Bioforum: "Bio kan de wereld redden"
nieuwsKan bio de wereld redden? Dat is de insteek van een nieuw rapport van Bioforum. De sectororganisatie wil aan de hand van wetenschappelijk bewijs de maatschappelijke meerwaarde tonen van biologische landbouw inzake biodiversiteit, waterkwaliteit en gezondheid. Volgens de organisatie wordt de waarde van biologische landbouw sterk onderschat.
Dat landbouw een heel grote impact heeft op de omgeving, valt niet te ontkennen. Het rapport verwijst hiervoor niet alleen naar de bodem die bewerkt wordt om voedsel te produceren, maar ook naar biodiversiteit, lucht- en waterkwaliteit, dierlijke en menselijke gezondheid en klimaatverandering. "Op dat vlak staat het huidige landbouwmodel voor grote uitdagingen", luidt het. "Biologische landbouw kan voor elk van die uitdagingen een deel van de oplossing zijn. Het is een waarheid die momenteel door het huidige landbouw- en milieubeleid te weinig wordt erkend en gevaloriseerd.”
Volgens de organisatie is biolandbouw een systeembenadering die op verschillende aspecten tegelijk werkt. “Het is niet altijd de beste oplossing voor één deelaspect, maar als geheel komt biologische landbouw er het beste uit”, staat te lezen in het rapport.
De huidige voedselproductie volstaat ruimschoots om de wereld te voeden
Productie versus consumptie
Tegen 2050 groeit de wereldbevolking naar verwachting tot 10 miljard. Deze mensen zullen moeten eten en dus moet de landbouwproductie worden verhoogd. In theorie, want volgens het biorapport zijn honger en voedselonzekerheid op dit moment geen probleem van te weinig productie, maar van slechte verdeling en te weinig koopkracht. “Vandaag is er wereldwijd gemiddeld 2.982 kcal beschikbaar voor voedselconsumptie, terwijl de aanbevolen dagelijkse behoefte vandaag ligt tussen de 2.000 en 2.500 kcal”, luidt het rapport. “De ondergrens ligt volgens het FAO op 1.828 kcal. De huidige voedselproductie volstaat dus ruimschoots om de wereld te voeden.”
Waar loopt het dan mis? Niet de hoeveelheid beschikbaar voedsel, maar wel logistieke problemen, voedselverspilling en de stijgende voedselprijzen zijn hier deel van het probleem, volgens het rapport. “In Europa kan 9,5 procent van de Europese bevolking zich geen volwaardige maaltijd per twee dagen veroorloven”, klinkt het. “Aan de andere kant heeft 51 procent van de Europese volwassen overgewicht en 14,8 procent obesitas. Chronische ziektes veroorzaakt door verkeerde eetgewoonten vergen 70 tot 80 procent van het gezondheidsbudget. Tot slot gaat veel voedsel verloren: 13,2 procent in de voedselketen na de oogst en een bijkomende 19 procent in de retail, foodservice en huishoudens. Wereldwijd gaat het over 120 kg per capita per jaar. Het totale voedselverlies is het hoogst in sub-Sahara-Afrika, maar het verlies op niveau van de retail en huishoudens is in alle regio’s ongeveer gelijk. Ook in Europa gaat naar schatting 20 procent van alle geproduceerde voedsel verloren.”
Beter bij voedselonzekerheid
Hoe bio met deze zaken kan helpen? In de regio’s waar de meeste voedselonzekerheid is, hebben boeren vaak geen toegang tot externe inputs en zouden de opbrengsten van biologische landbouw tot 180 procent hoger liggen dan bij gangbare ‘low external input systems’. In droge regio’s zijn de opbrengsten van biolandbouw gemiddeld 116 procent hoger dan van gangbare bedrijven in dezelfde regio, doordat ze een betere bodemvruchtbaarheid en een grotere (agro)biodiversiteit hebben. In gematigde klimaatzones zijn de opbrengsten van bio op dit moment gemiddeld 20 tot 25 procent lager dan van gangbare landbouw, al zou deze kloof volgens het rapport te dichten zijn omdat de bodemproductiviteit verhoogt en het agro-ecosysteem stabieler wordt. De opbrengsten van biolandbouw zouden ook stabieler zijn in extreme weersomstandigheden, wat niet onbelangrijk is in tijden van klimaatverandering. Het rapport wijst er ook op dat de energiebehoefte per producteenheid in biolandbouw 15 procent lager ligt dan in gangbare systemen.
Water, bodem en biodiversiteit
Het rapport benadrukt hoe biobedrijven een veel kleinere voetafdruk nalaten op ons oppervlaktewater. De direct gemeten nitraatuitspoeling is 28 tot 39 procent lager bij biologische landbouw. Dat komt door een lagere veebezetting (max. 2 grootvee-eenheden/ha), geen kunstmest, meer gebruik van vaste mest en het gebruik van meer vruchtwisseling en bodembedekking. Ook het gebruik van antibiotica ligt veel lager bij biologische veebedrijven.
Wat biodiversiteit en insectensterfte betreft, noteert het rapport dat er op biobedrijven 35 procent meer soorten akkervogels en 22 procent meer soorten insecten aanwezig zijn. Op biobedrijven vind je 55 procent meer zeldzame insecten en spinnen.
Volgens een studie van Oxford University zorgen biologische landbouwbedrijven gemiddeld voor 30 procent meer soortenrijkdom dan gangbare boerderijen en 50 procent meer individuen. Meer specifiek gaat het om 50 procent meer soorten bestuivers en 75 procent meer plantensoorten. Zowel op het veld als in de akkerranden van biologische landbouwers komt 20 tot 95 procent meer soorten wilde planten voor en 75 tot 150 procent meer aantallen per soort. Bovendien worden zeldzame plantensoorten van open akkerland in hogere diversiteit en dichtheid aangetroffen op biologische boerderijen. Vooral planten die bestoven worden door insecten gedijen goed binnen deze systemen.
Bodemgezondheid staat bij bio centraal. Biologische bodems bevatten 19 tot 59 procent meer micro-organismen zoals bacteriën en schimmels. 60 tot 70 procent van de bodem in Europa is ongezond. Het rapport wijt dit aan uitputtende grondbewerking, zware machines, monocultuur, heel intensieve teelten, overbegrazing, gebruik van bestrijdingsmiddelen, overmatig gebruik van (kunst)mest, drainage en ontbossing. “Eén van de gevolgen van die aanpak is dat bodems versneld eroderen. Jaarlijks gaat er in Europa een gebied ter grootte van Berlijn verloren aan geschikte landbouwgrond”, luidt het. Ook de watercapaciteit van onze bodems lijdt hieronder, wat maakt dat zelfs in een regenachtig land als België droge zomers toch parten spelen.
En dan is er nog de menselijke gezondheid. Vanzelfsprekend kent biovoeding 90 procent minder blootstelling aan pesticiden. Biologische granen, fruit, groenten bevatten 20 tot 40 procent meer antioxidanten. Verder bleek dat biologische dierlijke producten hogere concentraties vitamine C en omega-3-vetten bevatten, en een betere omega-3- tot omega-6-verhouding hebben dan gangbare producten. Te veel omega 6 geeft laaggradige ontstekingen en wordt in verband gebracht met verschillende ziektes, zoals obesitas, diabetes en kanker.
Mag iedereen zich bio noemen?
De term bio is wettelijk beschermd. Producten mogen enkel biologisch genoemd worden, als ze voldoen aan de regels van de Europese biowetgeving. Dit kan gaan om stoffen die wel of niet zijn toegelaten, de hoeveelheid ruimte voor landbouwdieren, enzovoort. Elke bioproducent is onderhevig aan regelmatige controles. Het rapport maakt dus ook een vergelijking tussen de dierenwelzijnsvereisten voor biolandbouw, vergeleken met de minimumvereisten in de gangbare landbouw.
Het veevraagstuk
Het rapport stelt ook dat de uitstootcijfers in biolandbouw lager liggen. Zo heeft het voer van biokoeien een invloed op ammoniakuitstoot. Biologische herbivoren zoals koeien en schapen moeten minimaal 60 procent ruwvoeder krijgen. Doordat het voeder zo een gemiddeld lager eiwitgehalte heeft, zorgt biologische landbouw voor lagere ammoniakemissies uit mest.

Dan is er nog methaan, een krachtig broeikasgas. “Hoeveel methaan landbouwdieren uitstoten, hangt af van het ras, de voeding, het aantal dieren en het mestbeheer. Bij gangbare boerderijen ligt de uitstoot hoger, zelfs als de uitstoot per productie-eenheid (bijv. vlees en melk) lager is door een hogere opbrengst”, luidt het rapport, verwijzend naar een studie gedaan in 2011. Een recentere studie uit 2020, uitgevoerd door de Technische Universiteit van München, de Universiteit van Greifswald en de Universiteit van Augsburg nuanceert dit beeld echter. Biologische veeboeren stoten inderdaad minder stikstof uit, maar wel meer methaan. Biologische koeien groeien trager, en produceren gedurende hun levensloop dus meer van dit potente broeikasgas dan conventionele. Bovendien zijn er voor dezelfde hoeveelheid vlees meer dieren nodig. De gereduceerde stikstofemissies worden zo dus tenietgedaan door de toegenomen methaanemissies.
Dit leidt tot de welgekende spanning tussen dierenwelzijn en klimaatvriendelijkheid. Zo toonden andere studies dat de gewraakte kooisystemen in de pluimveehouderij, zes keer minder ammoniak uitstoten dan scharrelkippen.
Uitstoot
De hogere uitstoot per productie-eenheid is dan ook één van de grootste punten van kritiek op biolandbouw. “Gangbare landbouw stoot in gematigde regio’s inderdaad minder uit als je kijkt naar de uitstoot per productie-eenheid”, schrijft het rapport. Maar dan volgt een nuance: “In regio’s die veel droogte of watertekorten kennen, scoort biologische landbouw als beste voor de twee parameters. Brengen we ook de stikstofemissies van kunstmest in rekening, dan stoot biologische landbouw ook per productie-eenheid minder broeikasgassen uit. Door geen kunstmest en minder krachtvoer te gebruiken, wordt zelfs de hogere methaanemissie per productie-eenheid (als gevolg van een lagere melkproductie per koe) gecompenseerd.”
Het rapport sluit af met te benadrukken dat goed bodembeheer ervoor zorgt dat meer CO2 uit de atmosfeer wordt opgeslagen in de bodem. “Bij de overgang van gangbare naar biologische landbouw neemt de bodemkoolstof toe met 2.57-3.5 ton koolstof per hectare per jaar. Zo halen biologisch beheerde bodems grote hoeveelheden CO2 uit de atmosfeer. Biologische landbouwgrond heeft gemiddeld 10 procent meer organische bodemkoolstof en de jaarlijkse koolstofopslag ligt per hectare 256 kg hoger”, luidt het. “Door te werken aan veerkrachtige bodems en meer biodiversiteit is biolandbouw beter gewapend tegen de gevolgen van de klimaatverandering.”

Bron: Eigen berichtgeving
Beeld: Bioforum