header.home link

Vlaanderen gaat strengere geurnorm voor vleeskippenbedrijven hanteren

29 januari 2021

Vlaanderen gaat de geuremissiefactor bij de beoordeling van omgevingsvergunningen van vleeskippenstallen verstrengen. De vandaag gehanteerde norm van 0,33 odeur units per dier zal vanaf 14 februari 2021 opgetrokken worden naar 0,59 odeur units. Die aanpassing komt er nadat recente geurstudies aantonen dat de gebruikte geuremissiefactor niet zou overeenstemmen met de realiteit.

Het dossier rond megastallen in De Standaard stelde de discussie over grote veestallen in het Vlaamse landschap op scherp. Eén van de klachten was de geurimpact van deze stallen op de omgeving. Vooral de vleeskippensector werd daarbij geviseerd. Eind vorig jaar liet Vlaams omgevingsminister Zuhal Demir (N-VA) weten dat ze de resultaten van een studie door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) afwacht vooral ze de geuremissiefactor voor vleeskippen zou herzien.

Resultaten ILVO-studie

In opdracht van het Departement Omgeving voerde ILVO anderhalf jaar geuremissiemetingen uit bij vleeskippenbedrijven. Vleeskippen blijven gemiddeld zes weken op een landbouwbedrijf. In totaal werden bij vier verschillende stallen metingen gedaan. In de eerste twee weken dat de kuikens in de stal aanwezig waren, was er minstens één meetdag per bedrijf, voor week drie en vier ging het om minstens twee meetdagen en de laatste twee weken ging het om minimum drie meetdagen.

Uit deze studie blijkt dat er een groot verschil is in de periode waarin gemeten wordt. “In de eerste twee weken van een rond is er slechts een zeer beperkte geuremissie. Nadien stijgt de emissie tot wanneer de dieren worden opgeladen om geslacht te worden”, staat te lezen in de studie. Opvallend is dat de geuremissie van alle stallen na het uitladen duidelijk lager was dan voor het uitladen. En dat in tegenstelling tot de ammoniakemissie in die periode. Dat zou er kunnen op wijzen dat geuremissies sterker afhankelijk zijn van het aantal dieren dan de ammoniakemissies”, luidt het.

De theoretische modellen die gebruikt worden om de geurimpact in kaart te brengen, stemmen relatief goed overeen met de realiteit. Enkel de laatste twee weken van een ronde zijn er afwijkingen

ILVO-studie

Globaal genomen concludeert de studie van ILVO dat de theoretische modellen die gebruikt worden om de geurimpact van een vleeskippenbedrijf in kaart te brengen, relatief goed overeenstemmen met de realiteit. Vandaag bedraagt die geuremissiefactor 0,33 odeur units per vleeskip. “Wat we wel zien, is dat de geuremissie piekt in de laatste twee weken dat de kippen in de stal aanwezig zijn. Het gemiddelde van de hoogste emissiewaarden die we hebben vastgesteld, schommelt rond 0,59 odeur units per vleeskip. Seizoensinvloeden konden niet worden vastgesteld”, aldus de ILVO-studie.

Intussen zijn alle resultaten gecommuniceerd naar het Departement Omgeving en de bevoegde minister. In een nieuwsbrief van het Departement wordt nu bekendgemaakt dat de nieuwe geuremissiefactor voor slachtkippen op 0,59 odeur units zal komen te liggen. Dat betekent dat deze nieuwe factor moet toegepast orden in alle omgevingsvergunningsaanvragen die ingediend worden na 14 februari 2021. Dat staat nu ook in het Richtlijnenboek Landbouwdieren.

Strengere West-Vlaamse norm opnieuw versoepeld

Dat betekent dat de Vlaamse geuremissiefactor minder streng is dan de factor die de provincie West-Vlaanderen sinds oktober 2020 hanteerde nadat het een eigen geurstudie had laten uitvoeren in de buurt van vleeskippenbedrijven. Die studie liet de provincie uitvoeren omdat er regelmatig ernstige klachten kwamen van omwonenden wanneer de theoretische modellen van de Vlaamse overheid werden gebruikt. "Dat zijn zaken die je als vergunningsverlener niet kan negeren", stelt gedeputeerde Bart Naeyaert, bevoegd voor landbouw en voor omgevingsvergunningen.

Een gespecialiseerd studiebureau voerde in opdracht van de provincie in geijkte omstandigheden reuktesten uit in de buurt van acht vleeskippenbedrijven. Het ging zowel om klassieke als om emissiearme stallen die varieerden van 49.500 tot 154.000 dieren. “Uit die studie bleek dat de geurhinder erger was dan tot dan toe werd aangenomen”, vertelt de gedeputeerde. “Daarom besloten we de geuremissiefactor op te trekken van 0,33 naar 0,77 odeur units. Maar wanneer Vlaanderen anders beslist, zullen we de Vlaamse norm gaan volgen", zei hij daarover voor de Vlaamse bijsturing bekend raakte.

De nieuwe geurnorm is noodzakelijk. Veeteelt is belangrijk voor onze provincie. Juist daarom moet er bij de bevolking een draagvlak voor zijn en voor blijven

Bart Naeyaert - Gedeputeerde West-Vlaanderen

Dat betekent dat West-Vlaanderen de geuremissiefactor halfweg februari dus terug zal versoepelen naar 0,59 odeur units. Ondanks de nieuwe versoepeling blijft deze nieuwe geurnorm een zware dobber, beseft ook Naeyaert. “Toch acht ik ze noodzakelijk. Veeteelt is belangrijk voor onze provincie. Juist daarom moet er bij de bevolking een draagvlak voor zijn en blijven. Een goed evenwicht is in het belang van iedereen.”

Hij benadrukt dat geur geen evidente materie is, zeker niet om in modellen te gieten. “We zien bijvoorbeeld dat het management van een veebedrijf een belangrijke rol speelt in het ontstaan van geurhinder. Ook een goede toepassing van de bestaande technieken om geurhinder te beperken, laat soms nog te wensen over”, aldus Naeyaert. De provincie West-Vlaanderen wil dan ook meer gaan inzetten op voorlichting en demonstraties rond management in het kader van geurhinder. Ook de ILVO-studie benadrukte dat er grote verschillen tussen bedrijven werden gevonden als gevolg van stalmanagement en de grote verscheidenheid in de uitvoering van de stallen.

In de Krant van West-Vlaanderen pleit de gedeputeerde ook voor een betere handhaving van omgevingsvergunningen. “Je moet nagaan of de voorwaarden die in een vergunning staan, worden nageleefd. Helaas is dat een Vlaamse en gemeentelijke bevoegdheid, geen provinciale. En daar zien we dat door gebrek aan personeel en capaciteit de controles soms te beperkt zijn. Handhaving is nochtans zeer belangrijk als sluitstuk van een vergunningenbeleid”, meent Bart Naeyaert.

Bron: Eigen verslaggeving / Krant van West-Vlaanderen

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek