitenland te importeren. De EU heeft het strengste systeem ter wereld voor de evaluatie van pesticiden.”
Dit bevestigt De Concinck: “De EU beschikt over één van de strengste wetgevingen rond gewasbeschermingsmiddelen, zowel voor het op de markt brengen als voor het duurzaam gebruik ervan. Dit om het milieu, de biodiversiteit en de consument te beschermen, en resistentieontwikkeling te voorkomen.” De Concink haalt ook aan dat het bannen van de middelen een impact zal hebben op de biodiversiteit, aangezien er veel mislukte oogsten zullen zijn zal er op meer land bewerkt moeten worden, voor dezelfde productie.
Ze wijst erop dat Wageningen Universiteit berekende dat de EU 11 miljoen hectare extra akkerland nodig zou hebben om een productieverlies van 12 procent op te vangen bij een reductie van 50 procent in chemische gewasbeschermingsmiddelen, zoals de farm-to-forkstrategie tegen 2030 voorstelt.

Bylemans pleit er ook voor om resultaten van maatregelen veel vaker en consequenter op te volgen. Hij haalt het verbod op veel neonicotinoïden aan. “Die middelen verdwenen omwille van hun effect op bijen. Maar zeven jaar later blijkt 2024 het slechtste jaar ooit voor de bijen. Vandaag zijn dus eigenlijk middelen verdwenen aan een milieukost die hoger is dan voordien.” Hij vraagt zich ook af of het beleid de burger moet volgen die geen gewasbescherming wenst, of de consument die goedkope producten vraagt aan een perfecte (esthetische) kwaliteit.
Wat volgens hem wel vaststaat, is dat een succesvolle groene transitie nood heeft aan enerzijds een toolbox met een selectie gewasbeschermingsmiddelen die landbouwers als laatste redmiddel kunnen inzetten, maar ook aan toegang tot NGT’s, een veel vlotter registratieproces voor biologische gewasbeschermingsmiddelen en een EU die daar niet voor terugdeinst. “Handel ook steeds op basis van feiten en wetenschap, en maak bredere risicogebaseerde beoordelingen”, geeft hij de parlementsleden nog mee.
