Diepere duik: Rapport toont stikstofdaling zonder PAS-maatregelen, maar landbouwdoel blijft veraf
AnalyseTussen 2015 en 2022 daalde de stikstofuitstoot in Vlaanderen. In zeven jaar tijd werd er zonder PAS-maatregelen negen procent ammoniakuitstoot gereduceerd, voornamelijk door de landbouwsector. Toch blijft de beoogde reductie van 40,3 procent tegen 2030 een verre doelstelling. Dat blijkt uit het allereerste Voortgangsrapport PAS 2024. Het rapport concludeert bovendien dat er momenteel geen noodzaak is om de drempelwaarde van 0,025 procent aan te passen, gezien het beperkte aantal nieuwe vergunningsaanvragen.
Het stikstofdecreet legt niet alleen verplichtingen vast voor landbouwers om stikstof te reduceren, er zijn ook verplichtingen rond monitoring, evaluatie en rapportering opgesteld voor de administraties. Zo moet er jaarlijks een voortgangsrapport opgemaakt worden dat onder meer de stikstoftoestand, de beoordelingskaders, en de realisering van de doelstellingen onderzoekt. Het Voortgangsrapport PAS 2024 is de eerste in de reeks en werd recent gepubliceerd. De impact van de maatregelen uit het stikstofdecreet kan nog niet worden ingeschat, maar het rapport belicht wel de historische evolutie in stikstofuitstoot en -depositie in Vlaanderen van 2015 tot en met 2022.
2015 is hierbij niet zomaar gekozen als referentiejaar. Verschillende maatregelen van het stikstofdecreet zijn hieraan gekoppeld. Zo moet tegen 2030 de totale jaarlijkse uitstoot van ammoniak (NH3) met 40,3 procent gedaald zijn, en de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) met 45 procent afgenomen zijn tegenover 2015.
Verschil tussen stikstofemissie en stikstofdepositie
Stikstofuitstoot (emissie) verwijst naar de hoeveelheid stikstofverbindingen die door menselijke activiteiten, zoals landbouw, industrie en verkeer, in de atmosfeer worden gebracht. Deze emissies bestaan voornamelijk uit de verbindingen ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx). Stikstofdepositie daarentegen duidt op de hoeveelheid stikstof die uiteindelijk neerdaalt op de bodem, planten en water via regen (natte depositie) of rechtstreeks uit de lucht (droge depositie).
Tussen ammoniak en stikstofoxiden zit een verschil in depositie aangezien ze zich anders in de lucht verspreiden. Ammoniak slaat doorgaans sneller neer, hierdoor vindt de impact dichter bij de emissiebron plaats dan stikstofoxiden. VITO berekende dat ongeveer 89 procent van een ammoniakpluim verder dan twee kilometer van de bron neerslaat, bij stikstofoxiden is dat 95 procent. Op langere afstanden is het verschil nog groter: iets minder dan de helft van de ammoniak slaat neer op meer dan 80 kilometer van de bron, tegenover vier vijfde van de stikstofoxiden.
In het stikstofdecreet werd besloten dat de piste bekeken zou worden om de omslag te maken van een depositiebeleid naar een nieuw soort beleid dat vertrekt van stikstofemissies, gericht op een gunstige staat van instandhouding. Daar zou de nieuwe Vlaamse regering na 2030 dan aan de slag mee kunnen gaan. Aan de hand van een emissiebeleid zou de impact van de inspanningen van bedrijven gemakkelijker in te schatten en te monitoren zijn.
Transportsector drijft dalende stikstofoxide-uitstoot aan
De Vlaamse stikstofuitstoot kent in de periode 2015-2022 een dalende trend. De uitstoot van stikstofoxiden nam met 35 procent af, grotendeels door vergroening van het wagenpark (-59%) en schonere motoren in de scheepvaart (-28%).
De ammoniakuitstoot, waarvoor de landbouwsector instaat voor 96 procent, daalde met negen procent. Het rapport spreekt van een beperkte afname. “Wanneer de huidige trend vergeleken wordt met de evolutie zoals vooropgesteld in het stikstofdecreet is de beoogde daling van 40,3 procent tegen eind 2030 nog veraf”, leest het verder.
De afname in de Vlaamse ammoniakuitstoot is vooral toe te schrijven aan verbeterde stalsystemen en een kleinere varkensstapel. Ammoniakemissies uit stallen daalden met 13 procent tijdens de periode 2015 en 2022. “Een significante daling waarbij de voornaamste verklaringen het gebruik van emissiearme stalsystemen zijn en de installatie van luchtwassers”, aldus het rapport.
Hoe is de ammoniakuitstoot in de landbouwsector opgedeeld?
