"Europese subsidies houden ons in leven"
nieuwsNu de plannen van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid officieel voorgesteld zijn, worden ook de gevolgen voor de landbouwers duidelijker. Europa schroeft de subsidies aan de Belgische landbouw met vijf procent terug. Wat betekent dat voor de toekomst van de boer? “Wij zitten in een doodlopende straat”, getuigt een landbouwer in De Tijd.
De Europese Commissie voorziet een pot van 365 miljard euro, of 28,5 procent van de totale Europese uitgaven tussen 2021 en 2027, om het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) te financieren. België zou in die periode 3,4 miljard euro aan directe betalingen ontvangen, voor plattelandsontwikkeling zou nog 470 miljoen euro overblijven. Alles samen een verlies van 220 miljoen euro ten opzichte van het huidige beleid.
Om aan te tonen wat dat concreet betekent voor een landbouwbedrijf, is Walter Everaert, eigenaar van een akkerbouwbedrijf, bereid om zijn boeken open te doen. “Dit jaar zal ik voor mijn 140 hectare gewassen 25.867 euro aan rechtstreekse Europese subsidies krijgen”, zegt hij. “Dat lijkt misschien veel, maar met de huidige voedselprijzen mag je jezelf als landbouwer als geslaagd beschouwen als je met je lopende activiteiten uit de kosten komt. De winst moet je dus halen uit je subsidies.”
Gemiddeld krijgen Vlaamse boeren rond de 230 euro rechtstreekse steun per hectare. “Als daar nu weer een stuk van verdwijnt, voel ik dat rechtstreeks in mijn inkomsten. Vergeet ook niet dat de subsidies al drastisch teruggeschroefd zijn: in 2013 kreeg ik nog 426 euro per hectare.” Naast de rechtstreekse Europese subsidies krijgt Walter Everaert 3.400 euro steun voor maatregelen die het milieu ten goede komen. “Wij leggen grasstroken aan, planten gewassen die dienen als vogelvoeder en leggen dammen van strobundels aan die het dorp beschermen tegen overstromingen.”
Omdat de prijs van aardappelen vorig jaar relatief meeviel, kwam Walter Everaert samen met zijn vrouw aan een inkomen van 45.000 tot 50.000 euro op jaarbasis. “Voor sommigen lijkt dat misschien behoorlijk, maar wij zijn een relatief groot bedrijf. Velen moeten het ook met minder doen. Ik denk echt dat het water veel boeren aan de lippen staat. De Europese subsidies zijn de infusen die in ons leven houden.”
Eigenlijk had hij het veel liever zonder subsidies gedaan. “Dat komt slecht over bij het grote publiek en maakt ons afhankelijk van de grillen van het Europees Parlement. Een goed werkende wereldhandel met eerlijke prijzen zou veel beter zijn. Wij zitten klem tussen de grote bedrijven die ons zaden en meststoffen leveren aan de ene kant en de nog grotere groepen die onze producten afnemen aan de andere kant. De wereldspelers die onze aardappelen opkopen, worden steeds schaarser en groter. Geloof jij nu echt dat ze niet af en toe met elkaar bellen over hun prijzen?”
Het voorstel van de Europese Commissie voorziet ook een gedeeltelijke hernationalisering van de landbouwpolitiek. Elke lidstaat zal een strategisch plan mogen opmaken waarin hij uitstippelt hoe hij de rechtstreekse betalingen en de budgetten van plattelandsontwikkeling wil aanwenden om negen Europees vastgelegde doelstellingen te halen. Die doelstellingen slaan onder meer op een leefbaar inkomen voor boeren, duurzame ontwikkeling en biodiversiteit. “Het ene land zal meer landbouwgericht zijn dan het andere”, reageert Walter Everaert. “In België staan we er niet zo goed voor op dat vlak. Boeren wegen niet zwaar meer als kiespubliek.”
Daarnaast is de vraag of de inkomenssteun wel eerlijk verdeeld is. Nu gaat tachtig procent van de directe betalingen naar 20 procent van de boeren. Daarom stelt Europa voor om het plafond van rechtstreekse steun per bedrijf te verlagen van 150.000 naar 100.000 euro. Walter Everaert vreest dat zo'n voorstel in de praktijk niet veel verschil zal maken. “Het is net als een vermogensbelasting: de hele groten vinden wel uitwegen. Grote bedrijven zullen zichzelf in twee splitsen, zodat ze opnieuw onder het plafond belanden.”
Met een omzet van 350.000 tot 400.000 euro per jaar kan Everaert overleven, maar het is niet genoeg om zijn kinderen in het bedrijf te laten komen. Zijn dochter heeft daarom een kinderboerderij en zijn zoon een loonwerkbedrijf, dat diensten levert aan andere landbouwers. “Het beroep zit in een doodlopende straat”, verzucht hij.
Het echte instrument waarmee een boer het verschil maakt, ligt in zijn bureau, zegt hij. “Mijn rekenmachine: daar draait het om. Er telt maar één regel: zo veel mogelijk op de kosten letten.” Veel van zijn collega's verslikken zich in zware investeringen en gaan gebukt onder de schulden, zegt hij. “Een boer is de enige persoon in dit land die blijft werken, ook al verdient hij niets.”
Bron: De Tijd