INBO meet impact maatregelen voor akker- en weidevogels

Binnen de EU zijn er weinig lidstaten die de ecologische impact van agromilieumaatregelen opvolgen. In opdracht van het departement Landbouw zocht het INBO als eerste op systematische wijze naar verbanden tussen een biodiversiteitscomponent (broedvogels in landbouwlandschappen) en de inzet van agromilieumaatregelen.
29 december 2010  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 14:57

Binnen de EU zijn er weinig lidstaten die de ecologische impact van agromilieumaatregelen opvolgen. In dat opzicht realiseerde het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in opdracht van het departement Landbouw en Visserij een unieke studie die op systematische wijze zoekt naar verbanden tussen biodiversiteit, meer bepaald broedvogels op het platteland, en de inzet van agromilieumaatregelen.

De afgelopen decennia zijn de populaties van akker- en weidevogels sterk achteruitgegaan in grote delen van Europa en ook in Vlaanderen. Voor veel typische plattelandsvogels houden de teelttechnieken van de moderne landbouw een verlies aan nestplaatsen in en een gebrek aan voedsel, wat resulteerde in een spectaculaire achteruitgang van hun populaties.

Om die trend te keren wordt het Europees landbouwbeleid sinds een aantal jaar bijgestuurd. Zo worden landbouwers gestimuleerd om op vrijwillige basis beheerovereenkomsten te sluiten, waarbij de landbouwer een vergoeding ontvangt in ruil voor het uitvoeren van bepaalde beschermingsmaatregelen. Dat kan variëren van het beheren van perceelranden tot een verminderde bemesting. Ook kunnen er beheerovereenkomsten afgesloten worden die specifiek gericht zijn op het behoud van akker- en weidevogels.

Om de effectiviteit van het gevoerde beleid te evalueren, wordt in deze studie een eerste aanzet gegeven voor een geschikt monitoringsnetwerk. Het INBO ontwikkelde een indicatorenset die gebruik maakt van de resultaten van het meetnet ‘Algemene Broedvogels Vlaanderen’ (ABV) en van teelt- en gebruiksinformatie over landbouwpercelen. De 500 steekproefhokken van het ABV-meetnet vormen een bruikbaar en representatief meetnet om de impact van PDPO-maatregelen op broedende landbouwvogels in Vlaanderen na te gaan.

Toch heeft het meetnet ook enkele minpunten zoals de driejaarlijkse meetcyclus en het feit dat het onvoldoende percelen met PDPO-maatregelen omvat. De tekortkomingen van het ABV-meetnet werden opgevangen door parallel meer gerichte metingen uit te voeren naar de relatie tussen de inzet van PDPO-maatregelen en de evolutie van broedvogels. In dit project werden 14 meetgebieden met een oppervlakte van 170 tot 275 ha en verspreid over Vlaanderen tijdens het broedseizoen 2010 opgevolgd.

De resultaten tonen aan dat, na rekening te houden met verschillen in habitatkwaliteit, er meer vogels en meer vogelsoorten voorkomen in gebieden waar er veel weidevogelbeheermaatregelen getroffen worden. INBO concludeert dat weidevogelbeheer een positief effect kan hebben, maar alleen indien er in een bepaald gebied voldoende percelen beheerd worden.

Van de akkervogelbeheermaatregelen, die pas sinds 2009 actief zijn, kon nog geen effect worden gemeten. Het is bekend dat vogelpopulaties vaak met een bepaalde vertraging reageren op veranderingen in hun leefgebied. Om definitief uitsluitsel te brengen over de effectiviteit van deze maatregelen zouden de in deze studie geselecteerde landbouwgebieden over een langere periode opgevolgd moeten worden.

Een van de voornaamste beleidsaanbevelingen van deze studie is dan ook dat het in deze studie ontworpen meetnet ook de komende jaren jaarlijks moet worden opgemeten. Als data verzameld over verschillende jaren bevestigen dat de biodiversiteit inderdaad hoger is op percelen met beheermaatregelen, dan moet nagegaan worden of de huidige oppervlakte landbouwgrond die onder beheer staat, voldoende groot is om de achteruitgang van de populaties plattelandsvogels op Vlaamse schaal te stoppen.

Meer info: Impact van PDPO II-maatregelen op de biodiversiteit

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek