"In chaos en onzekerheid richting een definitieve stikstofregeling"
Vorige maand verspreidde Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) een instructie over de vergunningverlening van stikstofemitterende activiteiten. Wat later maakte het Agentschap Natuur en Bos richtsnoeren bekend voor veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties die ammoniak uitstoten. Vergunningverlenende overheden namen intussen de eerste beslissingen. Daaruit blijkt dat redelijkheid en pragmatisme soms ver weg lijken, stelt Bart Beliën, directeur studiedienst van Boerenbond, op basis van dossiers die Boerenbond dagelijks ontvangt van zijn leden.
Onze uitgangspunten
Sinds het stikstofarrest is er in Vlaanderen veel onzekerheid in de vergunningverlening. De ministeriële instructie en de richtsnoeren trachten daar een antwoord op te geven. De Vlaamse regering wenst rechtszekere en robuuste vergunningen te verlenen en wil ook een vergunningenstop vermijden. Uitgangspunten die we vanuit Boerenbond volledig onderschrijven.

We weten dat we voor een grote uitdaging staan om de ammoniakemissies te verminderen en de ammoniakdepositie op de Europese natuurgebieden terug te dringen. Om die reden zou het niet wijs zijn om nu - tot er een definitieve regeling is - de uitdaging nog groter te maken door de emissies van onze sector te laten stijgen. Het voorzetten van de bedrijfsvoering is echter cruciaal, net zoals het aanpassen of optimaliseren van de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld binnen de lopende vergunningstermijn.
Meetbaar en aantoonbaar
De uitgangspunten van de richtsnoeren, namelijk dat bijkomende emissies tegenover de vergunde situatie sterk af te raden zijn en maximaal vermeden moeten worden en dat de ammoniakdeposities zeker niet mogen toenemen in de Europese natuurgebieden, kunnen we in principe onderschrijven. Wat de depositie betreft, zou die lijn doorgetrokken moeten worden naar alle stikstofverbindingen die voor bijkomende depositie zorgen.
Wij zien momenteel dossiers waarvan de impact, op basis van een modelberekening, in kaart gebracht moet worden tot onder het gramniveau. Het gaat dan soms om bijdragen en stijgingen van een gram of minder per hectare per jaar. Hoe een dergelijke benadering nog spoort met de definitie van het begrip ‘betekenisvolle aantasting’ waar het gaat over een ‘meetbaar en aantoonbaar effect’ is ons een raadsel.
Ruimte om tot een individuele beoordeling over te gaan wordt niet benut
Voor bedrijven met een impactscore van 0,1 procent wordt aangeraden de emissies met minstens 30 procent te verminderen. Dit moet desgevallend gebeuren bovenop de implementatie van ammoniakemissiearme stalsystemen of technieken. Een maatregel die sowieso minstens 50 procent emissiereductie oplevert. Dossiers die een kleinere reductie realiseren worden vaak negatief geadviseerd. Een bedrijf dat zijn emissies vermindert, maar niet “voldoende”, krijgt een negatieve passende beoordeling.
Een bedrijf dat zijn emissies vermindert, maar niet "voldoende", krijgt een negatieve passende beoordeling
Ons heeft nog niemand juridisch overtuigend kunnen uitleggen dat een vermindering van de impact van bedrijven die niet uitbreiden tegenover de vergunde situatie toch tot een betekenisvolle aantasting kan leiden. Ruimte die er is voor een individuele beoordeling wordt niet gebruikt. Zelfs volgens ANB leidt dit in sommige dossiers “tot schrijnende toestanden”. Dit kunnen we alleen maar bevestigen. Een richtsnoer dat blind wordt toegepast, doet elke deur toe voor een redelijke en pragmatische beoordeling die soms hele zware gevolgen heeft voor de betrokken familie.
Bestaande bedrijven verlengen tot maximaal 31 december 2022
Een landbouwbedrijf een hele procedure laten doorlopen om dan een vergunning te verkrijgen voor amper een jaar waarvoor de hernieuwing al moet aangevraagd worden over dik een half jaar. Dat is administratieve kafka die de landbouwer wel veel geld kost. Wie vindt het uit? Zelfs hiervoor is men niet bereid oplossingen te zoeken. Hiermee zet men de voortzetting van bestaande bedrijven wel degelijk onder druk, zorgt men voor een permanente stress en onzekerheid in deze gezinnen. Ondertussen heeft de Vlaamse overheid wel de mond vol over het verbeteren van het welbevinden van de land- en tuinbouwers. Dat begint voor ons met het vermijden van dit soort absurditeiten.
Het beleid voor de tussenperiode treft veel bedrijven, klein en groot
Doen alsof dit beleid enkel gevolgen heeft voor grote, intensieve bedrijven is de waarheid geweld aandoen. Uit de dossiers die wij de voorbije weken ontvingen bleek heel duidelijk: klein en groot worden getroffen, gericht op de korte keten, of intensief. Dat is logisch. Het gaat immers over ammoniakdepositie op Europese natuurgebieden.
Uit de dossiers die wij ontvingen, bleek heel duidelijk dat klein en groot worden getroffen, gericht op de korte keten, of intensief
Vooral de ligging van je bedrijf – al dan niet in de buurt van deze gebieden – is dan een doorslaggevend criterium. Door voor landbouwbedrijven met een hele lage drempelwaarde te werken (0,1%) worden vele bedrijven getroffen. Wij hopen dat de Vlaamse overheid werkt aan meer doordachte analyses om de gevolgen van het geplande beleid in te schatten. Oplossingen zullen we immers alleen maar vinden op basis van gedegen en transparante analyses.
Achter elk dossier zit een gezin, een familie
Onze Vlaamse landbouw is een familiale landbouw. De voorbije jaren ervaarden we bij de begeleiding van heel wat zogenaamde rode bedrijven dat voor problematische situaties oplossingen konden gevonden worden door er in te investeren. Tijd nemen, luisteren naar hun verhaal en toekomstplannen, rekening houden met wie ze zijn en dan opties bespreken en uitwerken. Soms een stopzetting van de veehouderijtak, soms een verplaatsing en in nog andere gevallen investeringen om de bedrijfsvoering duurzamer te maken.
De hardvochtigheid van het beleid vandaag, maakt het onmogelijk oplossingen op maat te vinden. Uiteindelijk komt dit neer op respect. Respect voor wat een familie, vaak over generaties heen, heeft opgebouwd, respect voor het gegeven dat deze gezinnen niet meer of minder willen dan hun boterham verdienen, hun bedrijf uitbouwen. Daaraan ontbreekt het nu. We rekenen er op dat dit terugkeert als het over de definitieve PAS gaat.
De hardvochtigheid van het beleid vandaag, maakt het onmogelijk oplossingen op maat te vinden
Naar definitieve oplossingen
Het dossier is ingewikkeld, de modellen zijn complex en eenvoudige oplossingen zijn er niet. Vorige week slaagden onze Nederlandse collega’s er in een plan voor te stellen dat gedragen werd door natuur- en ondernemersorganisaties. Een plan met als doel de milieudruk veroorzaakt door de diverse sectoren te verminderen, maar dat vooral ook opnieuw het broodnodige toekomstperspectief wil bieden aan boeren en tuinders. Dat is wat wij, wat onze boeren en tuinders, ook willen: toekomstperspectief.
Boerenbond en de sector kunnen een betekenisvolle partner zijn in het zoeken naar oplossingen. Daarbij beseffen we maar al te goed dat de sector inspanningen zal moeten doen om zijn milieudruk verder te verminderen. Maar dat kan je maar aan een sector vragen als je hem tegelijkertijd toekomstperspectief wil geven, als je die families en gezinnen respecteert. Wanneer men het gevoel krijgt dat men een doodvonnis wil tekenen, wordt alles moeilijk, zelfs onmogelijk.
Met dit opiniestuk wil de auteur een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.
Bart Beliën is directeur studiedienst bij Boerenbond. In die hoedanigheid volgt hij het stikstofdossier op de voet.