“Lokaal voedsel heeft zijn nut, maar ook zijn nadelen”

Volgens Louise O. Fresco, schrijfster en voorzitter van de raad van bestuur van de Wageningen University & Research (WUR), moeten we enkele kanttekeningen plaatsen bij het verlangen naar puur lokale voedselproductie.

27 januari 2021  – Laatste update 27 januari 2021 11:49
Lees meer over:

Hoewel onze winkelrekken op geen enkel moment leeg waren, heeft de coronacrisis de drang naar lokaal geproduceerd voedsel meer dan ooit op de kaart gezet. “Voor veel mensen horen volle supermarkten tot de vanzelfsprekendheden van het leven”, schrijft Louise O. Fresco in een opiniestuk op NRC. “Toch lijkt er iets te zijn verschoven. Er is een gevoel van kwetsbaarheid ontstaan door de afhankelijkheid van anonieme en onoverzichtelijke ketens. Vanuit het isolement, met wellicht meer tijd omhanden, zijn we meer gaan bakken, verschenen er kruiden- en moestuintjes. In termen van calorieën stelt het niets voor, maar het verlangen is significant. De zogenaamde locavoren, die alles van dichtbij willen halen en met de seizoenen leven, lijken ineens minder excentriek.”

Extreem Canadees experiment

Hebben die zogenaamde ‘locavoren’ een punt? Fresco verwijst naar een experiment van een Canadese arts en documentairemaker Suzanne Crocker. Nog voor de coronacrisis ging ze een jaar lang strikt lokaal eten. Samen met haar man en drie kinderen trok ze naar de Yukon-rivier, in het Noordwesten van Canada, tegen de grens met Alaska. Het groeiseizoen in die regio bedraagt amper drie maanden. Maar het begrip ‘lokaal’ is er wel relatief want het bevoorradingsgebied strekt zich uit over een straal van 150 mijl, waarin voldoende landbouw aanwezig is.

Het resultaat is te zien in de documentaire First we Eat. Het gezin legt zo fanatiek mogelijk voorraden aan: zowel voedsel van lokale boeren als uit het wild. Omdat er nu eenmaal geen suiker of zout te vinden is in het wild, moeten ze al hun creativiteit aan de dag leggen om alternatieven te zoeken. Zo gebruiken ze honing en ingekookt berkensap om suiker te vervangen. Zout halen ze uit planten en klei, pompoenen doen dienst als bron van deegwaren, rabarbersap als azijn en voor kruiden gebruiken ze de zaden van de Oost-Indische kers. De dierlijke eiwitten, voor bonen is het groeiseizoen te kort, halen ze uit zuivelproducten van de lokale boeren, aangevuld met beer, zalm en eland.

Het locavore-denken heeft alleen al een plaats omdat het ons bewust maakt van hoe bevoorrecht we zijn

Louise O. Fresco - Schrijfster en voorzitter van de raad van bestuur WUR

Variatie

“Crocker komt tot de slotsom dat lokaal eten een volledige dagtaak omvat en zo’n 25 procent meer geld kost”, aldus Fresco. “Daartegenover staan nieuwe smaakervaringen, gewichtsverlies (door het uitbannen van alcohol) en een verhoogd bewustzijn van de natuur. Als proof of concept, in de moeilijke condities van de lange Canadese winter, is de ervaring uitermate geslaagd.”

Maar Fresco plaatst er ook enkele kanttekeningen bij. “Het argument dat lokaal altijd ‘natuurlijk’ en gezonder is, snijdt geen hout”, stelt ze. “Historisch betekende lokaal eten per definitie een lage bevolkingsdichtheid en een karig en weinig gevarieerd dieet. Wilde soorten bevatten vaak allerlei stoffen om zich te beschermen tegen vraat die verteerbaarheid en voedingswaarde niet ten goede komen."

Bovendien is de toegang tot voedsel van elders ook om andere redenen belangrijk. “Het brengt veiligheid als de lokale oogst mislukt. Handel – in granen, in eiwitten, in specerijen – vormt een belangrijk deel van de menselijke geschiedenis. En een niet onbelangrijk argument: voedsel dat elders wordt geproduceerd is daar een bron van inkomsten.”

Volgens haar is het belangrijk om een juist evenwicht te vinden. “Het locavore-denken heeft alleen al een plaats omdat het ons bewust maakt van hoe bevoorrecht we zijn.”

Bron: NRC.nl

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek