Uitstoot broeikasgassen in EU fors gedaald
nieuwsDe netto-uitstoot van broeikasgassen in de Europese Unie ging in 2023 met acht procent omlaag ten opzichte van het jaar voordien. Dat blijkt uit een rapport van het Europees Milieuagentschap (EMA). Het gaat om de grootste daling op jaarbasis in decennia, het jaar dat corona uitbrak niet meegeteld. "De EU-lidstaten moeten dit tempo van vooruitgang volhouden om de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 te behalen", klinkt het.
In 2023 daalden de totale netto broeikasgasemissies van de EU tot 37 procent onder het niveau van 1990. Na twee jaar van tragere vooruitgang tegen de achtergrond van het herstel van de Covid-crisis en de impact van de energiecrisis, hervat de EU haar sterke neerwaartse emissietraject, op weg naar klimaatneutraliteit. "Tegelijkertijd zal aanhoudende vooruitgang nodig zijn richting 2030 en daarna", luidt het rapport.
Op basis van gerapporteerde bestaande klimaatmaatregelen voorspellen de prognoses van de lidstaten een vermindering van de netto-uitstoot van 43 procent onder het niveau van 1990, tegen 2030. Heel wat lidstaten hebben echter nog aanvullende maatregelen gepland. Een eerste schatting van de tot nu toe ingediende plannen door de Europese Commissie bevestigt alvast een verhoogd collectief ambitieniveau en een vermindering van de doelstellingskloof.
Om Europese toezeggingen onder het internationale Akkoord van Parijs na te komen heeft de EU-klimaatwet ambitieuze broeikasgasemissie-doelstellingen vooropgesteld: een netto reductie van 55 procent ten opzichte van het niveau van 1990 in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Deze doelstelling omvat netto verwijderingen uit de internationale luchtvaart- en maritieme transportactiviteiten, en de zogenaamde LULUCF-sector. LULUCF staat voor 'Land Use, Land Use Change and Forestry' of 'landgebruik en -beheer en bosbouw'.
De daling van het voorbije decennium is voornamelijk het resultaat van het dalende gebruik van steenkool en de groei van hernieuwbare energiebronnen. Volgens schattingen van het EEA is het aandeel hernieuwbare energie gegroeid tot 24 procent van het bruto-eindenergieverbruik van de EU in 2023. Verder is de EU er ook in geslaagd om haar energieverbruik te blijven verminderen.
Reductie per sector
De emissiereducties in Europa variëren per economische sector. Hoewel de energievoorzieningssector historisch gezien de grootste bron van emissies in de EU was, heeft hij deze status opgegeven door zijn emissies in slechts één jaar tijd met een aanzienlijke 19 procent te verlagen. Ten opzichte van 2005 zijn de emissies al gehalveerd. Hoewel een lichte daling van de energieproductie een rol heeft gespeeld, is het grootste deel van de verandering toe te schrijven aan een daling van de uitstoot per eenheid geproduceerde energie. Dit was voornamelijk te danken aan de toename van kernenergie, waterkracht en de voortdurende uitbreiding van wind- en zonne-energie. Daarnaast hebben verschuivingen in de manier waarop energie wordt verbruikt ook geleid tot lagere emissies, zeker in de industrie en de bouwsector. In de industriële sector zijn de emissies de afgelopen twee decennia ook aanzienlijk verminderd, met meer dan een derde. Dit zou er voornamelijk gekomen zijn dankzij procesverbeteringen en efficiëntiewinsten.
De situatie is echter anders voor de sectoren die vallen onder de Effort Sharing Regulation (ESR). Deze omvatten voornamelijk emissies van gebouwen, transport, afval en landbouw. In tegenstelling tot de sectoren in de EU-ETS, die op EU-niveau worden gereguleerd, zijn de lidstaten verantwoordelijk voor nationale beleidsmaatregelen, nationale energie- en klimaatplannen, om de emissies te beperken van deze sectoren. Terwijl de bouwsector een belangrijke reductie in emissies heeft bereikt (-30% t.o.v. 2005), hebben de transport- en landbouwsectoren een tragere vooruitgang laten zien. De landbouw heeft sinds 2005 ook een langzamere emissiereductie gekend dan andere sectoren.
De broeikasgasemissies van landbouw zijn tussen 1990 en 2022 met 24 procent gedaald, met aanzienlijke reducties tot 2005 en relatief weinig vooruitgang sindsdien. De lagere broeikasgasintensiteit per productie-eenheid als gevolg van efficiëntiewinsten is tenietgedaan door de toegenomen productie, vandaar de stagnatie in de vooruitgang sinds 2005.
Op naar 2030
"Om de uiteindelijke Europese klimaatdoelstelling van 55 procent te halen tegen 2030 te halen, zullen alle sectoren aanzienlijke emissiereducties moeten doorvoeren die zijn afgestemd op hun kosteneffectieve emissiereductiepotentieel", leest het rapport. Uit een EMA-analyse blijkt dat, vergeleken met 2005, het emissiereductiepotentieel vooral hoog is in de energie- en bouwsector en lager in sectoren als landbouw en vervoer. "Afgezien van de algemene doelen die zijn vastgesteld voor de ETS-sectoren en de geaggregeerde doelen voor de ESR- en LULUCF-sectoren, zijn er geen specifieke bindende Europese doelen op sectoraal niveau. Maar de modellen als onderdeel van het “Fit for 55”-pakket geven echter een duidelijke indicatie van de noodzakelijke inspanningen in verschillende sectoren tegen 2030. De lidstaten beschikken over cruciale hefbomen om het beleid in de juiste richting te sturen."
EMA spoort alle lidstaten aan om deze dynamiek naar klimaatneutraliteit vast te houden en benadrukt dat er na 2030 een duidelijk en voorspelbaar beleid nodig is. Verder wordt ook het belang aangestipt om nieuwe en uitgebreide maatregelen te blijven ontwikkelen zodat verdere emissiereducties, maar ook koolstofverwijdering in slechts tweeënhalve decennia voor klimaatneutraliteit kunnen zorgen.
