Hoe ziet een duurzame Europese veestapel eruit?

Een nieuw rapport, dat de Europese Commissie onlangs publiceerde, wil een bijdrage leveren aan het debat over de duurzame transitie van de Europese veehouderij. Die sector heeft verstrekkende gevolgen voor het milieu, de economie en de samenleving. “Om de duurzaamheid van onze voedselsystemen te vergroten, moet naar alle drie de invalshoeken worden gekeken, waarbij een systematische aanpak van cruciaal belang is”, klinkt het.

27 oktober 2020  – Laatst bijgewerkt om 27 oktober 2020 16:57

Het milieueffect van de veehouderijsector is aanzienlijk. Die gevolgen zijn zowel negatief, denk aan de uitstoot van broeikasgassen, als positief dankzij het beheer van permanent grasland, dat de biodiversiteit ten goede komt en de koolstofopslag in bodems bevordert.

Hoewel er veel is gedaan om de negatieve effecten te verminderen, kan er nog veel meer worden gedaan. Dit is een van de belangrijkste bevindingen van de externe studie over de toekomst van de veehouderij in de EU. Met deze studie, die is opgesteld door twee onafhankelijke deskundigen, wil de Europese Commissie het debat voeden over de duurzaamheid van de veehouderijsector.

Economisch en sociaal belang

In de hele EU speelt de veehouderijsector een belangrijke economische en sociale rol. Zo bedroeg de waarde van de dierlijke productie en de dierlijke producten in de EU-28 170 miljard euro in 2017, wat neerkomt op 40 procent van de totale landbouwactiviteit. Bovendien bieden de Europese veehouderijbedrijven werk aan ongeveer 4 miljoen mensen, met gemiddeld 1 à 2 werknemers per veehouderijbedrijf.

0

170 miljard euro – waarde van veehouderij in EU-28 in 2017

0

4 miljoen mensen zijn tewerkgesteld in de sector

Wat de consumptie betreft, dekt het eiwit van dierlijke oorsprong meer dan 50 procent van het totale eiwitgehalte van het Europese dieet. In 2020 zal elke Europeaan naar verwachting 69,5 kilogram vlees en 236 liter melk consumeren. De afgelopen jaren wordt een dalende trend opgetekend in de vlees- en zuivelconsumptie in de EU. Naar verwachting zal de vleesconsumptie tegen 2030 nog verder dalen. Ook in de winkelkar van de gemiddelde consument is een verschuiving merkbaar, van minder rundvlees naar meer varkens- en pluimveevlees.

Milieu-uitdagingen

De studie beschrijft de aanzienlijke milieueffecten van de veehouderijsector, zowel in positieve als in negatieve zin. In 2017 produceerde de landbouwsector in de EU-28 10 procent van de totale broeikasgasemissies in de regio, wat minder is dan de industrie (38%) of het transport (21%).

Als de emissies in verband met de productie, het vervoer en de verwerking van diervoeders worden meegerekend, is de veehouderijsector verantwoordelijk voor 81-86 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen door de landbouw. Bovendien draagt de veehouderij bij tot stikstofoverschotten en is ze een belangrijke veroorzaker van ammoniak, wat leidt tot aanzienlijke milieuschade.

De milieueffecten van de veehouderij zijn aanzienlijk, zowel positief als negatief

De veehouderij draagt bij aan de uitstoot van broeikasgassen in de EU via haar effecten op de koolstofvoorraden in de bodem. Zo leidt de omzetting van landbouwgrond in grasland of bossen tot meer koolstofopslag, terwijl de omzetting van bossen en grasland in landbouwgrond het tegenovergestelde effect heeft. Dat leidt tot emissies van koolstof. Vee speelt een belangrijke rol in het landgebruik, die zowel positief als negatief kan zijn op lokaal en mondiaal niveau, denk bijvoorbeeld aan veranderingen in het landgebruik voor het voederen van dieren en het beheer van mest.

Vee, met name herkauwers, kunnen een positief effect hebben op de biodiversiteit en de koolstofuitstoot in de bodem via het behoud van permanent grasland en heggen en een optimaal gebruik van mest. Deze positieve effecten zijn sterk afhankelijk van het type veehouderij en de lokale omstandigheden waarin deze plaatsvindt. De conclusie van de studie is dat het niet mogelijk is om de veestapel als geheel te beschouwen.

Verduurzaming van de veehouderij

In de studie wordt de efficiëntie van de veeteelt in de EU benadrukt. Als de productie in de EU wordt verlaagd, bestaat het risico - als de mondiale vraag naar vlees aanhoudt of toeneemt - dat de productie naar andere delen van de wereld wordt verlegd. Bovendien zou een vermindering van de veehouderij in de EU niet leiden tot duurzamere agrovoedingsketens.

Veehouderij is meer dan alleen voedselproductie

De onderzoekers benadrukken dat er rekening moet gehouden worden met de verschillende productiesystemen, die verschillende positieve en negatieve milieuprestaties hebben. Tot slot stellen ze dat bij de overgang naar duurzamere voedselsystemen het economische en sociaal-culturele belang van de sector niet mag worden genegeerd. Veehouderij is meer dan alleen voedselproductie.

De veehouderij kan volgens de onderzoekers een sleutelrol spelen in deze transitie. De studie suggereert dat veeteeltsystemen moeten evolueren om een scala aan goederen en diensten te leveren, in plaats van zich alleen te laten leiden door het doel van de productie. Klimaat, gezondheid en dierenwelzijn moeten centraal staan bij de innovatie van de veeteeltsystemen van morgen.

Innovatie zal van cruciaal belang zijn om de negatieve effecten van de sector te verminderen, met inbegrip van het gebruik van agro-ecologische benaderingen, technologie en circulaire landbouw. De productieve efficiëntie moet worden verhoogd, met een mix van nieuwe technologieën en agro-ecologische praktijken. Op die manier kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest verminderd worden, terwijl de productiviteit gehandhaafd wordt en het behoud van natuurlijke hulpbronnen gewaarborgd.

De veeteelt mag zich niet alleen laten leiden door het doel van de productie. Klimaat, gezondheid en dierenwelzijn moeten centraal staan bij de innovatie van de veeteeltsystemen van morgen

Ten slotte wijst de studie ook op het belang van behoorlijk bestuur om de continuïteit van landbouwbedrijven te verzekeren en te voorkomen dat de werkgelegenheid in gevaar komt tijdens de overgang naar duurzame veeteeltsystemen. De transitie naar dergelijke systemen zal door het overheidsbeleid moeten worden aangemoedigd en beloond door middel van zichtbaarheid en economisch rendement.

De rol van het GLB en de Farm-to-Fork-strategie

De Farm-to-fork-strategie, die in mei 2020 door de Europese Commissie is gepresenteerd en deel uitmaakt van de Green Deal, is gericht op het verduurzamen van onze voedselsystemen. Deze overgang zal de voedselzekerheid waarborgen, de toegang tot gezonde voeding verzekeren, de ecologische en klimatologische voetafdruk van de voedselsystemen van de EU verminderen en tegelijkertijd het levensonderhoud van alle actoren in de voedselvoorzieningsketen veiligstellen.

Om dit te bereiken schuift de strategie enkele concrete doelstellingen voor 2030 naar voor: zo moet 25 procent van de landbouwgrond voorbehouden worden voor biologische landbouw, moet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en van antibiotica voor landbouwhuisdieren en aquacultuur met 50 procent verminderen en het gebruik van meststoffen met ten minste 20 procent.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zal een belangrijk instrument zijn bij deze overgang en bij het bereiken van deze doelstellingen. In het toekomstige GLB zal elke lidstaat een strategisch plan moeten opstellen. De lidstaten zullen in hun plannen uitleggen hoe zij de GLB-instrumenten zullen gebruiken om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Farm-to-Fork-strategie, op basis van hun lokale omstandigheden en behoeften. Bovendien biedt het toekomstige GLB instrumenten om duurzame landbouwpraktijken verder te bevorderen, zoals milieuregelingen, en verbintenissen op het gebied van milieu- en klimaatbeheer. Beide hebben tot doel landbouwers te belonen voor hun inspanningen op vlak van duurzame landbouw, zoals het gebruik van precisielandbouw, agro-ecologische benaderingen en biologische principes.


Bron: Eigen verslaggeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek