Vleesvervangers effenen het pad voor flexitariër
nieuwsDat vleesvervangers volop inzetten op herkenning verlaagt voor heel wat consumenten de drempel om voor een flexitarische levensstijl te gaan, eentje waarbij je vlees of vis enkele keren per week links laat liggen. “Zie het als een aanmoediging, eerder dan een misleiding”, aldus EVA vzw, dat tegelijk ook wijst op de culturele vleesfixatie. Knack berekende ondertussen dat de sterke daling van onze vleesconsumptie vooral te danken is aan een grote groep consumenten die minder vlees eet, eerder dan aan de kleine groep vegetariërs en veganisten.
Volgens de FOD Economie consumeerde de gemiddelde Belg 66 kilogram vlees in 2005. In 2016 was dat nog maar 51 kilogram. De structurele daling van onze vleesconsumptie is omgekeerd evenredig met de gestage populariteitsgroei van vleesvervangers, die je tegenwoordig in alle supermarkten in zowat alle smaken, geuren en kleuren vindt. Maar waarom nemen we dat woord zo letterlijk? Waarom proberen producenten van vleesvervangers om de smaak en de textuur van vlees zo veel mogelijk te benaderen?
Het zijn vooral de flexitariërs die vleesvervangers kopen. Vegetariërs grijpen veel vaker terug naar basisproducten als tofoe, seitan, granen of peulvruchten. “De eerste stap is vaak het moeilijkst en dan is het goed dat mensen kunnen teruggrijpen naar de typische ingrediënten. Die vleesvervangers zetten heel erg in op herkenning", zegt Nena Baeyens van EVA vzw. "De meeste mensen zijn gewoon om op een hele specifieke manier te koken: patatjes, groenten en vlees of een spaghetti bolognaise. Als je dan gewoon het gehakt moet vervangen door vegetarisch gehakt, verlaag je de drempel."
Dat we vegetarische kippenblokjes niet gewoon sojablokjes noemen, zien vegetarische organisaties dan ook eerder als aanmoediging dan als misleiding, maar het zegt wel iets over onze cultuurfixatie: vlees blijft de standaard. Daarom wordt vaak gezocht naar de perfecte imitatie. Bij blindproeven scoren de producten van De Vegetarische Slager bijvoorbeeld hoog tussen de vleesproducten, en in Amerika is er de Impossible Burger, die zelfs de bloederigheid van een rundsburger benadert. Nederlands onderzoek bevestigt het vermoeden: de aantrekkelijkheid van vleesvervangers voor consumenten is gelinkt aan de gelijkenis met vlees.
Hoewel de vlezige vleesvervangers dus de verdienste hebben om een bewuster publiek aan te spreken, houden ze dus de psychologische associatie met vlees wel in stand. "Bonen kunnen evengoed als vleesvervanger dienen qua voedingswaarde, maar binnen onze kijk op voedsel volstaan groenten en aardappelen niet", zegt professor Erik Mathijs van de KU Leuven. "In feite zouden we dan ons hele maaltijdconcept moeten herdenken en dat is absoluut niet evident."
Knack berekende overigens dat het de flexitariër is die voor de sterke daling van de vleesconsumptie zorgt, meer dan de vegetariër en de veganist. In een online peiling van iVox bij 2.200 volwassen Belgen in 2016, geeft 13 procent aan minstens drie keer per week vis noch vlees te eten. Volgens diezelfde peiling eet 2 procent van de Belgen elke dag vegetarisch, en noemt minder dan een op de honderd zich veganist (0,3 procent). De flexitariërs reduceren de vlees- en visconsumptie bijna twintig keer sterker dan de kleine schare veganisten en twee à drie keer sterker dan vegetariërs.
Beschouw je mensen bovendien als flexitariër zodra ze één keer per week vlees of vis laten - en geen drie keer, zoals de norm hierboven - dan gaat het, in lijn met Britse en Amerikaanse cijfers, wellicht over ruim een op de drie Belgen. Dan geldt de stelling eens te meer. Het iVox-onderzoek uit 2016 volgt op soortgelijke bevragingen uit 2011 en 2014. Tegenover 2011 blijkt het aantal vegetariërs en veganisten ongeveer stabiel gebleven, terwijl het aantal flexitariërs grofweg verdubbeld is.
Bron: De Morgen / Knack