"Stikstofdecreet maakt omschakeling naar biologisch pluimveebedrijf onmogelijk"
duidingTerwijl de overheid enerzijds pleit voor het uitbouwen van de biolandbouw, maakt ze een transitie van gangbaar naar biologisch erg moeilijk in de pluimveehouderij. Dat stelt BioForum en zien we gebeuren in de praktijk. Pluimveehouder Jordy Van Overbeke uit Ruiselede heeft een vergunning voor zo’n 45.000 kippen en 400 varkens. Als hij de PAS-referentie voor zijn gangbare bedrijf vertaalt naar een biologische bedrijfsvoering mag hij plotseling nog maar 1.900 kippen houden. “Alleen oude bedrijven of zeer grote bedrijven kunnen de transitie naar biologisch maken.”
Vlaanderen telt zo’n 30 professionele biologische legkippenbedrijven die gemiddeld 12.000 kippen houden. Een groot deel van deze dieren wordt aangeleverd door Avibel, een opfokorganisatie voor biologische legkippen. “Wij kopen eendagskuikens aan, laten deze bij opfokbedrijven groeien tot 17-weekse legpoeljen en verkopen ze vervolgens aan biologische leghennenbedrijven”, vertelt vertegenwoordiger Jordy Van Overbeke.
We treffen Van Overbeke in het kantoor van Avibel in Zwijndrecht. Alhoewel de vraag naar biologische eieren goed is en er ruimte lijkt voor meer biologische bedrijven, vreest de vertegenwoordiger dat het klantenbestand van Avibel zijn plafond bereikt heeft. De reden? Door de regels van het stikstofdecreet is de omschakeling naar een biologisch bedrijf volgens Van Overbeke een moeilijke zaak.
De jonge West-Vlaming kan hierover ook vanuit de praktijk meespreken. Behalve vertegenwoordiger van Avibel runt hij samen met zijn vrouw en moeder een gemengd pluimvee-varkensbedrijf in Ruiselede, West-Vlaanderen. Het bedrijf heeft een vergunning voor 25.000 legkippen, 20.000 opfokkippen en 400 varkens. Omdat de impactscore tussen de 0,5 en 1 ligt, ziet hij geen uitbreidingsmogelijkheden. Dit en het feit dat zijn varkensstal en opfokkippenstal niet ammoniakemissiearm zijn en hij fors moet investeren of in veestapel verminderen, maakt hem onzeker over de toekomst.
Fors minder kippen
Vandaar dat een omschakeling naar een biologische bedrijfsvoering door zijn hoofd schoot. Nadat de West-Vlaming met het nieuwe stikstofdecreet bij de hand de rekensom maakte, kwam hij al snel bedrogen uit. “Bij de omschakeling naar biologisch is een nieuwe vergunning vereist. Daar wordt als eerste gekeken of de impactscore boven de 0,025 procent ligt. Is dat het geval, is het verkrijgen van een vergunning praktisch alleen mogelijk als de PAS-referentie niet overtroffen wordt”, vertelt hij.
Daar knelt volgens hem het schoentje. Voor de berekening van de PAS-referentie vermenigvuldigde hij de bezetting in dierenaantallen van 2021 met de verschillende referentiewaarden voor de dieren in combinatie met de staltypes (al dan niet ammoniakemissiearm) en kwam uit op een PAS-referentie van 585 kilo ammoniak per jaar. De emissiefactor voor de gangbare leghen in zijn ammoniakemissiearme stal (verrijkte kooi P-3.4) is bijvoorbeeld 0,01. Voor biologische leghennen, waarvoor geen emissiereducerende techniek erkend wordt, ligt de emissiefactor op 0,315.
“Als ik mijn PAS-referentie van 585 hier tegenover zet, betekent dit dat ik maar 1.857 biologische leghennen mag houden.” Met deze dierenaantallen kan volgens hem geen rendabel bedrijf gehouden worden. “Daarvoor zijn 9.000 tot 12.000 kippen nodig.” De jonge ondernemer stapte met zijn rekensom naar BioForum en naar het Agentschap van Landbouw en Zeevisserij en kreeg daar bevestiging van zijn redenering.
Omschakelaars als gangbare bedrijven beschouwd
De belangenorganisatie erkent dat er voor de biologische veehouderij een uitzonderingsregel is opgenomen in het stikstofakkoord. In tegenstelling tot gangbare bedrijven, waar de drempelimpactscore voor het al dan niet verplicht uitvoeren van generieke maatregelen op 0,025 ligt , ligt de lat voor bestaande biologische bedrijven op 1 procent. “Bedrijven met een impactscore onder de 1 procent worden vrijgesteld van de generieke maatregelen.”, klinkt het.
Deze uitzondering is ingevoerd om de continuïteit van biobedrijven te waarborgen. Het lastenboek bio bevat verschillende voorschriften die moeilijk tot niet verenigbaar zijn met de werkingsprincipes van ammoniakemissiearme stalsystemen. Zo moet er bijvoorbeeld conform het lastenboek bio steeds de mogelijkheid zijn tot buitenloop. Een dergelijke buitenloop betekent echter dat de stal dan geen afgesloten ruimte meer is, hetgeen zijn effect heeft op de emissies. Door het ontbreken van ammoniakreducerende staltechnieken zouden biobedrijven feitelijk in hun dierenaantallen moeten snijden, om te voldoen aan de reductiedoelstellingen.
Alhoewel de meeste biobedrijven door deze uitzonderingsmaatregel geen krimp zullen moeten toepassen, hebben zij-instromers hier niets aan. “Deze uitzonderlijke drempelwaarde is geen drempelwaarde in het kader van de vergunningsaanvraag. Daar geldt de drempelwaarde van 0,025 wel”, herhaalt Bioforum de conclusie van Van Overbeke.

“Omschakeling naar bio moeilijk”
De belangenorganisatie concludeert dan ook dat het door het stikstofdecreet moeilijk wordt voor bedrijven om om te schakelen naar bio. “Dit omdat er dan steeds naar een niet-AEA stal wordt overgegaan, en dus hogere emissiefactoren moeten worden gebruikt.” Hiermee is het beleid volgens de organisatie in strijd met de plannen van de overheid om het aandeel biologische landbouw te vergroten.
In de optiek van Van Overbeke kunnen alleen hele grote bedrijven (bedrijven die na een forse inkrimping van hun kippenaantal nog steeds een leefbaar volume overhouden) omschakelen. “Of bedrijven met zeer oude stallen. In dat geval ligt de emissiefactor immers hoger. Dit betekent dat wij feitelijk bestraft worden voor een milieu-investering in het verleden."
De boer heeft zijn hoop op een biologisch bedrijf echter nog niet opgegeven. Hij hoopt dat er op korte termijn stalsystemen op de markt komen voor biologische bedrijven met een ammoniakemissiewerende werking. “Dat zou de emissiefactor doen afnemen en dan kunnen wij met onze PAS-referentie meer biologische kippen houden.”
Andere case studies
Om zijn verhaal kracht bij te zetten, maakte de jonge West-Vlaming ook de rekensom voor drie fictieve bedrijven met een reële veestapel als die de overstap zouden willen maken van gangbaar naar biologisch en uitkomen op een pluimveeaantal dat niet leefbaar is.
Stel een bedrijf met 60.000 conventionele legkippen in volière huisvesting (AEA-systeem P-4.4) wil omschakelen naar biologische legkippen.
Emissiefactor voor AEA-systeem P-4.4 is 0,025 (0,025 x 60.000 conventionele legkippen = 1.500 kg NH3/dierplaats/jaar = uitstoot plafond). Emissiefactor voor biologische legkippen is 0,315, dus dit komt overeen met 1.500 / 0,315 = 4.762 biologische legkippen.Stel een bedrijf met 100.000 slachtkuikens in stallen met warmtewisselaar (AEA-systeem P-6.9) wil omschakelen naar biologische legkippen. Emissiefactor voor AEA-systeem P-6.9 is 0,021 (0,021 x 100.000 slachtkuikens = 2.100 kg NH3/dierplaats/jaar = uitstoot plafond). Emissiefactor voor biologische legkippen is 0,315, dus dit komt overeen met 2.100 / 0,315 = 6.667 biologische legkippen.
Stel een bedrijf met 2.000 vleesvarkens in stal met gescheiden afvoer van mest en urine (AEA-systeem V-4.8) wil omschakelen naar biologische legkippen. Emissiefactor voor AEA-systeem V-4.8 is 1,2 (1,2 x 2.000 vleesvarkens = 2.400 kg NH3/dierplaats/jaar = uitstoot plafond). Emissiefactor voor biologische legkippen is 0,315. Dus dit komt overeen met 2.400 / 0,315 = 7.619 biologische legkippen.
