Vijf lessen die we kunnen trekken uit het European Milk Forum
duidingDe melkveehouderij is een internationale sector, en ook één die in heel Europa met gelijkaardige uitdagingen kampt. Dat blijkt na afloop van het European Milk Forum dat jonge veeboeren en experts uit heel Europa samenbracht om de toekomst van de sector te bespreken. En daaruit vallen enkele lessen te trekken.
1. Jonge boeren hebben ruimte nodig, zowel ruimtelijk als reglementair
Europa wil de uitstoot van de veehouderij beperken en vaak vertaalt zich dat in een afbouw van de veestapel. Dit zet jonge veeboeren meteen voor een moeilijke beslissing. Want jonge boeren willen méér dan het ouderlijk bedrijf voortzetten. Ook zij willen hun onderneming laten groeien en hun carrière eindigen met een florerend bedrijf.
Hoewel sommige landen, waaronder België, financiële stimulansen bieden aan jonge boeren in de vorm van VLIF-steun, wordt dit soms tenietgedaan door andere regelgeving. Eén van de meest spraakmakende getuigenissen komt van de Belgische melkveehouder Quinte Jochems, uit Beerse. Zelf is hij nog maar twee weken actief in de stiel, maar hij stoot meteen op een groot probleem.
“Als je in België een landbouwbedrijf overneemt van je vader of moeder, dan kan je dat doen zonder verlies van emissierechten. In mijn geval wordt de boerderij beheerd door zowel mijn vader als mijn nonkel. Mijn nonkel is geen rechtstreekse familie en dus verliezen we 25 procent van onze emissierechten zodra ik het landbouwbedrijf overneem. In plaats van mijn VLIF-steun te gebruiken om duurzame investeringen te doen, zal ik 60 procent van het bedrag moeten gebruiken om nieuwe emissierechten aan te kopen. Ik moet een groot bedrag betalen aan de overheid louter om het bedrijf in zijn huidige vorm te laten bestaan, en in mijn ogen is dat een nutteloze investering. Het zou niet mogen uitmaken of ik een boerderij overneem van mijn nonkel of van mijn vader, maar in België is dat wel zo.”

2. Dierenwelzijn is crucialer voor imago dan uitstoot
Veeboeren hebben niet overal een goed imago. Daar kunnen ze echter zelf deels invloed op uitoefenen. “We moeten fier zijn op wat we doen en daarmee naar buiten durven treden”, zegt de Deense boerin Hanne Line Skovgaard Revsbech.
“Als veehouder neem je een groot deel van het landschap in en dat gaat gepaard met een bepaalde verantwoordelijkheid”, zegt ze. “Daarom raad ik aan: neem deel aan lokale events en integreer je in de lokale gemeenschap. Soms ondervinden mensen overlast van je boerderij, en dan helpt het als je aanspreekbaar bent.”
De veehoudster geeft wel toe dat ze erg ver gaat in het verzorgen van haar imago. “Ik sponsor de lokale volleybalploeg. Ze hebben koeien op hun truitjes”, zegt ze. “Daarnaast werk ik eraan om mijn bedrijf goed te integreren in het landschap, met bijvoorbeeld wandelpaden.”
Het enige dat de veehoudster bewust niet heeft, is een Facebookpagina. “Ik zie bij collega’s wat voor bagger daarop verschijnt”, zegt ze. “De prioriteit voor de politiek ligt op uitstoot, maar de consument is vooral bezig met dierenwelzijn. Ze stellen zich minder vragen over uitstoot en wel waarom een kalf bijvoorbeeld niet bij zijn moeder is. Het is belangrijk om zulke zaken te duiden.”

3. Innovatie vraagt Europese samenwerking
Voor een zuinige veehouderij moet je niet alleen kijken naar het aantal koeien, maar ook naar de productie per uitstoot. Dat is de grondgedachte bij de Duitse melkveehoudster Katharina Leyschulte. “Als je efficiënte melkkoeien hebt, draag je ook bij aan het milieu, maar dat is een deel van het plaatje dat te weinig bekeken wordt”, zegt ze.
De jonge Leyschulte gaat prat op innovatie in de veehouderij. Zo werkt ze mee aan Kuhvision, een Duits project waarbij men genetische data verzamelt van meer dan een miljoen koeien. De bedoeling is om Holsteinkoeien te verbeteren. Via gerichte fokkerij, welteverstaan, al zou genbewerking volgens Leyschultes persoonlijke mening geen taboe mogen zijn. “Het is niet omdat het niet mag in Europa, dat we er geen debat over mogen voeren”, zegt ze. “In andere delen van de wereld zal men die boot niet missen.”
Eén van de meest beloftevolle vondsten is het zogenaamde ‘slick-gene’, een gen aangetroffen bij koeien in Senegal. “Zulke koeien hebben een gladde vacht, waardoor ze beter tegen de hitte kunnen. Dat resulteert in meer welzijn, en een betere melkproductie. Dieren met het 'slick gene' produceren gemiddeld vier kilogram extra melk per dag.”
Volgens Leyschulte is het van cruciaal belang dat Europa een databank aanlegt voor fokwaarden, waar de genetische potentie van elk dier wordt vastgelegd. Zoiets bestaat al in grootmachten zoals de VS, maar niet bij ons. “Volgens mij zou zo’n databank een fantastisch hulpmiddel zijn om de duurzaamheid en productiviteit van de veehouderij te verbeteren. Goedkope genetische testapparatuur zou voor elke boer beschikbaar moeten zijn.”

