Eerste staalnames maïs en gras bevestigen vermoeden van matige productie en voederwaardes

duiding

Door het slechte voorjaarsweer zijn veel maïspercelen laat of niet ingezaaid. Ook tijdig ingezaaide percelen lopen wat achter in groei. Dat blijkt uit een eerste maïsanalyse van Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV). Uit staalnames blijkt dat het drogestofgehalte onder het gemiddelde van de voorbije jaren ligt waarbij experts twijfelen of laat gezaaid maïs überhaupt nog het gewenste stadium van afrijping zal behalen. De gemiddelde grasproductie lijkt dit jaar hoog uit te vallen, maar de kwaliteit is ondermaats. Vooral de vroege graskuilen laten een zeer laag eiwitgehalte zien.

2 september 2024 VILT-redactie
Lees meer over:
maisveld2

De snijmaïs in Vlaanderen, die tussen 10 en 15 mei gezaaid is, bevat gemiddeld 20,8 procent droge stof. Dat blijkt uit de eerste staalnames door het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV) genomen op 22 augustus. Het drogestofgehalte geeft de voederwaarde van de maïs aan en moet idealiter 35 procent bedragen. In vergelijking met droge, zonnige jaren ligt dat gehalte ver achter. Zo bedroeg het gemiddelde DS-gehalte in 2022 34,3 procent en was het nu al bijna oogstrijp.

Gert Van de Ven van LCV wijt deze vertraging in de groei aan het donkere, natte voorjaar. Niet alleen waren er weinig zonuren, ook kreeg de maïs veel regen te verwerken en had het gewas daardoor stress. “Dit kun je onder andere zien aan de heterogeniteit van percelen. Er zit veel verschil tussen de planten en rijen.” Volgens Van de Ven hebben de maïsrassen uit de eerste staalnames nog voldoende tijd om het juiste afrijpingsstadium te bereiken. Dat is een ander verhaal voor de maïsrassen die later gezaaid zijn. Door het natte voorjaar konden boeren in veel regio’s van Vlaanderen lange tijd het veld niet op en is er vaak in juni, en in sommige gevallen tot medio juli, ingezaaid. “Bij deze maïs is het maar sterk de vraag of de afrijping (korrelvorming) helemaal voltooid wordt en het ideale DS-gehalte bereikt wordt”, aldus Van de Ven.

Zwaartepunt oogst eind juni

Uit gegevens van maïszaad-producent Limagrain blijkt dat de groei van de maïs ernstig vertraagd is. Door middel van satellietbeelden en weerverwachtingen op basis van de voorbije tien jaar brengt het de oogstverwachting van maïspercelen in kaart. Op basis hiervan schat Limagrain dat het zwaartepunt van de oogst op eind oktober ligt met uitschieters tot november en zelfs december. “Dat is bijna een maand later dan normaal”, aldus Thomas Truyen, agronoom en marketingverantwoordelijke bij Limagrain.

Truyen geeft aan dat de maand september cruciaal is voor de ontwikkeling van deze maïs. “Normaal gezien is september belangrijk voor de afrijping, maar nu moet ook de kolfaanleg van de plant nog gebeuren”, vertelt hij. Door de groeivertraging en latere oogst komt ook het risico van de bijvoorbeeld najaarsstormen om de hoek kijken waardoor ook de oogst bemoeilijkt kan worden.

Door het verlaten van de oogst kan ook de ruwvoerbeschikbaarheid op bedrijven in gevaar komen. Bedrijven die met hun voederstrategie rekening houden met een nieuwe oogst in september zouden zonder maïs kunnen vallen. “Bedrijven mogen dit niet uit het oog verliezen en kunnen mogelijk hun rantsoen nog bijsturen in afwachting van de latere maïsoogst”, aldus Truyen die ook waarschuwt voor de deadline van de inzaai van vanggewassen. “Dat moet normaal gezien op 15 oktober gebeuren, maar door de huidige vertraging is dat niet realistisch.”

Truyen benadrukt dat de (kwaliteits)risico’s van de maïs toenemen naarmate er later gezaaid is en of er al dan niet vroegrijpe rassen gebruikt zijn. Hij haalt het voorbeeld aan van een boer die een zeer laatrijp maïsras op 12 juni heeft ingezaaid. Volgens de prognose van Limagrain is deze maïs pas rond de jaarwisseling oogstrijp. “Naarmate de dagen korten, vertraagt de afrijping en nemen de teeltrisico’s toe”, stelt hij. “In dat geval heeft het geen zin om te wachten met de oogst tot de maïs een drogestofgehalte van 35 procent behaald heeft en kan er beter vroeger geoogst worden in plaats van nog weken te wachten met alle mogelijke risico’s van legering en kwaliteitsverlies van dien.”

Meer gras, mindere kwaliteit

Ook in de kwaliteit van het kuilgras is de invloed van het weer duidelijk zichtbaar. Analyses van Eurofins Agro in Nederland tonen aan dat de vroege zomerkuilen, die gemaakt zijn in de tweede helft van juni, een laag eiwitgehalte en een hoog suikergehalte hebben. Het adviesbureau wijt dit aan de natte voorjaarsomstandigheden. “Een deel van de verklaring kan zijn dat er door de extreem natte omstandigheden dit jaar minder is bemest dan andere jaren en op een verkeerd moment. Er zijn dus minder nutriënten beschikbaar geweest en bovendien zal een deel van de nutriënten door het vele water zijn uitgespoeld.”

De resultaten van vers gras van juli en augustus laten dan weer een stijgend eiwitgehalte en een dalend suikergehalte zien. “De verwachting is dan ook dat deze trend terug te vinden zal zijn in de latere zomerkuilen die in juli en augustus zijn gemaakt”, aldus Eurofins Agro. Truyen stelt dat deze Nederlandse bevindingen vergelijkbaar zijn met de situatie in Vlaanderen. “Niet alleen is er minder effectief bemest, ook heeft men in veel gevallen later gemaaid omdat het land niet begaanbaar was. Ook hierdoor is het eiwitgehalte later en de verteerbaarheid slechter.”

Grote verschillen tussen regio’s en bedrijven

Volgens Truyen is er veel gras gemaaid in Vlaanderen en is de kwaliteit van latere snedes bijgetrokken. “Maar over het algemeen is de kwaliteit van een lager niveau met een lager eiwitgehalte en VEM-gehalte”, vertelt de agronoom die benadrukt dat de situatie sterk verschilt per bedrijf. Niet alleen kreeg de ene regio meer regen te verwerken dan de andere, ook het management op het bedrijf speelt een belangrijke rol. “Sommige bedrijven maaien een eerste snede gras dat dient als wintervoorraad en sturen dan hun koeien de wei in. Deze bedrijven worden voor hun wintervoorraad meer geïmpacteerd door de slechtere kwaliteit van het gras in het voorjaar.”

Ook het inkuilmanagement speelt een belangrijke rol. “Het ene bedrijf kuilt de verschillende snedes in verschillende silo’s in waardoor de kwaliteit sterk verschilt en er bij het voederen sterk bijgestuurd moet worden. Andere bedrijven werken met het lasagnekuilen waarbij de verschillende snedes over elkaar heen gelegd worden. In dit geval is er meer homogeniteit”, besluit hij.

Voorjaarswerk stapelt zich op: “Vorig jaar al halverwege, dit jaar nauwelijks iets gedaan”
Uitgelicht
De aanhoudende regen en onbegaanbare akkers drijven een steeds donkerdere wolk boven de Vlaamse landbouw. “Dit dreigt een ramp te worden”, vertelt akkerbouwer Guido Willemse d...
6 mei 2024 Lees meer

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek