Plan-MER: Doelen van MAP7 worden niet gehaald, wel positieve vooruitgang
nieuwsHet nieuwe mestactieplan (MAP7) zal vermoedelijk een positieve impact hebben op de waterkwaliteit in Vlaanderen, maar de huidige maatregelen lijken onvoldoende om de doelstellingen te halen. Dat blijkt uit het voorlopige milieueffectenrapport (plan-MER). “Het rapport bevestigt opnieuw wat we vanaf het begin al zeggen: de maatregelen schieten tekort,” reageert Bond Beter Leefmilieu. “We zijn benieuwd hoe de minister hiermee aan de slag gaat.”
Vlaanderen neemt met het zevende mestactieprogramma maatregelen om de nutriëntenverliezen uit land- en tuinbouw te reduceren. Deze moeten de waterkwaliteit in lijn brengen met de Europese doelen uit de Nitraatrichtlijn, Kaderrichtlijn Water en de Drinkwaterrichtlijn. Bij elk beleidsplan dat een impact op het milieu kan hebben, moet steeds een plan-milieueffectenrapport (plan-MER) opgemaakt worden. Deze week werd dit rapport over MAP7 openbaar gemaakt. Volgens de MER-deskundigen mogen er alvast positieve effecten van de verschillende maatregelen verwacht worden op zowel het bodem-, grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit.
Doelstellingen grondwater- en oppervlaktewater worden niet gehaald
In het ontwerp plan-MER werd naast de milieu-impact ook nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelstellingen van het actieplan gehaald zullen worden. Daar blijkt de analyse minder positief te zijn. “Er wordt niet verwacht dat de waterkwaliteitsdoelstellingen met enkel de maatregelen in het huidig plan gehaald zullen worden”, klinkt het. De MAP7-doelstellingen voor grondwater zouden in 25 procent van de afstroomzones niet gehaald worden. Ook de doelstellingen voor het oppervlaktewater zouden niet allemaal haalbaar zijn.
De gemiddelde nitraatconcentratie is de indicator om de globale impact van de landbouw op de oppervlaktewaterkwaliteit te beoordelen. De streefwaarde voor de gemiddelde nitraatconcentratie bedraagt 18 mg nitraat per liter. Dit is de vertaalslag van de grenswaarde voor nitraatstikstof tussen een goede en matige toestand van de oppervlaktewaterkwaliteit, en werd in MAP6 vastgelegd. Volgens het nieuw mestactieplan moeten tegen 2027 “alle nodige maatregelen genomen worden om de nitraatconcentratie per afstroomzone in landbouwgebied onder deze streefwaarde te brengen”.
Uit het ontwerp plan-MER blijkt dat MAP7 het aantal afstroomzones met een gemiddelde concentratie boven deze drempel niet volledig zal wegwerken. Waar in gebiedstype 1 deze doelstelling bijna overal gehaald wordt, haalt slecht 5 van de 19 beoordeelde afstroomzones in gebiedstype 2 de streefwaarde. In gebiedstype 3 haalt geen enkele beoordeelde afstroomzone de doelstelling, daar wordt gemiddeld de helft van de beoogde concentratiedaling gehaald.

MAP7: Lijst met goede bemestingspraktijken goedgekeurd
7 februari 2025Derogatie en terugverdienmaatregel brengen niets bij
Het ontwerp plan-MER ziet geen meerwaarde in de maatregel die landbouwers toelaat bemestingsreducties te compenseren door goede bodem-, teelt- en bemestingspraktijken toe te passen. “Deze praktijken zorgen er niet voor dat een extra bijdrage aan de waterkwaliteitsdoelstellingen wordt verwacht”, leest het plan-MER. “Het zorgt er bovendien voor dat de positieve impact minstens deels teniet wordt gedaan op vlak van biodiversiteit. Dit geldt eveneens voor derogatie.”
Er wordt voorgesteld om deze twee maatregelen in ieder geval niet toe te laten op percelen binnen speciale beschermingszones (SBZ-gebieden). Daarnaast wordt aanbevolen om de mogelijkheid tot het terugverdienen van besmestingsreducties in eerste instantie als extra maatregel bovenop het basisplan te hanteren. En dit pas toe te laten als er een daling van de nutriëntconcentraties is in lijn met de beoogde doelstellingen voor de betrokken afstroomzone.
De maatregel die toelaat om te schuiven met de data voor het uitrijden van mest of inzaaien van vanggewassen zal naar verwachting geen significante impact hebben op de uit- en afspoeling van nutriënten of hun effect op natuurgebieden. Wel wordt aangeraden om deze maatregel gebiedsgericht te implementeren in functie van de specifieke weers- en terreinomstandigheden.
Mestmaatregelen in speciale beschermingszones
Volgen het ontwerp plan-MER zorgen de verschillende maatregelen ervoor dat het mestgebruik in en nabij speciale beschermingszones en VEN-gebieden significant kan dalen. Er kan echter geen definitieve uitspraak gedaan worden over het effect op de nutriëntentoestand ten aanzien van specifieke vegetaties. “Hiervoor ontbreekt wetenschappelijke kennis. De toegepaste modellering kan enkel een uitspraak doen over gemiddelden op het niveau van afstroomzones en gebiedstypes”, aldus het milieueffectenrapport. “Verder wetenschappelijk onderzoek is noodzakelijk.”
MAP7 vooruitgang op alle vlakken, behalve voor de bedrijfsvoering
Op vlak van water, landschap en klimaat kunnen voornamelijk positieve effecten verwacht worden door de maatregelen van MAP7. Toch blijkt het actieplan niet voor alle aspecten een vooruitgang te zijn. “Er zijn negatieve impacten te verwachten inzake landbouwbedrijfsvoering”, aldus de MER-deskundigen. “Deze impact is evenwel afhankelijk van de mate waarin de landbouwer al rekening houdt met bepaalde maatregelen in zijn bedrijfsvoering.” Toch zijn er ook enkele positieve zaken aan MAP7 voor de bedrijfsvoering. Zo wordt aangehaald dat het overstromingsrisico beperkt wordt bij de aanleg van beschermingsstroken en zou de belevingswaarde verhoogd kunnen worden bij het nemen landschapsbevorderende maatregelen.
De alternatieven bieden ons inhoudelijke handvatten waardoor we niet opnieuw van nul moeten starten
Alternatieve maatregelen ook al doorgerekend
Het ontwerp plan-MER is ook het doelbereik van een reeks alternatieve of aanvullende maatregelen nagegaan. Zo werden alternatieve maatregelen onderzocht zoals het aanscherpen van de mestnormen voor gebiedstypes 1 en 2 naar de normen van gebiedstypes 2 en 3, het invoeren van beschermingsstroken van vijf meter voor alle teelten overal, de invoering van een bemestingsverbod in alle SBZ-zones en de eis dat nitraatgevoelige teelten enkel toegestaan zijn bij een goed nitraatresidu. De MER-deskundigen concluderen dat deze maatregelen een significante bijkomende positieve impact kunnen hebben, maar dat het meteen ook de maatregelen zijn die de landbouwbedrijfsvoering sterk kunnen benadelen.
Voor deze alternatieve maatregelen is geen draagvlak bij de sector
Hoe wordt het plan-MER onthaald?
Zowel milieuorganisatie Bond Beter Leefmilieu (BBL) als landbouworganisatie Boerenbond en Vlaams minister van Omgeving en Landbouw zien het ontwerp plan-MER als “een bevestiging van hun verwachtingen”. Waar Boerenbond een bevestiging in het milieueffectentrapport ziet dat de milieukwaliteit in heel Vlaanderen erop vooruitgaat met MAP7, ziet BBL een bevestiging dat MAP7 niet verregaand genoeg is om de vooropgestelde doelstellingen te halen.
Volgens Boerenbond zijn de positieve verwachte effecten “een logisch resultaat aangezien er maatregelen worden genomen die inspanningen vragen van de landbouwers”. Daarnaast ziet Boerenbond ook heel wat van zijn zorgen bevestigd. Daarbij wordt verwezen naar de impact van diverse nitraatrijke bronnen op het MAP-meetnet en het feit dat nog niet alle maatregelen werden doorgerekend. Verder benadrukt Boerenbond dat de voorgestelde alternatieven geen onderdeel uitmaken van het sectorakkoord en bovendien veel te verregaand zijn. “Voor deze maatregelen is geen draagvlak bij de sector”, reageert de landbouworganisatie kordaat. “Dit zijn geen alternatieven die uit het gezamenlijk overleg tussen landbouw en milieu zijn voortgekomen, en dus voor ons onaanvaardbaar.”
We wisten van meet af aan dat de doelstelling voor 2027 bijzonder ambitieus is
Ook Vlaams minister van Omgeving en Landbouw Jo Brouns (cd&v) ziet het ontwerp plan-MER als een bevestiging: “MAP7 is het strengste dat we ooit hebben gehad. Het bevat tal van maatregelen die een positieve impact hebben op de waterkwaliteit, en die we gelukkig al hebben ingevoerd. Tegelijk erkent het ontwerp plan-MER dat de doelen voor 2027 waarschijnlijk niet volledig gehaald zullen worden. Of dat zo is, zal de praktijk uitwijzen, maar we wisten van meet af aan dat dit een bijzonder ambitieuze doelstelling is.” Minister Brouns verwijst daarbij naar het regeerakkoord waarin afgesproken is om bij de Europese Commissie een doelfasering aan te vragen voor de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water, wat de grondslag van MAP7 bepaalt. Zo zou er een gefaseerde aanpak komen met een focus op vooruitgang en ambities voor meerdere planperiodes.
Tot slot laat de minister weten dat hij de onderzochte alternatieven zorgvuldig zal bekijken, maar niet vooruit wil lopen op de zaken zolang het plan-MER nog niet definitief is. “Elk van die alternatieven houden immers politieke keuzes in, het zijn geen technische aanpassingen”, aldus Brouns.

ABS-voorzitter Vandamme: “Praktische uitvoering MAP7 knelt”
28 februari 2025BBL laat weten alvast zeer tevreden te zijn dat de alternatieve scenario’s werden doorgerekend. De vraag hiernaar kwam onder meer van de organisatie zelf. “De alternatieven bieden ons inhoudelijke handvatten waardoor we niet opnieuw van nul moeten starten”, aldus Ineke Maes, beleidsexpert landbouw bij BBL. Zij zegt niet verrast te zijn door het rapport. “Al vanaf het begin hebben we gezegd dat de maatregelen niet volstaan. Het ontwerp plan-MER bevestigt dit nogmaals zeer duidelijk. Wij kijken uit hoe de minister hiermee aan de slag zal gaan.” Maes haalt ook de conclusie aan over de positieve effecten van beschermingszones. “Vanuit het terrein werden de beschermingszones onlangs in vraag gesteld, maar de MER-deskundigen geven duidelijk aan dat dit toch een zeer belangrijke pijler is.”
BBL zal samen met andere milieuorganisaties de komende weken het volledige milieueffectenrapport doornemen en zijn opmerkingen indienen via het openbaar onderzoek. Alle reacties op het ontwerp plan-MER worden daarin gebundeld en meegenomen bij de definitieve vaststelling deze zomer.
In principe wordt een bijsturing pas in 2027 gevraagd
Moet MAP7 nu aangepast worden?
Zowel in MAP7 als in het regeerakkoord werd opgenomen dat indien de monitoring in 2025 en in 2026 aantoont dat er bijkomende maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteitsdoelstellingen te halen, deze genomen zullen worden. De milieu- en landbouworganisaties zullen dan vier maanden de tijd krijgen om hierover een akkoord te bereiken. De maatregelen zouden uiterlijk in werking treden in het voorjaar van 2027.
“Er is inderdaad afgesproken dat het plan-MER en de resultaten op het terrein indicatief zullen zijn bij een eventuele bijsturing”, duidt minister Brouns. “Op basis van het definitieve plan-MER zal het opvolgingsorgaan, waarin milieu-en landbouworganisaties vertegenwoordigd zijn, later dit jaar kijken of bijsturing nu al van toepassing is. Ook al wordt dit in principe pas in 2027 gevraagd.”