4. Meten is weten
Niet enkel jonge boeren kwamen aan het woord. De Noord-Ierse veeboer en academicus professor John Gilliland werkt aan een bijzondere innovatie om uitspoeling te voorkomen. Gilliland gebruikte LiDAR om landbouwbedrijven topografisch in kaart te brengen. LiDAR is een technologie waarbij men een nauwkeurig 3D-beeld maakt van een omgeving aan de hand van laserstralen. Dit kan hypernauwkeurig gebeuren: dezelfde technologie wordt ook gebruikt om bijvoorbeeld zelfrijdende auto’s obstakels te laten vermijden.
“In ons voorbeeld zijn we gaan kijken naar een traditionele melkveehouderij met een monocultuur van Engels raaigras en hoog kunstmestgebruik. Via LiDAR konden we detecteren langs waar de velden afspoelen, en de impact die dat heeft op de waterkwaliteit.
Maar het belangrijkste volgens Gilliland is de bodem. “Zit je bodem niet goed, dan hebben je planten het niet goed en als je dat voert aan je koeien, zal je het ook merken aan de kwaliteit van de melk die je produceert.”
Daarom werd ook het koolstofgehalte van de bodem op vele locaties gemeten. “Wanneer men spreekt over emissiereductie, kijkt men te weinig naar de planten die aanwezig zijn op veebedrijven, en de rol die ze kunnen spelen in koolstofcaptatie. Als we data hebben over de bodem, kunnen boeren hun kunstmestgebruik en teeltstrategie daaraan aanpassen, en kunnen we ook zien wat het effect is van aangepaste praktijken. In ons geval heeft de veehouder zijn gebruik van kunstmest met 80 procent gereduceerd. Door over te schakelen van een monocultuur naar kruidenrijk grasland is ook de biodiversiteit verbeterd. In zijn bodem zitten nu drie keer zoveel regenwormen als vroeger.”
5. Europese steun is cruciaal in veranderlijke wereldmarkt
Misschien de meest hooggeplaatste jonge landbouwer aanwezig op het congres, was Anne-Catherine Dalcq (MR), Waals minister voor Landbouw, Landelijkheid, Natuur, Jacht, Visserij en Bossen. De minister had een hoopvolle boodschap voor de boeren, maar erkende dat de landbouw zich in een woelig tijdperk bevindt. De geopolitieke verschuivingen in de wereldhandel, commerciële uitdagingen, duurzaamheidsverplichtingen en de grote maatschappelijke druk op landbouwers spelen een rol.
Tegelijk heeft het verleden ons geleerd wat innovatie voor de sector kan betekenen. “Op 40 jaar tijd is de productiviteit van melkkoeien verdubbeld”, zegt Dalcq. “En toch hebben we op 30 jaar tijd meer dan de helft van de melkveebedrijven in Wallonië verloren. De uitdaging zit hem in het behoud van landbouwbedrijven op mensenmaat. Als minister is het mijn opgave om de economische, maatschappelijke en duurzaamheidsdoelstellingen van de sector met elkaar te verzoenen, om de sector voor de komende decennia toekomstperspectieven te bieden. Een sector met ruimte voor innovatie, zodat ook de komende generaties goed zullen boeren.”
Volgens Dalcq moet er dan ook meer worden geïnvesteerd in wetenschappelijk onderzoek voor de veehouderij, en moet er vooral sprake zijn van betere kennisdeling op Europees niveau. “Onderzoekers zijn zich te weinig bewust van welke innovaties er bestaan in de veehouderij”, zegt ze.
Hoewel de zuivelprijzen vandaag relatief stabiel zijn, waarschuwt Dalcq ook dat de wereldmarkt vrij fragiel is. “De prijzen zijn vrij correct vandaag, maar de wereldmarkten zijn volop in beweging”, zegt ze. “We moeten hierop anticiperen en ook op Europees niveau voldoende middelen voorzien voor onze landbouwers.”
De Europese Commissie heeft voor de periode 2028 tot 2034 een pakket van 300 miljard euro voorgesteld voor inkomenssteun en crisisbeheer, wat neerkomt op 80 procent van het huidige GLB-budget voor 2023-2027. Volgens Dalcq zullen deze budgetten absoluut verhoogd moeten worden om de toekomst van de sector veilig te stellen.

Bron: Eigen berichtgeving