Varkenshouder geeft overschotten van groenten tweede leven als varkensvoeder
ReportageVarkenshouder Johan Lavens uit Westrozebeke heeft met een eigen ontwikkeld systeem een stap gezet richting circulaire landbouw. Hij kon rekenen op VLIF-steun voor innovatieve investeringen om reststromen van groenten te verwerken tot voedzaam en duurzaam varkensvoeder. “In de regio zijn veel groentetelers voor de versmarkt en zij kampen vaak met overschotten die niet aan de normen voldoen,” legt Lavens uit. “Voor velen is dat afval, maar ik zag er een kans in: waarom die stromen niet omzetten in volwaardige voeding?”
Van idee naar praktijk
Lavens wilde weten of hij echt iets kon doen met die reststromen van groenten - en of het voedzaam genoeg was. “Je kan wel zeggen: we doen aan innovatie, maar je moet eerst goed weten waar je naartoe wil. Heeft het écht zin? Kunnen we er stappen mee zetten?” Om de haalbaarheid te testen, startte hij met een proefinstallatie. Daaruit bleek al snel dat er veel potentieel zat in groenten als koolgewassen bleken potentieel te hebben. Met verschillende partners uit verschillende branches ging hij aan de slag.
De varkenshouder kwam echter al gauw een aantal struikelblokken tegen, zo getuigt hij bij het Vlaams Ruraal Netwerk. Zo zijn verse groenten maar beperkt houdbaar. Zodra het product zich aanbiedt, moet het ook meteen bewerkt of verwerkt worden om de voedingswaarde te garanderen. Daarnaast was er nog een uitdaging: “Varkens kunnen geen rauwe groenten verteren. Daarom moeten we de groenten eerst vermalen tot kleinere stukken, dan vermoezen, koken en vervolgens fermenteren. Op die manier kunnen varkens de groenten wel verteren.”

Van reststroom tot gefermenteerde krachtbron
De groenten, onder meer kolen, wortelen, knolselder en voederbieten, komen van collega-landbouwers uit de buurt of Lavens haalt ze zelf op bij de diepvriesfabriek. “Zo weet ik perfect wat ik binnenhaal”, zegt hij. Binnen de 48 uur gaan de groenten de stationaire ruwvoedermenger in. Vooral kolen moeten goed gebroken worden, anders lukt het vermoezen niet.
Daarna gaat het mengsel via een vijzel naar wat hij zelf "de vermoezer" noemt. “Dat toestel lijkt op een wasmachine. De gebroken groenten draaien rond in een trommel en worden door gaatjes tot moes gefilterd.” Onder de vermoezer staat een grote procestank van 5000 liter. “Daar voegen we bacteriën en vocht aan toe en vervolgens wordt alles opgewarmd tot 40 graden. Zo kunnen we het mengsel enten en mooi homogeen mengen.”
Twee tot vier uur blijft het daar draaien, daarna verhuist het mengsel naar een aparte ruimte met zes fermentatietanks waar de temperatuur en zuurtegraad voortdurend gemonitord worden. “Afhankelijk van de groente fermenteren we tussen de 24 en 48 uur”, legt Lavens uit. En er staat nog meer op de planning. “We zijn bezig met verticale opslagtanks. Zo kunnen we in de toekomst ook per groentesoort stockeren en de groenten echt gericht inzetten in het rantsoen.”
Stap vooruit qua dierenwelzijn én qua duurzaamheid
Tijdens de testfase met het gefermenteerde voedsel kwamen verschillende voordelen aan het licht. “Het fermentatieproces heeft echt een impact op de gezondheid van onze dieren. Het antibioticagebruik is sterk gedaald en we merken ook op dat de varkens rustiger zijn wanneer ze gefermenteerd voedsel krijgen. Dit komt omdat de voeding lichter verteerbaar is, waardoor er minder irritatie in de darmen optreedt. Daarnaast is ook het drinkwaterverbruik sterk verminderd", aldus de landbouwer.
Als landbouwer moet en kan je niet alles zelf weten, laat je omringen door mensen die de kennis hebben en die mee willen denken
Ook voor de mestkwaliteit zijn de eerste signalen veelbelovend. “We staan nog niet ver genoeg om definitieve uitspraken te doen, maar het lijkt erop dat hoe beter je fermenteert, hoe minder nutriënten terechtkomen in de mest. Onze oplossing is dus een enorme stap vooruit, zowel qua dierenwelzijn als qua duurzaamheid", klinkt het.

Duurzaamheid als familietraditie
Voor Johan is duurzaam werken geen nieuwe trend. “Ik ben al de derde generatie op het landbouwbedrijf en we zijn eigenlijk altijd bewust bezig geweest met duurzaamheid”, vertelt hij. “We telen al meer dan20 jaar zelf korrelmaïs voor onze varkens. En wat we tekortkomen, kopen we bij collega’s in de buurt", vertelt Lavens. Op die manier wil hij minder afhankelijk zijn van overzeese soja en granen. “Maar dan moet je wel weten wat de voedingswaarde is van die reststromen. Dat zijn we dus nu verder aan het uitzoeken.”
Samen sterker
De varkenshouder heeft nog een advies voor zijn collega’s: “Als landbouwer moet en kan je niet alles zelf weten, laat je omringen door mensen die de kennis hebben en die mee willen denken.” Dat was ook bij Lavens het geval: hij kon rekenen op verschillende mensen die bereid waren mee te zoeken naar een technisch haalbare en goede oplossing. “Die contacten waren echt een trigger. Ik wilde weten of er potentieel zat in die groentereststromen als voeding, maar er bestond geen naslagwerk over de voedingswaarde. Dus wisten we op voorhand: we zullen dat zelf moeten onderzoeken.”
Een kleine testinstallatie werd opgezet om groenten tot moes te kunnen verwerken. “Daaruit groeide het besef dat dit potentieel heeft, maar dat het wel op een andere manier moet, want varkens kunnen geen rauwe groenten verteren.” Vanaf dat moment kwam het besef dat er serieuze investeringen nodig zouden zijn, en begon de zoektocht naar ondersteuning, met succes. “Via beurzen kwam ik in contact met verschillende mensen die mij uiteindelijk naar VLIF-innovatie geleid hebben.”
"Blijf niet twijfelen"
Voor landbouwers die durven vernieuwen, biedt het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) via VLIF-steun voor innovatieve investeringen financiële steun om hun nieuwe innovatieve ideeën uit te werken en te testen in de praktijk. “Durf er gewoon mee naar buiten te komen“, zegt Lavens overtuigend. “Er zijn nog heel wat landbouwers met goeie ideeën, maar ze blijven soms hangen in de twijfel. Terwijl VLIF-steun er net is om land- en tuinbouwers vooruit te helpen.”

In samenwerking met: Vlaams Ruraal Netwerk