EU over uitzichtloze waterdoelstelling: “België, verhoog je ambities en financiering”
nieuwsMet de huidige actieplannen van de lidstaten lijkt de EU-doelstelling om tegen 2027 alle EU-waterlichamen in goede milieutoestand te brengen onhaalbaar. België vormt daarop geen uitzondering. In een nieuw waterrapport roept de Commissie ons land op om dringend actie te ondernemen, de ambities op te schroeven en de financiering te versterken. “Aangezien een gebrek aan financiering een groot obstakel is, moet België sterker inzetten op het principe van ‘de vervuiler betaalt’ en kosten-herstel eisen”, aldus de Commissie.
Na het waterrapport vorig jaar van het EU-milieuagentschap, brengt nu ook de Europese Commissie een rapport uit. Het rapport richt zich specifiek over de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Overstromingsrichtlijn. De Commissie beoordeelt daarin de nationale beheerplannen van de lidstaten voor de periode 2022-2027, gebaseerd op monitoringsgegevens uit de jaren 2016-2021.
De algemene conclusie zal niemand verrassen: de kwaliteit van de EU-waterlichamen verbetert amper waardoor de doelstelling voor 2027 onhaalbaar lijkt te zijn. De overgrote meerderheid van de grondwaterlichamen heeft nochtans een goede ecologische en chemische status, met een kleine positieve trend sinds de vorige rapportage. In contrast met het grondwater, verkeert het oppervlaktewater dan weer in “een zeer kritieke situatie”. Minder dan de helft (39,5%) van de beoordeelde EU-oppervlaktewaterlichamen heeft een goede ecologische toestand en minder dan een derde (26,8%) een goede chemische toestand. De oorzaken hiervan zijn divers.
Kaderrichtlijn Water
In 2000 ging de Kaderrichtlijn Water (KRW) in de Europese Unie van kracht. De wetgeving heeft onder meer als doel om alle oppervlaktewateren zoals rivieren en meren, en alle grondwateren tegen 2027 in goede kwaliteit te brengen. Om de grondwaterkwaliteit te beoordelen kijkt de EU naar de chemische toestand en naar de kwantitatieve toestand of ze voldoende water hebben. Bij de oppervlaktewaterlichamen wordt in de beoordeling een onderscheid gemaakt tussen de ecologische en chemische kwaliteit. Dit wordt beoordeeld via het "one out, all out"-principe. Dit betekent dat een waterlichaam alleen als "goed" wordt beoordeeld als alle gecontroleerde parameters minstens één goede status hebben. Als één parameter niet voldoet, krijgt het hele waterlichaam een slechte status, ongeacht of de andere parameters wel in orde zijn.
0% van de oppervlaktewateren in goede chemische toestand
Ook België krijgt geen positief rapport over zijn wateren van de Commissie. In ons land haalt 27,4 procent van het oppervlaktewater een goede ecologische status, terwijl geen enkel oppervlaktelichaam alle parameters haalt om in een goede chemische toestand te verkeren. De grootste uitdagingen om de ecologische kwaliteit op te schroeven zijn de vervuiling door nitraten, gewasbescherming en de hoge bevolkingsdichtheid. Deze laatste oefent druk uit op het landgebruik en brengt afvalwaterlozingen met zich mee. Ook historische vervuiling, grensoverschrijdende vervuiling en druk op de waterlichamen als gevolg van menselijke ingrepen (rivierrechttreking, grondwaterontrekking,..), vormen problemen voor België. De oppervlaktewateren in een goede ecologische toestand bevinden zich voornamelijk in Wallonië.

Welke impact hebben dooikorrels met ureum op waterkwaliteit?
27 januari 2025De belangrijkste reden waarom geen goede chemische status wordt bereikt, is net als in andere EU-lidstaten in Vlaanderen voornamelijk te wijten aan uPBT-stoffen zoals kwik, pfos en heptachloor. In Wallonië is het voornamelijk kwik en PBDE’s. Pfos en pbde’s zijn voorbeelden van ‘forever chemicals’, chemische stoffen die nauwelijks afbreken in het milieu. Niet-uPBT-stoffen die een slechte chemische status veroorzaken, zijn grotendeels metalen (lood, cadmium en nikkel) samen met industriële chemicaliën.
Minder grondwater in de toekomst
De kwantitatieve toestand van de grondwaterlichamen vertoont betere cijfers, al waarschuwt de Commissie voor een sombere evolutie in de toekomst. In 2021 verkeerde 87,7 procent van de grondwaterlichamen in een goede kwantitatieve staat, een kleine daling van 2,3 procent sinds 2015. Vooral grondwateronttrekking wordt in het rapport gezien als een significante en toenemende uitdaging voor ons land. Als gevolg hiervan vreest de Commissie dat tegen 2027 de helft van het grondwater geen goed kwantitatieve status meer zal hebben.
De chemische status van het grondwater verbeterde dan weer licht in vergelijking met 2015, maar nog steeds heeft bijna de helft van de grondwateren een slechte status. De belangrijkste verontreinigende stoffen in Vlaanderen zijn nitraat, kalium, gewasbeschermingsmiddelen en bentazon.
Advies van de Commissie
De Commissie roept België op om het ambitieniveau op te schroeven en dringend werk te maken van onder meer hydromorfologische problemen zoals oeververharding en onnatuurlijke rivierstromingen, problemen rond de chemcialiën- en nutriëntenconcentraties in oppervlaktewater en de watertekorten tijdens droge periodes. Verder maant de Commissie België aan om de investeringen rond waterkwaliteit te verhogen en te zorgen voor voldoende financiering om maatregelen effectief uit te kunnen voeren. “Aangezien een gebrek aan financiering een groot obstakel is voor de uitvoering van maatregelen, moet België beter gebruik maken van het principe ‘de vervuiler betaalt’ en kosten-herstel eisen”, aldus de Commissie. Verder wordt ook geadviseerd om alle vergunningen voor wateronttrekking en -lozingen periodiek te herzien.
Er zijn grote verschillen in monitoringpraktijken, frequentie en gemeten parameters per lidstaat. Dit vraagt om reflectie hoe de vergelijkbaarheid en kwaliteit van data verbeterd kan worden
In EU-perspectief
Het slechte rapport van België is niet uitzonderlijk in vergelijking met sommige andere lidstaten. In vergelijking met het vorige rapport in 2015 gaat het percentage oppervlaktewaterlichamen in de EU met een goede kwaliteit achteruit van 33,5 procent naar 26,8 procent in 2021. Waar veel lidstaten lichte verbeteringen vertoonden of stabiel bleven, werden in bepaalde lidstaten grote achteruitgangen opgemerkt. De grootste dalingen werd gerapporteerd in Litouwen (-99%), Finland (-50%) en Polen (-34%). Dit zou grotendeels te wijten zijn aan betere monitoring, evenals aan strenge normen voor bepaalde parameters. “Algemeen worden bij chemische verontreiniging ook enkele positieve trends gemaskeerd door historische, wijdverspreide vervuiling met kwik en andere uPBT-stoffen, of ze worden overschaduwd door nieuwe opkomende vervuilingsproblemen”, aldus de Commissie. “Zonder de uPBT-stoffen zou 81 procent van de oppervlaktewaterlichamen in de EU een goede chemische status hebben.”
Wat de ecologische status betreft, ziet de Commissie verbeteringen in bepaalde biologische kwaliteitselementen. “Toch blijven EU-rivieren, meren en kustwateren onder aanzienlijke druk staan. Zelfs wanneer doeltreffende maatregelen worden genomen, is vooruitgang mogelijks niet snel zichtbaar bij monitoring, omdat de natuur tijd nodig heeft om te herstellen”, aldus de Commissie. In 2021 is ongeveer 39 procent van oppervlaktewaterlichamen in een goed ecologische staat. Dit cijfer is sinds de eerste rapportage niet veel verbeterd en zal naar verwachting ook niet meer verder stijgen tegen 2027.
Het is volgens de Commissie dan ook hoogst onwaarschijnlijk dat de EU tegen 2027 alle doelstellingen van de KRW zal bereiken met de maatregelen die de lidstaten hebben vastgelegd in hun plannen. “Het is ook zorgwekkend dat verschillende lidstaten al hebben aangegeven in 2027 ruim gebruik te willen maken van uitzonderingen, door ofwel minder strenge milieudoelstellingen toe te passen ofwel de deadline uit te stellen”, stelt de Commissie in het rapport.

Reflectie over kwaliteit en vergelijking cijfers
De Commissie komt ook tot een andere belangrijke vaststelling. Zo wordt vastgesteld dat het bemoedigend is dat er steeds minder waterlichamen zijn met een ‘onbekende status’. Zo ook in België, ons land rapporteert namelijk over al zijn waterlichamen. Daarnaast nam in veel landen ook het aantal chemische stoffen dat gemonitord wordt toe en zijn sommige kwaliteitsnormen ook strenger geworden. “Desondanks blijven er hiaten bestaan in de monitoring van bepaalde stoffen in sommige lidstaten en verschillen de methodologieën die lidstaten hanteren”, aldus de Commissie. “Zo zijn er grote verschillen in monitoringpraktijken, frequentie en gemeten parameters. Dit vormen nieuwe uitdagingen voor de vergelijkbaarheid van statusbeoordelingen en vraagt om reflectie hoe dit samen met kwaliteit verbeterd kan worden.”