Lossen Vlaamse soja en quinoa de verwachtingen in?

Ten vroegste begin volgend jaar zal er een Europese erkenning zijn voor de twee sojasoorten die door ILVO zijn ontwikkeld. Dat heeft Landbouwminister Hilde Crevits (CD&V) geantwoord op een vraag van Tom Ongena (Open Vld). Op vandaag is de teelt van soja in Vlaanderen nog niet rendabel. Ook quinoa-pioniers botsen nog op enkele obstakels.

10 november 2020  – Laatst bijgewerkt om 10 november 2020 17:35

ILVO, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek, Inagro, HOGENT en UGent zetten al enige tijd sterk in op de ontwikkeling van lokale eiwitrijke teelten in Vlaanderen. Doel is om te komen tot meer eiwitvariatie en een afbouw van de import van buitenlandse soja.

“In de Food Pilot van ILVO en Flanders’ FOOD in Melle wordt een heuse eiwitstraat aangelegd en op de site van ILVO in Merelbeke komt een droog- en triagelijn voor kleinere teelten met afzet in de humane voeding”, vertelt Vlaams parlementslid Tom Ongena. “De soja- en quinoaprogramma’s zijn het best bekend, maar er wordt ook hard gewerkt aan peulvruchten, zoals erwten, veldbonen, nierbonen, kikkererwten en linzen.”

Peulvruchten zijn interessante gewassen voor Vlaanderen. Als vlinderbloemige voorzien ze voor een deel zelf in hun bemesting en dat van de volgende teelt, door stikstof uit de lucht te fixeren. Daardoor passen ze goed in een ruimere teeltrotatie en in de Europese ambitie om het gebruik van meststoffen sterk te verminderen. Verschillende peulvruchten trekken bovendien bestuivers en andere nuttige insecten aan, wat de biodiversiteit bevordert, waardoor dergelijke teelten in de Green Deal van de Europese Commissie passen.

Het is uiterst belangrijk dat de landbouwers goed begeleid worden bij hun eerste ervaringen met nieuwe teelten zoals soja

Hilde Crevits - Vlaams minister van Landbouw

Soja nog niet rendabel

Hoe is het gesteld met de evolutie van deze gewassen op vlak van areaal, opbrengst en begeleiding van landbouwers? Die vraag legde Ongena voor aan minister Crevits, die in haar antwoord verwijst naar de twee sojarassen die werden veredeld door ILVO. “Die zijn in 2019 aangemeld voor een toelating op de Belgische rassenlijst. Het officiële rassenonderzoek duurt minstens 2 jaar, dus ten vroegste begin 2021 kunnen deze rassen goedgekeurd worden”, aldus de minister.

Het areaal soja toont een geleidelijke stijging, van 17 hectare in 2016 naar 91 hectare in 2020. “Het is uiterst belangrijk dat de landbouwers goed begeleid worden bij hun eerste ervaringen met deze nieuwe teelt”, zegt Crevits. “Rassenkeuze, inoculatie, zaaitechniek, onkruidbestrijding en eventuele stikstofbemesting zijn cruciaal voor het succes van deze teelt.”

In praktijkomstandigheden blijft de opbrengst immers nog laag en is in de meeste gevallen nog niet rendabel. “Het beperkt aantal toegelaten gewasbeschermingsmiddelen op de Belgische markt voor sojateelt is één van de grootste oorzaken voor de lage opbrengsten bij landbouwers”, stelt Crevits. “Momenteel wordt hard gewerkt om meer gewasbeschermingsmiddelen door de federale overheid erkend te krijgen.”

Ongena benadrukt dat zijn partij niet pleit voor meer gewasbeschermingsmiddelen, wel voor een gericht gebruik ervan. “Velen zijn voorstander van meer alternatieve eiwitten van bij ons ter vervanging van de invoer van soja uit bijvoorbeeld Zuid-Amerika. Maar onze boeren moeten dan wel de juiste instrumenten krijgen om die alternatieve eiwitten, zoals bijvoorbeeld soja, hier te telen.”

Quinoa-microbe

Ondanks de grote interesse in de teelt van quinoa, botsen veel landbouwers op enkele problemen zoals afzetmogelijkheden en het rassenaanbod. Het areaal in Vlaanderen bleef in 2020 ook steken op 34 hectare, tegenover 41 hectare in 2016. QUILO, een traject onder leiding van ILVO, moet de knelpunten verder onderzoeken.

“Binnen QUILO worden rassen vergeleken in meerjarige veldproeven. Een set van Europese en Noord-Amerikaanse rassen werd al één seizoen getest”, duidt de minister. “Op de definitieve oogstresultaten is het nog even wachten.”

Naast gewasopbrengst worden kwaliteitskenmerken zoals zaadkleur, korrelgrootte, saponinegehalte (bepaalt mee de bitterheid) en eiwitgehalte momenteel onderzocht. Deze eigenschappen zijn belangrijk voor de consument en daardoor doorslaggevend voor het vermarkten. Daarnaast worden aspecten zoals bemesting, zaaidichtheid en rijafstand onder zowel biologische als conventionele omstandigheden geoptimaliseerd. Kennis uit deze proefvelden wordt aangevuld met praktijkervaringen.

In het QUILO-project hebben twee actieve quinoatelers al een proef aangelegd, waarbij ze variëren met de zaaidichtheid en rijafstand. “Samenwerking met landbouwers is belangrijk om zowel de resultaten uit het onderzoek te valideren als de al aanwezige kennis van de quinoa-pioniers ook ter beschikking te stellen van de sector”, aldus Crevits. “Interesse is er zeker. Via een WhatsApp-groep volgden deze quinoa-telers in spé van nabij de quinoateelt tijdens het afgelopen groeiseizoen, zowel bij de projectpartners als de quinoatelers. Zo worden ze op de hoogte gehouden, overleggen zij met andere collega landbouwers en brengen ze de quinoa-‘microbe’ over op elkaar. Ondertussen bestaat de groep al uit 15 telers. Van hen wordt verwacht dat ze in de loop van het project onder begeleiding van de partners van QUILO starten met de teelt van quinoa.”

Om aan de slag te gaan met deze veelbelovende eiwitrijke teelten moeten boeren voldoende begeleid en gestimuleerd worden. Dat gebeurt onder andere door sensibilisering en kennisdeling via studiedagen en demonstratieprojecten van onderzoekscentra. In het huidige GLB worden ook subsidies voorzien voor de teelt van vlinderbloemige gewassen. ILVO en de praktijkcentra staan in voor de specifieke begeleiding van boeren die willen starten met nieuwe teelten.

Zo organiseerde ILVO eind augustus, samen met Hogent, UGent en Inagro, de contactdag ‘Samen bouwen aan ketens voor lokaal geteelde peulvruchten’. “Op deze contactdag werden relevante actoren in de keten samengebracht: van landbouwers, loonwerkers, actoren in de zaadschoning tot verwerkers en retailers”, aldus Crevits. “Landbouwers gingen er in gesprek met de verwerkende industrie, weliswaar op kleine schaal. Landbouwers hebben vaak interesse in één of meerdere peulvruchten en naargelang hun interesse en hun bedrijfsvoering (bv. gangbaar of biologisch), neemt ILVO hen mee in projectaanvragen. Zij werken projectvoorstellen uit waarbij ze samen met de landbouwers de uitdagingen van de teelt van peulvruchten aangaan. Projecten kunnen gericht zijn op teelten die nog niet gangbaar zijn, maar ook op bedrijfsprojecten waarbij een afnemer in zee gaat met een aantal lokale landbouwers.”

Bron: Eigen verslaggeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek