Kamercommissie zet licht op groen voor minimumpensioen meewerkende echtgenoten
4 oktober 2022De Commissie Sociale Zaken van het federaal parlement heeft de maatregel goedgekeurd waardoor meewerkende echtgenoten toegang krijgen tot het minimumpensioen. Het ontwerp zal op 20 oktober in de plenaire worden goedgekeurd en zal ten minste 17.326 meewerkende echtgenoten van (waarvan 88% vrouwen) toegang geven tot het minimumpensioen.
Echtgenoten die meewerken op het bedrijf van hun partner en bij de ingang van hun pensioen geen loopbaan zullen hebben van 30 jaar, krijgen vandaag niet het minimumpensioen. Vanaf 1 januari 2023 komt hier verandering in. De Commissie Sociale Zaken keurde een maatregel goed die meewerkende echtgenoten toch toegang moet geven tot dat minimumpensioen.
Wat is een "meewerkende echtgenoot"?
Het statuut van meewerkende echtgenoot wordt toegekend aan elke partner (getrouwd of wettelijk samenwonend) van een zelfstandige die zijn zelfstandige echtgeno(o)t(e) of partner effectief helpt (regelmatig of minstens 90 dagen per jaar), die geen eigen inkomen van meer dan 3.000 euro per jaar heeft uit een zelfstandige beroepsactiviteit, en die geen eigen inkomen heeft als werknemer of ambtenaar en ook geen vervangingsinkomen dat persoonlijke rechten opent inzake sociale zekerheid.
Meewerkende echtgenoten werden in 2005 verplicht om pensioenrechten op te bouwen via het zogenaamde maxistatuut, maar enkel wie in dat statuut minstens 30 jaar rechten opbouwde heeft recht op het minimumpensioen. Wie ouder was dan 50 jaar in 2005 werd van deze verplichting vrijgesteld.
Maar dit systeem is niet foutloos: meewerkende echtgenoten die in 2005 jonger waren dan 50 en die de komende maanden of jaren op pensioen gaan, maar niet tot een loopbaan van 30 jaar komen, vallen buiten dit minimumpensioen, ondanks dat ze jarenlang hebben bijgedragen. Concreet vormt dit probleem zich bij meewerkende echtgenoten die geboren zijn tussen 1 januari 1956 (en dus in 2005 jonger waren dan 50) en 31 mei 1968 (en dus na 2005 geen loopbaan van 30 jaar meer kunnen opbouwen). Zij moesten zich op het gezinspensioen beroepen.
Om deze onrechtvaardigheid weg te werken werd een alternatieve berekeningswijze aangenomen voor meewerkende echtgenoten die voldoen aan enkele afgebakende voorwaarden. Voor deze groep zal de toegangsvoorwaarde tot het minimumpensioen niet meer 30 loopbaanjaren zijn, zoals in het gewone pensioenstelsel, maar zal de voorwaarde berekend worden op basis van het maximaal aantal mogelijke loopbaanjaren in de periode van 1 januari 2003 tot aan het kwartaal waar het rustpensioen ingaat. Wie twee derde van de jaren in die periode gepresteerd heeft, heeft voortaan recht op het minimumpensioen.
“Na bijna 10 jaar is er eindelijk een oplossing voor de vele, voornamelijk vrouwen, die jarenlang hebben gewerkt op het bedrijf van hun partner maar daarvoor geen waardig pensioen ontvangen”, vertelt federaal parlementslid Nathalie Muylle (cd&v), die het punt al sinds 2013 op de agenda zet. “Zij hebben vaak vele jaren bijgedragen betaald maar dreigden uit de boot te vallen. Vanaf 1 januari 2023 krijgen die meewerkende echtgenoten waar ze recht op hebben.”
Een voorbeeld: een meewerkende echtgenoot heeft gewerkt van 1 juli 2005 tot 30 juni 2025 en gaat met pensioen op 1 juli 2025. Sinds 2005 heeft deze persoon 20 jaar gewerkt én bijgedragen. Het maximaal aantal mogelijke loopbaanjaren sinds 1 januari 2003 tot aan het pensioen is 22,5 jaar. In het oude systeem komt deze persoon niet aan 30 jaar loopbaan en heeft die dus geen recht op het minimumpensioen. In de nieuwe regeling voldoen de 20 gepresteerde jaren aan de twee derde-voorwaarde om in aanmerking te komen voor het minimumpensioen.
In de praktijk zal de som van de pensioenen van beide partners altijd hoger zijn dan het gezinspensioen, waardoor alle meewerkende echtgenoten erop vooruitgaan, afhankelijk van hoeveel ze hebben bijgedragen. Al naargelang de loopbaanjaren kan dit oplopen tot 600 euro meer pensioen dan bij het gezinspensioen.
Tot slot moeten de meewerkende echtgenoten aan volgende voorwaarden voldoen:
Geboren zijn in de periode tussen 1 januari 1956 en 31 mei 1968 (géén 50 jaar in 2005 en géén mogelijkheid om aan 30 jaar in het maxistatuut te geraken.
Geen aanspraak kunnen maken op het minimumpensioen in toepassing van artikel 131ter van de genoemde wet van 15 mei 1984
Zich vrijwillig onderworpen hebben aan het maxistatuut tijdens de periode van 1 januari 2003 tot 30 juni 2005 voor één of meerdere kwartalen of zich verplicht hebben moeten aansluiten vanaf 1 juli 2005.
Bron: Eigen verslaggeving