Studenten uit het middelbaar leren boeren in het buitenland

De Europese Unie biedt middelbare studenten met haar Erasmus+ programma een mogelijkheid aan om in het buitenland stage te lopen. Een kans om de Vlaamse oogkleppen af te gooien en te zien hoe men hun aangeleerde stiel aanpakt in andere landen. “In Vlaanderen zijn we zeer opgejaagd en ligt het werktempo opmerkelijk hoger dan de landen waar ik op stage ben geweest”, getuigt Lars Vangeluwe die ervaring opdeed in Zweden, Frankrijk en Frans-Guyana.

7 november 2023  – Laatst bijgewerkt om 8 november 2023 14:59 Jozefien Verstraete
Lees meer over:
french-guiana-1207208_1280

Lars is zesdejaarsstudent aan het Vrij Land- en Tuinbouwinstituut (VLTI) uit Torhout, dat al 24 jaar lang de kans aan zijn studenten biedt om ervaring op te doen in het buitenland. “Leerlingen gaan op buitenlandse stage om hun stiel te leren, om eens op hun eigen benen te staan en te zien hoe het eraan toegaat in een ander land”, vertelt Laurent Inghelbrecht, eindverantwoordelijke van de buitenlandse stages in het VLTI. “Ze leren er een andere cultuur, een nieuwe taal en een nieuwe kijk op hun stiel kennen, want vaak is er een andere werkcultuur en krijgen de leerlingen voor het eerst te maken met een ander soort bodem, klimaat, gewassen of dieren. Op en na de stages zien we dat leerlingen reflecteren over wat goed en minder is aan onze eigen Vlaamse maatschappij.”

De leerlingen van het VLTI Torhout kunnen dankzij de inzet van hun leerkrachten op stage naar 26 landen, van Europese landen zoals Denemarken en Frankrijk tot niet-Europese landen als Canada en Senegal. De stage duurt tussen de vier en negen weken en gaat vaak door tijdens de vakanties. De meeste leerlingen doen één stage, maar sommigen hebben de smaak te pakken en doen er meerdere. “Zo hebben we leerlingen die in totaal een half schooljaar stage lopen, gespreid over twee schooljaren”, aldus Inghelbrecht.

Lessen uit Frans-Guyana

Vorige zomer vertrokken vier VLTI-leerlingen samen naar Frans-Guyana in Zuid-Amerika, dat raar maar waar integraal deel uitmaakt van de Europese Unie, voor zes weken op stage bij gemengde bedrijven met onder meer varkens, pluimvee, zoetwatervis en subtropische teelten. In de streek is het er dag en nacht rond de 30 graden Celsius met een hoge luchtvochtigheid. “Zoveel goede landbouwgrond is er niet en ook invoeren vanuit buurland Brazilië is sterk aan banden gelegd vanuit Europa”, duidt Inghelbrecht. “Bijgevolg zijn de prijzen voor voeding in de winkels heel hoog, is er veel invoer uit moederland Frankrijk en zijn veel landbouwbedrijven naar West-Vlaamse normen er op niveau van keuterbedrijfjes, zowel qua schaalgrootte als qua efficiëntie. Veel bedrijfjes kweken veel verschillende teelten en dat deels voor eigen consumptie.”

Afbeelding1

Voor de stagiairs was het een memorabele ervaring op de bedrijven. “Elke dinsdag en vrijdag moesten we kippen en varkens slachten om erna te verkopen op de markt”, vertelt Lars. “En de mest van de varkens moesten we dagelijks met de tuinslang wegspoelen, want ze hadden geen beerput.” In de varkensafdeling hebben de stagiairs ook zeugen laten dekken via natuurlijke dekking en biggen gecastreerd. Het water geven en voederen van de biggen bleek ook zeer arbeidsintensief te zijn aangezien alles met de hand moest gebeuren. “De vleesvarkens krijgen tot 2,5 kilogram voeder per vleesvarken per dag. Er worden vitamines en mineralen bijgegeven. De stagiairs vroegen naar meer informatie over de voederconversie van de varkens, maar dat leek er een minder belangrijk kengetal te zijn. De varkens worden er geslacht op 180 dagen”, aldus Inghelbrecht. 

“Naast het werk aan de varkens, hebben we ook de chef geholpen met het planten van subtropisch fruit en hebben we eieren helpen verpakken”, geeft Lars nog mee. “De baas van het stagebedrijf haalt van 20 lokale leghennenhouders de eieren op, sorteert, verpakt en verdeelt ze naar winkels en supermarkten in Frans-Guyana. Ook commercialiseert hij daarnaast vleeskippen.” Het gehele bedrijf is bio, omwille van de subsidiëring. Controles zoals van FAVV zijn er nauwelijks en worden vooraf aangekondigd.

Opmerkelijke verschillen

“Er zijn veel verschillen met de landbouwcultuur in Vlaanderen”, duidt Lars. “Eerst en vooral was er een veel lager werktempo, en dat was niet alleen in Frans-Guyana. Dit viel me ook op in Zweden en Frankrijk. Landbouwers uit het buitenland zijn minder gestrest. Ze nemen veel meer de tijd. Daar kon ik me wel in vinden. Daarnaast loopt de techniek in Frans-Guyana decennia achter vergeleken met wat we hier in Vlaanderen hebben. Alles werd er met de hand gedaan. Er was geen enkele tractor op de boerderij te bespeuren.”

Voedingsprijzen en respect

Ook de voedingsprijzen vielen zowel de leerlingen als leerkrachten op. “De Franse supermarktketens zoals Carrefour en Hyper U zijn er goed vertegenwoordigd. Je koopt er net dezelfde producten als in het moederland Frankrijk, maar die zijn wel een pak duurder”, aldus Inghelbrecht. “Veel verse groenten en fruit worden er verkocht aan vijf tot zeven euro per kilo. Ook de inlands geteelde voeding, zowel groenten, fruit als vlees, zijn er duur. Avocado’s aan tien euro per kilo zijn geen uitzondering. Wat veruit goedkoopst in de winkels ligt, is diepgevroren Belgische prei aan 1,99 euro per kilogram. Ook de Belgische melk van Laiterie Des Ardennes ligt aan heel scherpe prijzen in de winkelrekken. De lage voedselprijzen in België dwingen de Belgische landbouwers al decennia lang om te groeien en te innoveren. Maar in Frans-Guyana lukt het hen om minder efficiënt te boeren aan goede marktprijzen.”

In vergelijking met Frans-Guyana is er in ons land zoveel goedkoop kwaliteitsvol voedsel te koop, en toch is het respect hier voor de landbouwers zo klein

VLTI-stagairs

“In ons land is er zoveel goedkoop kwaliteitsvol voedsel te koop, in vergelijking met Frans-Guyana”, reflecteren ook de stagiairs. “En toch is het respect hier voor de landbouwers zo klein. Daar lijkt het erop dat elke Guyanees dankbaar is dat er al eten op tafel komt, ook al is het zo duur.” Een groter respect voor de landbouwers in het buitenland merkten bijna alle stagiairs op. “Velen in het buitenland weten dat alle voeding van boeren komt. Hier denken sommige stadsmensen dat voeding uit de fabriek komt en gaan we er vanuit dat voedsel vanzelfsprekend is”, klinkt het. “De landbouwgerelateerde maatschappelijke debatten over stikstof, natuur en dierenwelzijn ontbreken in de meeste van de stagelanden", geeft de leerkracht nog mee. “Al staat dierenwelzijn in Frankrijk wel hoog geagendeerd en hebben buurlanden Nederland en Duitsland ook te maken met stikstof.”

Andere werkcultuur

Naast een ander werktempo bleek ook een andere werkcultuur leerlingen opgevallen te zijn in hun stagelanden. “Bij grote bedrijven waarbij de boer als bedrijfsleider veel aan zijn bureau zit, komt in de eerste instantie vaak de reactie van leerlingen dat de baas zelf niet ‘werkt’”, geeft Inghelbrecht mee als voorbeeld. “Enkele dagen later in de stage komen ze uiteraard tot inzicht dat de bedrijfsleider wel degelijk veel moet doen.”

In Zweden viel het Lars dan weer op dat er “veel minder regels zijn.” “Als je hier een stal wil bouwen, moet je eerst een vergunning aanvragen, wat meestal al niet lukt. In Zweden moet je precies gewoon eens babbelen met de buren of de stal niet in de weg staat voor hen en ze beginnen te bouwen.” Stagegever Peter Naeyaert uit het Zweedse Dala-Järna nuanceert: “Het klopt dat het hier in Zweden milieutechnisch veel gemakkelijker gaat. Om een stal te bouwen heb je zelfs geen architect nodig. Omwille van dierenwelzijn moet je bij het Zweeds ministerie van Landbouw voor je gaat bouwen een ‘voorproeving’ aanvragen. Je geeft daarin aan hoe groot de boxen gaan zijn, hoe de ventilatie geregeld zal zijn, enzovoort. Met hun raadgevingen krijg je dan twee jaar tijd om de stal te bouwen. Vooraleer je dieren erin kunnen wordt de nieuwe stal gekeurd.”.

De buitenlandse stages blijken voor de leerlingen enorm leerrijk te zijn. Want net zoals Lars vertrokken er 39 leerlingen vorig schooljaar op buitenlandse stage met elk hun eigen verhalen, opgedane kennis en ervaring. “Velen van hen blijven nauwe contacten houden. Zo horen we af en toe van de leerlingen dat ze na hun middelbare school er nog eens naar toe willen gaan, of er gaan wonen en werken.”, aldus Inghelbrecht.

Hoe zal een boer in de toekomst nog kunnen boeren tussen alle uitdagingen door?
Uitgelicht
Groene Kring, de vereniging voor jonge land- en tuinbouwers werkt achter de schermen aan een langetermijnvisie voor de landbouwsector. “De sector is elke dag bezig met de huid...
11 september 2023 Lees meer

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek