“Binnen 15 jaar zal zeker 65 procent van de kleine landbouwbedrijven verdwenen zijn”
duidingVolgens een aantal stemmen in de landbouwsector staat de sector aan de vooravond van een overnamegolf waarbij grotere bedrijven de kleintjes opslokken. Een landschap met veel minder, maar veel grotere bedrijven of coöperaties dan we nu kennen, zal hierbij het nieuwe normaal worden. Hoe is de sector daar beland en wat zijn valkuilen van zo’n toekomstig landschap?
De evolutie naar een landbouwsector met een daling van kleinere bedrijven en een toename van grotere bedrijven is al vrij lang bezig. “Als je de statistieken bekijkt zie je in de voorbije 40 jaar dat het aantal bedrijven afneemt, maar de hectares landbouwareaal niet”, duidt professor landbouweconomie aan de Universiteit Gent, Xavier Gellynck. “Maar door allerlei factoren werd deze evolutie vertraagd omdat landbouwers onder meer ondersteuning kregen en er een minimuminkomen gegarandeerd werd. Zo werden veel bedrijven als het ware kunstmatig in leven gehouden. Ondertussen is het landbouwbeleid niet meer hetzelfde als 40 jaar geleden en zie je dat die beweging steeds versnelt.” Een versnelling die zo rap gaat dat Gellynck ervan uitgaat dat zeker 65 procent van de landbouwbedrijven verdwenen zal zijn binnen 15 jaar. Het merendeel zal volgens de landbouweconoom overgenomen worden door sectorgenoten, waardoor de landbouwbedrijven veel groter zullen worden dan we ze vandaag kennen.
Het is voor landbouwers bijna onmogelijk om nog te groeien op vlak van productie op de bestaande locatie
Kantelpunt
De oorzaak van de versnelling heeft deels te maken met de overnameproblematiek waarbij veel oude boeren geen opvolgers vinden. “Jonge boeren weten vandaag gewoonweg niet of het wel verstandig is om te starten met boeren. Er is geen rechtszekerheid en geen perspectief”, schetst voorzitter van Groene Kring, Justine Arkens, de situatie bij jonge landbouwers. “Daarnaast is het ook niet meer zo eenvoudig om over te nemen. Kijk naar de druk en de prijs die vandaag op landbouwgrond ligt, dat is een heel groot probleem. Veel jonge land- en tuinbouwers hebben de passie, de capaciteiten en de kennis om te starten of over te nemen, maar kunnen dit niet wegens een gebrek aan financiële middelen.”
Niet enkel het tekort aan jonge boeren ligt aan de oorzaak van de versnelling. “De investeringen die landbouwbedrijven op de dag van vandaag moeten doen op vlak van onder andere milieutechnologie en precisielandbouw, zijn pas mogelijk als het bedrijf over een schaal beschikt die de investering kan terugverdienen”, duidt Gellynck de problematiek die ook niet-starters hebben.
Patrick Herijgers, adviseur bij landbouwadviesbureau DLV ziet dat de sector op vlak van overnames zich momenteel op een kantelpunt bevindt: “Er lopen steeds meer dossiers binnen van zaakvoerders die ook op een andere locatie aan de slag willen.” Het stikstofarrest en de vergunningenproblematiek ziet Herijgers als belangrijkste oorzaak en ook als drijfveer voor het scharnierpunt. “Het is voor landbouwers bijna onmogelijk om nog te groeien op vlak van productie op de bestaande locatie. Een bedrijf dat denkt om verder te ontwikkelen, moet daarom zijn pijlen richten op een andere locatie”, aldus Herijgers. “Daarnaast zien we ook dat overheden, of toch zeker in de provincie Antwerpen, eerder willen dat bestaande landbouwbedrijven overgenomen worden dan dat er nieuwe landbouwbedrijven gebouwd worden. Men wenst geen greenfieldontwikkeling meer, maar maximaal hergebruik van bestaande bedrijfszetels. Landbouwers zijn dus bijna genoodzaakt om aan te kloppen bij andere landbouwbedrijven om samen te werken of over te nemen.”
De regelgeving verandert om de haverklap zodat het veiliger is om met je geld naar het casino in Oostende te gaan dan nu te investeren in een landbouwbedrijf

“Groter hoeft niet slechter te zijn”
Ook de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KAVB) schrijft in haar recent verschenen stikstofrapport dat er op termijn “minder, maar grotere en meer geïndustrialiseerde boerderijen” zullen zijn. “Dit hoeft geen negatieve ontwikkeling te zijn, omdat hierdoor meer kan worden geïnvesteerd in faciliteiten en apparatuur, betere arbeidsomstandigheden en een betere balans tussen werk en privéleven voor de mensen die er zijn tewerkgesteld”, schrijft de academie.
Dat groter niet slechter hoeft te zijn, haalde varkensboerderij M+Pigs eind vorig jaar ook al aan in een interview met VILT. “Sommigen gaan zomaar uit van de stelling ‘groter is slechter’, en luisteren niet naar wat we te vertellen hebben. Ons bedrijf zou een eigentijds familiaal bedrijf worden, met netto minder milieu-impact. Door te clusteren worden ook alle investeringen veel efficiënter gemaakt”, duidde de bedrijfsleider toen. “Door te centraliseren kunnen we bijvoorbeeld veel verder gaan op vlak van duurzaamheid en dierenwelzijn. Ook kan de druk op de bedrijfsvoering verdeeld worden over verschillende schouders, wat het een pak draagbaarder zou maken voor onze kinderen later.”
Bedrijfsvormen
Bedrijven kunnen op verschillende manieren uitbreiden. Zo kunnen landbouwers andere landbouwbedrijven overnemen. “Door op verschillende locaties te werken kan de landbouwer veel bedrijfseconomische aspecten voordeliger uitbouwen”, duidt Herijgers en geeft het voorbeeld van bemesting. “Door op meerdere locaties te werken zullen mesttransportkosten beperkt worden, en zal er ook meer op het juist moment kunnen bemest worden.”
Groeien kan ook door samenwerkingen en coöperaties op te zetten. Volgens Gellynck zit in dit laatste nog een vorm met veel potentieel: de samenwerking van bedrijven op productieniveau. “Veel coöperaties zijn opgericht in de toeleverende of afnemende sectoren zoals veilingen of melkfabrieken”, duidt hij. “Dat heeft mij altijd een beetje verwonderd, omdat je normaal gezien investeert in iets waar je zelf al veel van afweet. In de shift naar steeds grotere bedrijven, is dat zeker een piste die nog bewandeld zou kunnen worden. Waarom zou een zaakvoerder van een melkveebedrijf met 1.500 koeien het allemaal alleen moeten doen en de risico’s alleen moeten dragen?”

Valkuilen
KAVB stelt in haar rapport ook dat er risico’s verbonden zijn aan de evolutie naar een toename van grotere bedrijven. “Zo zou de economische focus prioriteit kunnen krijgen op alle andere zaken. En zal ook de historische band verdwijnen van de landbouwer die eigenaar is van het land, en het beheert met het oog op zowel de jaarlijkse resultaten als de kwaliteitsaspecten op de lange termijn”, aldus KAVB. “Het narratief van de landbouwer als hoeder van het land en leverancier van ons voedsel wordt op de proef gesteld en is misschien wel eindig omdat steeds minder mensen familiebanden hebben met de landbouwgemeenschap.”
Ook Gellynck ziet enkele valkuilen aan deze evolutie. Een eerste valkuil houdt volgens hem in dat de maatschappij haar visie op de landbouw zal moeten bijstellen. “Ik gebruik met opzet niet de term van geïndustrialiseerde landbouw vanwege de connotatie. Maar als landbouwbedrijven willen voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen die er zijn ten aanzien van duurzaamheid, dan zal er in de toekomst meer preciesielandbouw onder gecontroleerde omstandigheden moeten gebeuren”, duidt Gellynck. “Daarbij zullen dieren niet zomaar even buiten kunnen lopen om te grazen in de wei of granen te pikken. Dat beeld zal in de toekomst verdwijnen, en zullen we als maatschappij moeten vergeten. Iets wat de maatschappij niet leuk zal vinden, maar met de hoogdringendheid die er vandaag is en de technologie die zich aandient, zullen we moeten omarmen dat de landbouw zal veranderen. Aan elke medaille is er nu eenmaal een keerzijde, en dit is misschien de grootste keerzijde in dit verhaal.”
Een andere valkuil van dergelijke evolutie naar grotere bedrijven, ziet Gellynck in de relatie tussen de landbouwbedrijven, financiële instellingen en landbouworganisaties. “Bedrijven moeten de kans krijgen om te groeien. Maar aan de basis van de goedgekeurde investeringen moet er minstens telkens een degelijke rendabiliteitsoefening of businessplan liggen”, aldus Gellynck. “Daar hebben enerzijds de financiële instellingen, maar anderzijds ook de landbouworganisaties een rol in te vervullen. Zij moeten erop toezien dat alles correct en met de nodige sérieux aangepakt wordt. Als ik kijk naar de kant van de financiële instellingen mag er ook niet enkel en alleen op basis van garanties gewerkt worden. Als zij de gezinswoning als borg aangeboden krijgen en tevreden zijn met eender welk businessplan dat op tafel ligt, zoals in het verleden soms gebeurde, loopt het fout. De rol van de financiële instellingen in de toekomst zal verder moeten gaan dan enkel kijken naar hun borg en garanties waarbij zij nooit risico’s nemen.”
Een derde valkuil ziet Gellynck ook in de communicatie over de sector en de ‘ver-van-mijn-bed-show’. “Voor veel Vlamingen ligt de landbouwsector ondertussen ver van hun bed. Toch heeft blijkbaar iedereen een mening over landbouw en weet iedereen hoe de sector eruit zou moeten zien, terwijl er zovelen zijn die er niets van kennen”, zegt Gellynck die de vergelijking met het EK voetbal maakt. “Iedereen kent plots alles van voetbal nu. Waarbij je de beste trainers en bestuurders aan de toog kan vinden. En dat is allemaal leuk als het ontspanning is, maar als het over jouw bedrijf gaat en er worden beslissingen genomen door diezelfde ‘trainers en bestuurders die het allemaal zeer goed weten’, dan houd ik mijn hart vast voor die mensen die er hun centen, en hart en ziel dagelijks in steken.” Gellynck pleit dan ook voor wat meer ernst voor de landbouwsector. Veel hangt hierbij volgens de professor ook af van de sector zelf.
Een actuele moeilijkheid in de beweging naar grotere bedrijven door overnames ziet Herijgers momenteel al bij het verlenen van een vergunning van locaties die dicht bij elkaar liggen. “De vergunningverlenende overheid oordeelt tegenwoordig nogal snel dat bedrijven die in elkaars buurt liggen, beschouwd moeten worden als één milieutechnische eenheid en soms zelfs dat deze dan ook thuishoren in één vergunning, wat de slaagkansen op een vergunning dikwijls doet afnemen”, aldus Herijgers. Een locatie op een grote afstand van een bestaande locatie zal op dat vlak meer kansen bieden.
Politieke partijen die schaalvergroting op vlak van bedrijfsniveau afkeuren kennen niets van landbouw, niets van economie en doen aan volksverlakkerij. De realiteit spreekt hen dan ook ontegensprekelijk tegen

Divers landschap
Veel stemmen gaan nochtans op dat schaalvergroting op vlak van bedrijfsniveau geen wenselijk model is om naartoe te gaan in de landbouwsector. “Politieke partijen die dit afkeuren kennen niets van landbouw, niets van economie en doen aan volksverlakkerij”, aldus Gellynck. “Ze schotelen de mensen iets voor wat niet rendabel is, iets wat dateert uit grootmoeders tijd waar alles zogezegd veel beter was. Demagogie noemen we dat. De realiteit spreekt dergelijk beeld ontegensprekelijk tegen. We gaan niet anders kunnen dan naar zo'n model gaan.”
“Een toename van grotere bedrijven zit er inderdaad aan te komen, maar dat betekent niet dat dit de enige weg is”, reageert BioForum, de sectorfederatie van biobedrijven. “In de biosector hebben we zeker ook bedrijven die groeien. Dan gaat het vooral over akker- en tuinbouwbedrijven of melkveebedrijven. Maar tegelijkertijd zien we ook onze CSA-bedrijven groeien in aantal. Zij zijn ook zeer intensief, vooral op vlak van arbeid en op vlak van vruchtafwisseling. Maar op schaal zijn het kleinere landbouwbedrijven die ook leefbaar zijn. Er is in Vlaanderen dus zeker ruimte voor kleinere bedrijven, die daarbij vaak gericht zijn op korte keten.”
Groene Kring heeft een project Landmobiliteit, waarin een match gemaakt wordt tussen overnemer en overlater. “Dat loopt vlot, er zijn veel jonge boeren op zoek naar een gemiddeld klein bedrijf. Het is daarom belangrijk dat we in de toekomst ook nog zo’n kleinere familiale bedrijven zullen kunnen waarborgen”, duidt Arkens.
Kan het tij nog gekeerd worden?
Volgens Gellynck zal de overheid de naderende shift in de landbouwsector ook niet meer kunnen keren. “De aantrekkelijkheid van een startende ondernemer correleert met de rendabiliteitsperspectieven die er zijn. Hoe ver en hoe diep zal ik mij in de schulden moeten steken? Zal ik mijn investering terug kunnen verdienen? Wat is het perspectief daarin? Helaas verandert de regelgeving om de haverklap dat het bij wijze van spreken veiliger is om met je geld naar het casino in Oostende te gaan, dan nu te investeren in een landbouwbedrijf. We hebben te maken met een falende overheid die niet in staat is om een duidelijk beeld naar voren te brengen en gunstige omstandigheden te creëren. In de plaats van een overheid die zaken faciliteert, hebben we veel meer een overheid die koeioneert. Ik ben misschien scherp voor de overheid, maar het loopt de laatste jaren de spuigaten uit. Er is een gebrek aan competentie en een gebrek aan ernst. Zolang er geen regering is die een duidelijk beleid wenst op te stellen en de landbouw als schietkraam gebruikt, dan zie ik de toekomst van de landbouw niet rooskleurig in.”