Bedrijven incasseren voorlopig de inflatiegolf
nieuwsDe rechtstreekse blootstelling aan Oekraïne en Rusland via verkoop en bevoorrading blijft voor de Belgische ondernemingen beperkt, maar er is een enorme stijging van de kosten. De bedrijven rekenen dat niet volledig door in hun verkoopprijzen, zegt de Nationale Bank.
Tussen 28 en 30 maart 2022 hebben diverse federaties die de ondernemingen en zelfstandigen vertegenwoordigen (BECI, NSZ, UCM, UNIZO, UWE en VOKA) een ad-hocenquête gehouden bij de Belgische ondernemingen. Het initiatief wordt gecoördineerd door de NBB en het VBO en is bedoeld om de perceptie van bedrijven in het huidige conjunctuurklimaat te meten en, meer bepaald, om de moeilijkheden in te schatten waarmee bedrijven en zelfstandigen worden geconfronteerd als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De methodologische aanpak is vergelijkbaar met die voor de enquêtes die van maart 2020 tot oktober 2021 als gevolg van de COVID-19-crisis werden gehouden. In totaal hebben 2 415 bedrijven en zelfstandigen aan deze enquête deelgenomen. “De huidige context gaat met een grote mate van onzekerheid gepaard en enquêtegegevens zijn subjectief. Daarom is enige voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van de voorgestelde resultaten”, klinkt het in een persbericht.
Weinig rechtstreekse blootstelling, maar bevoorrading in de knel
De oorlog in Oekraïne heeft de handel met Oekraïne en Rusland drastisch verminderd, met name als gevolg van de economische en financiële sancties die een groep westerse landen aan Rusland heeft opgelegd. Volgens de ondervraagde ondernemingen hield gemiddeld 0,7 % van hun verkoop en 1,6 % van hun bevoorrading rechtstreeks verband met Oekraïne of Rusland voordat de oorlog uitbrak. Hoewel op geaggregeerd niveau de rechtstreekse blootstelling beperkt blijft, verschilt die aanzienlijk naargelang van de sector. De industrie (vooral de chemische en farmaceutische industrie en de voedingsindustrie) en de bedrijfstak vervoer en logistiek lijken meer dan gemiddeld blootgesteld aan de handel met beide landen, zowel voor de verkoop als voor de bevoorrading. Ook de toeleveringen van de landbouw zijn in sterke mate rechtstreeks blootgesteld.
Volgens de ondervraagde ondernemingen hield gemiddeld 0,7 % van hun verkoop en 1,6 % van hun bevoorrading rechtstreeks verband met Oekraïne of Rusland voordat de oorlog uitbrak.
Het forse economische herstel na de COVID-19-crisis leidde tot bevoorradingsproblemen en die tastten de activiteit van de Belgische ondernemingen aan, zo bleek uit een soortgelijke enquête in oktober 2021. Tussen eind 2021 en het begin van de oorlog in Oekraïne was er een duidelijke verbetering van de knelpunten in de bevoorradingsketens, maar met de oorlog in Oekraïne kwam evenwel een einde aan die verbetering. Het percentage respondenten met matig of sterk verstoorde toeleveringen is weer sterk gestegen.
Alle sectoren melden een toename van de bevoorradingsproblemen, maar ze is sterker voor bepaalde sectoren waarvan de activiteit in het algemeen in grotere mate afhankelijk is van bevoorradingen zoals de bouw, de industrie, de handel, de landbouw en de horeca. Zo had bijna twee derde van de bedrijven in de industrie, de groothandel en de bouwnijverheid deze maand matig of sterk verstoorde toeleveringen. In de niet-voedingswinkels was dat meer dan de helft en in de landbouw, de voedingswinkels en in de horeca ongeveer een derde. Opvallend: het aantal landbouw- voedings- of horecabedrijven met een sterk verstoorde toelevering ligt lager dan in oktober 2021.
De inputkosten rijzen de pan uit
De bevoorradingsproblemen en de handelsbelemmeringen beperken het aanbod van goederen en diensten en veroorzaken inflatoire spanningen, zoals nu al blijkt uit de maandelijkse inflatiecijfers. In dat verband melden de ondervraagde ondernemingen waarvan de activiteit afhankelijk is van inputs (d.w.z. energie, halffabricaten, grondstoffen, vervoer en verpakking) een sterke tot zeer sterke stijging van hun inputkosten. Voor bijna een derde van hen, ligt de stijging tussen 0 en 20 %, voor nog een derde van hen tussen 20 en 50 %, en voor het resterende derde is de stijging nog aanzienlijker, met ruim 50 %.
Nagenoeg alle ondervraagde ondernemingen hebben de afgelopen zes maanden hun verkoopprijzen moeten verhogen, maar meer dan drie kwart van hen meldt echter een verhoging van de verkoopprijzen die duidelijk lager is dan de stijging van de kosten. Voor een groot deel van die ondernemingen is het verschil tussen het stijgen van hun kosten en de verhoging van hun verkoopprijzen vrij groot. Vooral de voedingssector incasseert de inflatiegolf zelf, de wig tussen de kostenstijgingen en de prijsverhogingen is het grootst in de landbouw, de detailhandel food en de horeca. “Dit wijst erop dat sommige ondernemingen, tijdens de recente periode, een groot deel van de stijging van de inputkosten hebben gedragen zonder ze vooralsnog volledig door te berekenen aan hun klanten”, meent de Nationale Bank, “Bovendien kan het aanpassen van de verkoopprijzen duur zijn en tijd vergen (de zgn. menukosten), waardoor de verkoopprijzen op korte termijn kunnen een zekere rigiditeit kunnen vertonen.”
Naast de duurdere inputs, moeten de bedrijven ook loonkosten of kapitaalkosten dragen. Het is dus niet eenvoudig om de impact op de marges te beoordelen op basis van de enquëte. Eerder al stelde Fevia, de sectororganisatie van de voedingsbedrijven in België, dat de rendabiliteit in de sector naar een historisch dieptepunt van 2,8 procent was teruggevallen.

Bron: NBB