"Bemesting en gewasbescherming zal preciezer moeten"
nieuwsHet Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA) vierde deze week in Oudenaarde zijn 25ste verjaardag met een studiedag over de toekomst van de sector. Zeven experts uit verschillende schakels van de keten mochten de evoluties voorstellen die zij in hun domein waarnemen. Met welke bemestingsregels krijgen aardappeltelers te maken, zullen ze nog over voldoende gewasbeschermingsmiddelen beschikken, zal precisielandbouw ingang vinden in de praktijk en wat zullen de gevolgen zijn van de klimaatverandering? Op deze vragen kregen de aanwezigen (330 volgens de organisatie) een antwoord.
Bart Debussche van het Departement Landbouw en Visserij stond stil bij het mestbeleid. Hij waarschuwde voor het gebruik van fosfor. “Vandaag is de concentratie fosfaat in de MAP-meetpunten nog viermaal hoger dan het zou mogen zijn”, klinkt het. De metingen inzake nitraat zijn beter, maar ook daar is nog werk aan de winkel. “Blijvende aandacht voor de juiste bemestingstechniek is noodzakelijk. Bij aardappelen is er altijd een hoog risico op nutriëntenverliezen (nitraatresidu), dat is eigen aan de teelt. Door bijvoorbeeld de bufferzones (minstens 1 meter) langs waterlopen beter te respecteren, kan al één en ander vermeden worden.”
Maar om echt vooruitgang te boeken, zal bemesting in de toekomst preciezer moeten. Smart farming maakt dat mogelijk: gerichter bemesten op basis van metingen op veld- en zelfs op plantniveau. Ook zal meer aandacht uitgaan naar bodemvruchtbaarheid en -beheer. “Uit recente cijfers blijkt dat onze bodems te zuur zijn en te weinig koolstof bevatten. Dat laatste corrigeren is een werk van lange adem, maar het is absoluut nodig om de bodemvruchtbaarheid te bevorderen. In MAP5 kreeg het al veel aandacht, in MAP6 zal dat niet anders zijn. Ook het belang van bodembeheer om verdichting en erosie te vermijden, neemt toe. De huidige wetgeving inzake erosie voorziet in mogelijkheden voor aardappeltelers: gebruik ze, want als de doelstellingen niet gehaald worden, zullen de regels alleen maar strenger worden.”
Eenzelfde boodschap was te horen bij Jan Vermaelen van Phytofar. “Er is nog toekomst voor gewasbescherming, maar alleen als ze juist gebruikt worden. En in water worden nog steeds te veel residu’s aangetroffen, door puntvervuiling, drift of erosie. Er is een inhaalbeweging nodig – anders worden de normen alleen maar strenger, en die kan bereikt worden door een aantal bestaande maatregelen in acht te nemen”, klonk het.
Zo riep hij eveneens op om de bufferzones te respecteren. “Weet dat het gaat om minstens 1 meter, te meten vanaf het punt waar de oever vlak wordt. Voor sommige producten is het meer, dus lees steeds de verpakking.” En verder: “Aardappeldrempels zijn een goede manier om erosie te vermijden, gebruik ze. Beperk je bodembewerking, en zaai bodembedekkers in. Er zijn beheerovereenkomsten die dit een stuk compenseren, maak daar gebruik van. Vanaf dit jaar moeten spuitdoppen voor minstens 50 procent driftreducerend zijn. Een derde van de spuittoestellen voldoet daar al aan. Op Fytoweb.be staat een lijst met conforme doppen, raadpleeg die”. Tot slot raadde hij aan de nieuwe Fyteauscan te gebruiken. “Je kan daarmee je je eigen gebruik evalueren. Doe die scan, en bekijk wat je kan veranderen.”
Op de vraag of precisielandbouw praktijkrijp is, antwoordt Ruben Van De Vijver van onderzoeksinstituut ILVO voorzichtig positief. Hoopgevend is in ieder geval de brede toepassing van GPS-technologie, de basisvorm van precisielandbouw (1.0). Ongeveer een vijfde tot vierde van de nieuwe tractoren zijn er al mee uitgerust. Momenteel wordt door onderzoek en fabrikanten bovendien sterk ingezet op detectie van een aantal zaken via sensoren op veldniveau (precisielandbouw 2.0). Bedoeling is de natuurlijke variatie op een perceel in kaart te brengen zodat niet alleen overlap vermeden wordt, maar elke plaats binnen het perceel ook de juiste behandeling krijgt.
Op deze niveaus zijn er goede praktijkvoorbeelden te vinden, al zijn er nog wat knelpunten. “De beslissingsmodellen (interpretatie van de data) staan nog niet op punt, er zijn nog wat hiaten in de wetgeving (bv. drones) en de meerprijs is nog aanzienlijk. Om definitief door te breken, moet die meerprijs minstens gedekt worden door de besparingen en de meeropbrengst die het oplevert. Iets wat nog te onzeker is”, klinkt het. Desondanks wordt momenteel al onderzoek gevoerd naar precisielandbouw 3.0, op plant- of zelfs bladniveau. “Maar op dat niveau is nog veel R&D nodig.”
Wat de invloed van de klimaatopwarming op de aardappelteelt in België betreft, verwijst Anne Gobin van VITO vooral naar het toenemend risico op extreme weersomstandigheden. “Veranderingen in temperatuur en neerslag zijn belangrijk, want aardappelen zijn erg weersafhankelijk”, klinkt het. Zo zullen de minima- en maximatemperaturen stijgen, de zomers heter worden, de winters natter, en zullen er tijdens de zomer meer extreme regenbuien vallen. Die extreme regenbuien zullen de grotere waterbehoefte van de gewassen echter niet aanvullen, gezien ze op te korte tijd vallen.
Volgens Gobin zal de variabiliteit in opbrengst van akkerbouwgewassen hierdoor stijgen. “Als we niet investeren in het waterbergend vermogen van onze bodems, zullen de opbrengsten dalen”, stelt ze. Adaptatie is gelukkig mogelijk: via veredeling, irrigatie, het verhogen van de bodemvruchtbaarheid, waterconservatie en weersverzekeringen kunnen de gevolgen beperkt worden.
Gisteren schreven we al over de trends in productie, verwerking en veredeling die tijdens de studiedag werden voorgesteld, door respectievelijk Guy Vandepoel (Boerenbond), Romain Cools (Belgapom) en Martin Jansen Klomp (HZPC).
Beeld: Loonwerk Defour