Mestbank lanceert nieuw rekenprogramma voor mestopslag

Omdat vanaf 1 januari 2012 strengere regels gelden voor de mestopslagcapaciteit op een landbouwbedrijf, heeft de Mestbank een nieuw rekenprogramma ontwikkeld. Dit helpt de nodige hoeveelheid opslagruimte voor dierlijke mest per mestsoort te berekenen op basis van het aantal dieren die op het bedrijf mag gehouden worden.
2 februari 2011  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 14:58
Lees meer over:

Omdat vanaf 1 januari 2012 strengere regels gelden voor de mestopslagcapaciteit op een landbouwbedrijf, heeft de Mestbank een nieuw rekenprogramma ontwikkeld. “Dit helpt de landbouwer de nodige hoeveelheid opslagruimte voor dierlijke mest per mestsoort te berekenen op basis van het aantal dieren die hij op het bedrijf mag houden volgens zijn milieuvergunning”, klinkt het.

Ten laatste op 31 december 2011 moeten landbouwbedrijven een opslagcapaciteit hebben van minimum negen maanden voor vloeibare mest van dieren die altijd op stal staan, ten minste zes maanden voor dieren met buitenloop en minimum drie maanden voor stalmest. Het nodige volume voor de opslag van de verschillende mestsoorten wordt berekend op basis van het aantal veestandplaatsen uit de milieuvergunning en het staltype.

Volgens de Mestbank biedt een grotere opslagcapaciteit meer mogelijkheden voor bemesting op een optimaler tijdstip met een maximale nutriëntenopname door het gewas tot gevolg. “Voldoende mestopslag is daarom een belangrijke voorwaarde voor het efficiënt benutten van dierlijke mest. Hierdoor is er minder uitspoeling van stikstof naar grond- en oppervlaktewater, wat de waterkwaliteit ten goede komt.”

Een aantal landbouwbedrijven zal zijn mestopslagcapaciteit als gevolg van die nieuwe regelgeving moeten vergroten. In sommige gevallen kan dit inhouden dat er een melding of een milieuvergunningsaanvraag nodig is. Voldoende mestopslagcapaciteit is al sinds 2005 een randvoorwaarde voor de uitkering van directe en indirecte steun. Wie niet aan deze voorwaarde voldoet, kan (een deel van) zijn subsidies verliezen.

Uitbreiding van de bedrijfseigen mestopslagcapaciteit is niet vereist als de landbouwer kan aantonen dat de hoeveelheid overtollige mest op een milieuvriendelijke manier zal worden verwijderd. Als alternatief kan de landbouwer een overeenkomst maken met een andere exploitant van een mestopslagplaats die wel over voldoende mestopslagcapaciteit beschikt, kiezen voor een mestopslagplaats op een andere inrichting of opteren voor mestverwerking in eigen beheer of via een contract met een verwerker.

Opslag op de kopakker is geen permanente opslagmogelijkheid en geldt dus niet als optie. Dierlijke mest die opgeslagen wordt in de (pot)stallen heeft op zich geen vergunning nodig, maar de hoeveelheid die er kan opgeslagen worden, telt wel mee in de berekening van de mestopslagcapaciteit. Voor pluimveebedrijven bestaat er een uitzondering als de mest in de stal blijft en afgevoerd wordt na elke ronde.

Om de landbouwers te helpen bij de berekening van hun mestopslagcapaciteit heeft de Mestbank een zevende rekenprogramma ontwikkeld: de BASsistent ‘dierlijke mestopslagcapaciteit’. Het Agentschap voor Landbouw en Visserij zal bij de controle van de mestopslagcapaciteit eveneens gebruik maken van dit rekenprogramma. En ook de afdeling Milieu-inspectie zal bij het toezicht op de mestopslagvoorwaarden van de milieuvergunning beroep doen op de nieuwe BASsistent.

De BASsistent ‘dierlijke mestopslagcapaciteit’ helpt de landbouwer de nodige hoeveelheid opslagruimte voor dierlijke mest per mestsoort te berekenen op basis van het aantal dieren per diercategorie en per staltype die hij op het bedrijf mag houden volgens zijn milieuvergunning. Voor mengmest en gier kan de landbouwer zowel per diercategorie als per diersoort een keuze maken tussen een berekening volgens de huidige wetgeving en die volgens de toekomstige regelgeving die vanaf 31 december 2011 zal gelden.

Meer informatie: BASsistent 'dierlijke opslagcapaciteit'

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek