nieuws

Fevia pleit voor minister van Industrie op elk beleidsniveau

nieuws

Als grootste industriële sector in België heeft ook Fevia, de federatie van de Belgische voedingsindustrie, zijn wensenlijstje klaar voor de nieuwe regeringen. Met een stijgend aandeel grensaankopen, een stijging van het aantal faillissementen en een daling van de investeringen in volume en het exportvolume heeft de voedingssector er in 2023 geen goed jaar opzitten. “Wij vragen dat er in ons land werk gemaakt wordt van een echt, toekomstgericht industrieel beleid”, zegt Bart Buysse, CEO van Fevia, die meteen nog een aantal werkpunten voor de politiek opsomt.

11 juli 2024 Griet Lemaire
danoneactimel-1250

De afgelopen maanden hebben heel wat belangenorganisaties hun wensenlijstje voor de nieuwe regeringen voorgesteld. Nadat Matthias Diependaele (N-VA) een paar weken geleden werd aangesteld als Vlaams formateur, werd recenter ook Bart De Wever (N-VA) benoemd tot federaal formateur door de koning. In deze reeks belichten we de ambities en verlangens van een reeks organisaties in de agrovoedingsketen. 

Grootste industriële sector

Het was geen rooskleurige boodschap die de Belgische voedingssector rond Pasen schetste in zijn economisch verslag. Nochtans had de voedingsindustrie op het eerste zicht best wel mooie cijfers voor te stellen. Met een omzet van 80,70 miljard euro (+6,9%) in 2023 is de sector met uitstek de grootste industriële activiteit in ons land. De chemische industrie (43,60 miljard euro omzet) en de metaalindustrie (26,80 miljard euro omzet) volgen op geruime afstand.

Ook op vlak van tewerkstelling staat de voedingssector op de eerste industriële plaats met 102.004 jobs (+1,5%). Als we naar investeringen kijken, dan wordt de eerste barst duidelijk. In 2023 moest de voedingsindustrie (2,1 miljard euro of +2,4%) zijn eerste plaats afstaan aan de chemische sector (2,5 miljard euro). De export steeg met 8,4 procent naar 38,3 miljard euro en de import stabiliseerde min of meer tot 29,9 miljard euro. Dat betekent dat de handelsbalans van de voedingsindustrie afklokte op een positief resultaat van 8,4 miljard euro, een stijging van maar liefst 50,2 procent.

Realiteit achter de mooie cijfers

“Maar als we diepgaander naar die cijfers kijken, dan ziet het er heel wat minder fraai uit”, waarschuwt Buysse. De omzet mag dan wel gestegen zijn, het verkochte volume is voor het vierde jaar op rij gedaald (-1,7% in 2023). De afgelopen jaren zijn de loon-, energie-, transport- en verpakkingskosten fors gestegen. Volgens de Fevia-CEO zijn voedingsbedrijven er niet of maar laattijdig in geslaagd om die kosten door te rekenen aan hun afnemers.

“Daardoor is de rendabiliteit van onze voedingsbedrijven, voor 95 procent kmo’s met minder dan 100 werknemers, de afgelopen jaren structureel gedaald. En ook voor 2024 verwacht vier op de tien bedrijven een verdere rendabiliteitsdaling. Velen onder hen zitten tussen hamer en aambeeld: sterk gestegen kosten die ze onvoldoende kunnen doorrekenen”, klinkt het. Fevia wijst erop dat onderzoek van het Prijzenobservatorium heeft uitgewezen dat in de voedingssector geen woekerwinsten worden behaald, hoewel vaak het tegendeel wordt beweerd. Getuige daarvan ook het aantal faillissementen in de sector. Dat steeg afgelopen jaar met 34 procent. In totaal gingen 140 bedrijven failliet, het slechtste resultaat op 11 jaar tijd.

Carole Dembour Fevia portret

De Belgische voedingsindustrie verliest marktaandeel ten aanzien van zijn Europese concurrenten. En ook al gaat het om een kleine daling, ze is wel veelbetekenend

Carol Dembour - Economisch adviseur Fevia

Als het om investeringen gaat, zien we dat het geïnvesteerde bedrag is gestegen onder meer door de inflatie, maar het volume aan investeringen is met 5,6 procent gedaald. “Bij de investeringen gaat het vaak om automatisering of rationalisering waardoor er op de kosten bespaard kan worden”, verduidelijkt Buysse. Volgens hem lopen de investeringen in echte innovatie terug, wat een impact heeft op de toekomstige competitiviteit van de sector.

Als we naar de handelsbalans kijken, zien we opnieuw hetzelfde beeld. De handelsbalans stijgt sterk in waarde en gaat voor het eerst boven acht miljard euro, maar de exportvolumes zijn gedaald. “De Belgische voedingsindustrie verliest dus marktaandeel ten aanzien van zijn Europese concurrenten. En ook al gaat het om een kleine daling (een aandeel van 7,6% in 2022 ten opzichte van 7,2% in 2023, red.), ze is wel veelbetekenend want het is heel moeilijk om dat marktaandeel terug te winnen”, vult Carole Dembour, economisch adviseur bij Fevia, aan.

Taksenlasagne en handicaps

De sectorfederatie wijst erop dat de voedingsindustrie ook een grote bijdrage levert aan de staatskas door allerhande belastingen en heffingen die worden opgelegd. “Het gaat om tien procent van de omzet van onze sector. Dat is gigantisch”, beweert Buysse. Een belangrijk gevolg van deze “dikke taksenlasagne” is volgens Fevia dat consumenten naar het buitenland vluchten voor hun aankopen. In totaal werd in 2023 voor 764 miljoen euro aangekocht in Frankrijk, Nederland, Duitsland en Luxemburg door Belgische consumenten. Dat is een stijging van 40 procent in vergelijking met een jaar eerder. Op die manier ging er 140 miljoen euro verloren voor de Belgische staatskas, berekende de voedingssector. “Toch zien we dat dit politiek niet leeft. Vandaag heeft de overheid daar geen cijfers over. Dus staat het niet op hun radar en is er geen ‘sense of urgency’ aanwezig”, meent Dembour.

“Onze Belgische voedingsbedrijven wordt het quasi onmogelijk gemaakt om te concurreren met de buurlanden door verschillende handicaps”, klinkt het. Volgens Dembour betaalt een voedingsbedrijf in België gemiddeld 42,6 euro voor één uur werk terwijl de concurrenten in de buurlanden maar 33,1 euro betalen. Dat betekent dat een werknemer bijna 30 procent duurder is. Hetzelfde zien we voor elektriciteit. Een Belgisch bedrijf betaalt gemiddeld 206 euro per megawatt/uur, zijn concurrenten in het buitenland 171 euro (+20,4%). “De kwaliteit en innovatie van de Belgische voeding en voedingsbedrijven helpen wel om competitief te zijn, maar de grens is bereikt, als we hem al niet overschreden hebben”, benadrukt Buysse.

Minister van Industrie

Vertrekkend vanuit die vaststellingen formuleert Fevia meteen ook een aantal eisen en verwachtingen naar politiek en beleidsmakers. Het hanteert daarbij drie hefbomen en 15 maatschappelijke uitdagingen die op hun beurt ondergebracht zijn in de vier pijlers van de duurzaamheidsroadmap die de sector eerder al opmaakte. “Het is cruciaal om in de volgende legislatuur op deze domeinen te werken om de lokale verankering van de Belgische voedingsindustrie, die nauw verbonden is met de Belgische landbouw, te verzekeren. Onze sector is niet alleen de grootste industriële sector in ons land, het is vooral ook een essentiële sector. Onze bedrijven zorgen voor dagelijkse voeding, voor jobs en investeringen”, luidt het in het memorandum van Fevia.

Eén van de belangrijkste vragen van de voedingssector is een echt, toekomstgericht industrieel beleid. Vandaag ziet de sector te veel versnippering van de bevoegdheden. Fevia roept de politiek dan ook op om op zowel op federaal als op Vlaams niveau een minister van Industrie of Industrieel Beleid aan te stellen. “Die moet een overkoepelend overzicht houden over alle bevoegdheidspakketten die van belang zijn voor de (voedings)industrie.” Volgens de voedingssector wordt deze portefeuille bij voorkeur gegeven aan de eerste minister op federaal niveau en aan de minister-president op gewestelijk niveau.

Meer aandacht voor Europees niveau

Fevia vraagt in zijn memorandum ook meer aandacht voor het Europese niveau. “De Europese regelgeving heeft een toenemende impact op de competitiviteit van onze voedingsbedrijven. De politiek moet daarom het Europees beleidsniveau als een prioriteit beschouwen en proactief invloed uitoefenen op de EU-beleidsvorming en daarbij de vragen en bezorgdheden van de (voedings)industrie meenemen”, stelt Buysse. Hij vraagt ook dat er geen goldplating maar maatwerk komt bij de omzetting van Europese regelgeving en dat de Europese interne markt versterkt wordt.

Bart Buysse Fevia_Fevia

Er worden veel te veel maatregelen genomen zonder een impactanalyse vooraf. Als zo’n impactanalyse vaker zou gebeuren, zou dat de honger naar regelgeving sneller stillen

Bart Buysse - CEO Fevia

Meer overleg en minder administratie

De voedingssector pleit ook voor meer overleg met de overheid. “Er moet een structureel interfederaal overleg op hoog niveau komen tussen regeringen en industriefederaties zodat het industrieel beleid zich in een open en constructieve sfeer kan ontwikkelen. Dat beleid moet de hele voedingsketen in staat stellen om de duurzaamheidstransitie te maken zonder in te boeten aan concurrentiekracht”, luidt het. Inzetten op stabiliteit, vooruitzicht en rechtszekerheid vormen daarbij belangrijke uitgangspunten.

Om de rendabiliteit en competitiviteit te versterken en de handicaps van de voedingsbedrijven weg te werken, moeten de loon- en energiekost verlaagd worden. “Ook moet de fiscale lasagne afgebouwd worden in plaats van hem steeds dikker te maken. Er worden veel te veel maatregelen genomen zonder een impactanalyse vooraf. Als zo’n impactanalyse vaker zou gebeuren, zou dat de honger naar regelgeving sneller stillen”, meent Buysse. Daarnaast pleit hij ook voor vereenvoudiging en een vermindering van de administratieve lasten.

Evenwichtigere relaties in de keten

Een andere vraag van Fevia is om de handelsrelaties te bevorderen, want vandaag zijn de machtsverhoudingen in de voedselketen niet evenwichtig, staat te lezen in het memorandum. “Ongeveer 7.500 voedingsbedrijven, waarvan 95 procent met een kmo-karakter, moeten zich richten tot slechts 13 supermarktketens die georganiseerd zijn in zeven aankoopcentrales om hun producten te kunnen aanbieden aan 11,5 miljoen consumenten”, schetst de voedingssector. Volgens Fevia hanteren supermarktketens vaak oneerlijke handelspraktijken waar producenten nauwelijks tegen durven te reageren uit angst om hun contract te verliezen.

“Faire relaties tussen aanbieders en kopers zijn primordiaal in de agrovoedingsketen. Er moet meer evenwicht en een betere verdeling van de kosten en marges in de keten komen”, vertelt Buysse. Hij is van mening dat de wetgeving over Unfair Trading Practices (UTP) een stap in de goede richting is, maar de drempel van 350 miljoen euro jaaromzet moet volgens hem afgeschaft worden. “Alle voedingsproducenten, groot en klein, verdienen dezelfde bescherming tegen oneerlijke marktpraktijken. Op die manier zet de druk op grote bedrijven zich niet door naar kleinere producenten in de agrovoedingsketen.”

Partijprogramma's uitgespit: eerlijke prijzen
Uitgelicht
Alle Vlaamse partijen stellen dat de landbouwers een te zwakke positie hebben in de agrovoedingsketen, waardoor ze een te lage prijs krijgen voor hun producten en het inkomen...
26 mei 2024 Lees meer

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek