Administratieve kosten van EU-ontbossingswet lopen op tot 30 euro per ton sojaschroot
nieuwsDe invoering van de Europese ontbossingswet mag dan wel met een jaar uitgesteld zijn, dat neemt de zorgen niet weg bij de Belgische veevoederfabrikanten. “De hele administratie die de ontbossingswet met zich meebrengt, zal 30 euro per ton sojaschroot kosten of drie euro per ton veevoeder”, zegt BFA-voorzitter Rik Vandeputte. Voor heel ons land zou de administratieve kost van de ontbossingswet 21 miljoen euro bedragen, voor Europa gaat het om een tienvoud. En dat is helaas niet de enige regelgeving die een doorn in het oog vormt van de sectorfederatie.
De Europese ontbossingswet of EU Deforestion Regulation (EUDR) moest normaal op 1 januari 2025 ingang vinden in de Europese Unie. Grondstoffen die wereldwijd bijdragen aan ontbossing, zoals soja, rundvlees, palmolie, koffie en cacao moeten aan de ontbossingswet voldoen. Met deze wil Europa ervoor zorgen dat enkel nog producten nog op de Europese markt worden gebracht als er bij de productie ervan sinds 30 december 2020 geen sprake meer is van ontbossing. Die producten moeten ook legaal geproduceerd zijn in het land van productie, dat betekent bijvoorbeeld geen kinderarbeid of schending van eigendomsrechten, en er moet een zorgvuldigheidsverklaring voor die producten beschikbaar zijn.

EVP haalt slag thuis over Europese ontbossingswet
14 november 2024“Uitwerking is problematisch”
Omdat de Europese Unie zelf niet klaar was om het systeem te implementeren, werd een maand voor de datum waarop de verordening van kracht moest worden, beslist om de deadline met één jaar op te schuiven. “Dat is zeer laat”, zegt Vandeputte. “In feite waren veel bedrijven al vergevorderd om de wet geïmplementeerd te krijgen.” Uit die implementatie blijkt volgens hem dat de administratieve kost van de ontbossingswet enorm is. “Enkel en alleen voor de administratie rond EUDR zou de kostprijs voor België oplopen tot 21 miljoen euro of 30 euro per ton soja. Dan spreken we nog niet over de kostprijs voor de teelt die mogelijk oploopt.”
BFA benadrukt dat ze achter de doelstelling van de ontbossingswet staat. “Wij zijn binnen de Europese Unie één van de grote voortrekkers van de RTRS-soja, zogenaamde duurzame soja”, vertelt managing director Katrien D’hooghe. “Uiteraard vinden wij dan ook dat de soja die wij gebruiken voor onze veevoeders niet uit ontbost gebied mag komen. Maar de manier waarop de Europese Unie dit uitwerkt, is op zijn zachtst gezegd problematisch.”
De Belgische veevoederfabrikanten vinden dat de Europese Unie beter had moeten kijken naar de werking van het systeem van RTRS-soja. Dat is praktisch veel haalbaarder, klinkt het. Het grote verschil tussen het RTRS-systeem en de ontbossingswet is dat er bij die laatste een fysieke link moet zijn tussen het geproduceerde product en het certificaat. “Voor elke ton RTRS-soja die wij produceren, weten we dat ergens op de wereld die soja wordt geproduceerd die aan onze duurzaamheidseisen voldoet. Of die soja dan ook fysiek tot in België geraakt of niet, dat doet er voor ons eigenlijk niet toe”, legt D’hooghe uit. “Wij betalen een meerprijs voor die certificaten en die meerprijs gaat naar de boer die op een duurzame manier soja teelt.”
Volgens BFA hebben ngo’s zodanig gelobbyd bij Europa om die fysieke link wel te behouden, maar daardoor is het systeem van administratie en controles wel compleet onoverzichtelijk geworden. “Half april werd er nog een ‘guidance’ document en een voorstel van ‘delegated act’ over de ontbossingswet vrijgegeven door de Europese Commissie. Daaruit blijkt dat de wetgeving allesbehalve duidelijk te implementeren is”, aldus D’hooghe.
Antidumpingheffingen voor import sojavervanger
De ontbossingswet is één zaak, maar er zijn ook andere dossiers die zwaar op de maag liggen van de Belgische mengvoedersector. Denk bijvoorbeeld aan de richtlijn over duurzaamheidsrapportering (CSRD). “De versoepelingen die daarover op dit moment op tafel liggen, zijn in elk geval een stap in de goede richting voor onze veevoederbedrijven”, klinkt het. “Zo zou er geen verplichte rapportage zijn voor ondernemingen met minder dan 1.000 werknemers en ook zou de informatie die kan opgevraagd worden bij ondernemingen met minder dan 1.000 werknemers ook relatief beperkt blijven.”
Een ander dossier waarvoor niet meteen oplossing in zicht is, zijn de antidumpingrechten die de Europese Unie heeft opgelegd voor lysine die uit China komt. Lysine is een synthetisch maar essentieel aminozuur voor veevoeder. Vaak wordt het als additief toegediend aan veevoeder zodat minder soja gebruikt kan worden. In Europa is er nog één producent van lysine, in Frankrijk, maar die is bij de EU een procedure gestart om de dumpingpraktijken van Chinese lysine aan te klagen. Hij kreeg gelijk van Europa en daarom werden er invoerrechten opgelegd voor lysine die vanuit China wordt ingevoerd. Die tarieven schommelen tussen 58 en 84 procent.

Die tarieven wegen bijzonder zwaar door, want de Franse producent kan maar voor ongeveer 15 procent in de Europese lysinebehoefte voorzien. De rest moet de EU importeren en daarvan komt 60 tot 80 procent uit China. “Bovendien ondervindt België daarvan een disproportionele impact omdat Belgische voeders bijna dubbel zoveel lysine bevatten dan in andere lidstaten”, vertelt D’hooghe. Dat kadert in de afspraken rond lage-eiwitvoeders waarmee de veevoedersector zijn steentje bijdraagt aan de vermindering van de stikstofuitstoot door de veestapel.
Aangezien lysine de milieu-impact van de veehouderij vermindert en tegelijk ook Europa minder afhankelijk maakt van de import van soja, vindt BFA dat de EU beter de Europese productie van synthetische aminozuren zou stimuleren in plaats van heffingen op te leggen op buitenlandse lysine. “Ook de hervorming van de ggo-wetgeving zou een groot voordeel kunnen opleveren”, vertelt Vandeputte. “Het restproduct van lysine bevat 60 procent eiwit, maar het mag niet in de Europese Unie gebruikt worden omdat het genetisch gemodificeerd is.” Het beleid op dat vlak bijsturen zou in de ogen van BFA leiden tot meer economische veerkracht voor de sector én meer ecologische duurzaamheid.
Er wordt eindelijk opnieuw geld verdiend in de veehouderij en dus is er zin om te investeren, maar dat kan natuurlijk niet als er geen tools voorhanden zijn
Wachten op werkbare milieuregels
Maar niet alleen de Europese beleidsmakers worden geviseerd. De Belgische veevoedersector roept ook Vlaanderen op om door te pakken. “We zijn bijna een jaar na de verkiezingen, maar we wachten nog altijd op werkbare milieuregels. De goedkeuring van nieuwe emissiereducerende technieken voor stikstof gaat tergend traag”, aldus de BFA-voorzitter. “De laatste jaren hebben we een afbouw gezien van de veestapel. Nu is de conjunctuur positief en wordt er eindelijk opnieuw geld verdiend. En wanneer er geld verdiend wordt, krijgen de veehouders ook zin om te investeren. Maar dat kan natuurlijk niet als er geen tools voorhanden zijn.”
Betrokken bij onderzoek en innovatie
Zelf blijft BFA niet bij de pakken zitten. Momenteel ondersteunt de sectorfederatie tal van onderzoeks- en innovatieprojecten die onder meer ammoniakreductie, methaanreductie of het gebruik van circulaire grondstoffen tot doel hebben. “Daarnaast werken we ook actief aan het reduceren van de klimaatimpact van de dierlijke productie. Zo zijn we onder meer betrokken bij projecten die de footprint van voeder in kaart brengen. Binnen het project Klimrek hebben we bijvoorbeeld op negen maanden tijd een volledige aanpak uitgewerkt om de CO2-footprint van varkensvoeder te berekenen”, aldus nog Katrien D’hooghe.

Bron: Eigen berichtgeving