Stikstofemissies van de landbouw worden opgesplitst uit emissies die vrijkomen uit de stal (62,5%) en emissies buiten de stal (37,5%). Tot stalemissies behoort de uitstoot van stikstof in de stal, inclusief interne en externe mestopslag op het landsbouwbedrijf. Emissies buiten de stal zijn afkomstig van grazende dieren (beweiding) en het uitrijden van dierlijke mest en kunstmest. Het stikstofdecreet vermeldt geen generieke reductiedoelstellingen voor de deelsectoren voor deze emissies buiten de stal. Deze activiteiten worden in belangrijke mate geregeld door het Vlaamse mestbeleid.
Stijgende trend voor melkvee en mestkalveren gaat verkeerde richting uit, varkens wel op koers
Emissies bij varkens neemt af, bij runderen neem het toe
De afname van de totale ammoniakemissies verschilt erg per deelsector. De varkenssector verminderde zijn uitstoot met 25 procent en is op koers voor de doelstelling van 60 procent in 2030. De pluimveesector bleef stabiel ondanks een toename van 22 procent in het aantal dieren.
Bij de runderen is de trend omgekeerd. Het aantal runderen daalde aanzienlijk met zes procent, voornamelijk door een significante afname van de vleesveestapel over de jaren. Daarentegen nam het aantal mestkalveren en melkvee in 2022 toe in vergelijking met 2015. Dit ging gepaard met een stijging van de ammoniakuitstoot, respectievelijk met 5 en 15 procent. De uitstoot van vleesvee daalde dan weer met 20 procent.
“Ook hier worden reducties vooropgesteld. Voor mestkalveren wordt 20 procent minder staluitstoot beoogd tegen eind 2030, voor melkvee 15 procent. De huidige stijgende trend gaat dus de verkeerde richting uit”, aldus het rapport. Voor vleesvee werd de reductiedoelstelling van 15 procent in 2022 wel al bereikt.

De ammoniakemissies uit mestverwerking vertonen veel schommelingen tussen de jaren, maar zijn met 27 procent gedaald ten opzichte van 2015. In de laatste twee jaren van de tijdsreeks is aanzienlijk minder mest verwerkt en geëxporteerd. Dat komt onder andere door een lagere mestproductie in die periode, voornamelijk als gevolg van een kleinere varkensstapel. “De gerealiseerde afname in ammoniakuitstoot door mestverwerking ligt in lijn met de vooropgestelde 30%-emissiereductie tegen eind 2030”, aldus het voortgangsrapport.
Uit dit rapport blijkt dat de emissiecijfers die toe te wijzen zijn aan de landbouw, intussen significant daalden.
Stikstofuitstoot in buurlanden daalt mee
Niet enkel de Vlaamse uitstoot bepaalt hoeveel stikstof neerslaat op Vlaamse bodems. Ook stikstof die vrijkomt in de omringende buurlanden speelt een rol. In 2022 kwam 40 procent van de ammoniak- en 73 procent van de stikstofoxidendepositie uit het buitenland. In de periode 2015-2022 daalde de stikstofuitstoot in onze buurlanden en buurregio’s. “Die afname wordt net zoals bij ons vooral gestuurd door een sterke daling van de uitstoot van stikstofoxiden, en in veel mindere mate door de afname van de ammoniakuitstoot”, zodus het rapport.
De stikstofuitstoot van Luxemburg was met 41 procent de sterkste daler in 2022. Duitsland en Frankrijk volgden met reductiepercentages van 26 en 20 procent. De stikstofuitstoot in Nederland daalde met ongeveer 16 procent in de beschouwde periode.
Stikstofdepositie op SBZ-H daalt met 21 procent
Naast de stikstofemissies brengt het rapport ook de stikstofdepositie van Vlaamse en buitenlandse bronnen in kaart. Daarbij wordt voornamelijk gefocust op depositie op stikstofgevoelige habitats (SBZ-H’s). “De gemiddelde totale depositie over alle stikstofgevoelige habitattypen in de Vlaamse SBZ‐H’s daalde significant tussen 2015 en 2022”, aldus het rapport. “Het gemiddelde lag in alle Vlaamse stikstofgevoelige natuur een vijfde lager. Deze afname kan in verband gebracht worden met de daling in stikstofuitstoot in Vlaanderen en in de omliggende landen.”
Ammoniakuitstoot levert in 2022 met 65 procent de grootste bijdrage aan de gemiddelde stikstofdepositie op de Vlaamse SBZ-H’s. De overige 35 procent is afkomstig van bronnen van stikstofoxiden. 60 procent van de ammoniakdepositie op de SBZ-H’s is afkomstig van uitstoot door Vlaamse bronnen. Voor stikstofoxiden is het patroon anders: 73 procent van de depositie van stikstofoxiden op de SBZ-H’s is afkomstig van niet-Vlaamse bronnen.
Regionale verschillen
Depositie verschilt sterk tussen en binnen regio’s en SBZ-H’s in Vlaanderen. Hoge stikstofdeposities komen lokaal voor in het centrum van West-Vlaanderen, het noorden van Antwerpen en in het noordoosten van Limburg. Wanneer de stikstofdeposities afgezet worden ten opzichte van de kritische depositiewaarden (KDW), dan wordt vastgesteld dat in 2022 op 52 procent van de oppervlakte stikstofgevoelig habitat in SBZ-H de KDW is overschreden. Op 6 procent van de oppervlakte is de overschrijding meer dan het dubbele van de KDW. Op heel wat andere locaties treedt evenwel een gunstige evolutie op tussen 2015 en 2022.

Geen aanpassing van drempelwaardes nodig
Het stikstofdecreet vereist verder een jaarlijkse evaluatie van de beoordelingskaders en drempelwaarden. Sinds de inwerkingtreding van het decreet op 23 februari 2024 zijn slechts 137 vergunningen toegekend onder de 1%-drempel (NOx-kader) en negen onder de 0,025%-drempel (NH3-kader). De cumulatieve effecten hiervan worden als verwaarloosbaar ingeschat.
Een bredere analyse over de periode 2015-2022 toont verder dat het aantal NH3-bronnen met een individuele impactscore onder de drempel van 0,025 procent sinds 2015 met 15 procent toenam. De stikstofemissie van alle bronnen onder de drempel nam ook toe met 37 procent. Toch daalde de totale NH3-uitstoot in de landbouwsector met negen procent, wat wijst op daling van het emissievolume boven de drempel.
Het rapport waarschuwt dat deze trend een risico vormt, maar als aanvaardbaar wordt beschouwd zolang de totale emissies blijven dalen en de reductiedoelstellingen niet gehypothekeerd worden. Er wordt verwacht dat het emissievolume onder de drempelwaarden verder zal stijgen. Vergunningsaanvragers zullen er telkens naar streven onder de drempelwaarden te blijven aangezien dit de vergunningsprocedure aanzienlijk vereenvoudigt.
Wat zijn deze drempelwaardes?
Wie een vergunning wil aanvragen moet als eerste stap de impactwaarde van zijn project aftoetsen aan vastgelegde drempelwaarden. Wie onder de drempelwaarde zit, of ook wel de de-minimisdrempels van NOx en NH3 genoemd, moet geen individuele passende beoordeling opmaken. In de beoordelingskaders voor ammoniak van veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties ligt deze drempelwaarde op 0,025%. De de-minimisdrempel is een waarde waaronder betekenisvolle impact van een project op SBZ-H uitgesloten kan worden.
De totaliteit aan projecten met een impactscore onder deze drempel, mag gezamenlijk ook nergens leiden tot een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken binnen SBZ-H. Ook mag het geen hypotheek vormen op het realiseren van de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen. Indien dit wel het geval zou zijn, wat de passende beoordeling van de PAS evenwel niet voorspeld heeft, kunnen deze drempelwaarden worden bijgesteld door de Vlaamse regering. Daarom worden de gecumuleerde effecten - depositie en emissie - van projecten onder de de-minimisdrempel jaarlijks berekend en geëvalueerd.
Boerenbond en Groene Kring: voortgangsrapport is bevestiging voor emissiemodel
Boerenbond en Groene Kring zien in het voortgangsrapport een bevestiging dat de landbouwsector al significante emissiereducties realiseert. “Wij vinden het onbegrijpelijk dat het stikstofdecreet disproportioneel zware maatregelen oplegt aan de landbouwsector. Deze cijfers tonen aan dat de landbouwsector ook zonder stikstofdecreet autonoom resultaten boekt op het vlak van de reductie van ammoniakemissies”, zegt Boerenbond-voorzitter Lode Ceyssens. “Het rapport toont dat de dalende emissies ook een gunstige invloed hebben op de depositie van stikstof op SBZ-H gebieden. Boerenbond dringt aan op de omschakeling van een depositie naar een emissiebeleid omwille van de onzekerheid omtrent depositiemodelleringen."
"Het rapport geeft een duidelijke daling weer van de stikstofuitstoot in Vlaanderen”, vult Justine Arkens, voorzitter van Groene Kring, aan. “Deze daling is niet het resultaat van het huidige stikstofdecreet, maar wel van de inspanningen die de sector al gedaan heeft. Landbouwers investeren vandaag hard in innovatieve stikstofreducerende technieken. Geef ons een beleid, anders dan het stikstofdecreet, dat toekomstperspectief en rechtszekerheid biedt aan jonge boeren en zorg ervoor dat we niet afhankelijk worden van regio’s die aan veel minder kwalitatieve standaarden produceren.”
