header.home link

Wojciechowski: “Biolandbouw biedt vooral een toekomst voor kleine boeren”

4 mei 2022

Nu het actieplan Biolandbouw groen licht gekregen heeft van het Europese parlement, is het aan de lidstaten om hun strategische plannen uit te werken. Het oorspronkelijke idee voor het plan kwam uit de koker van de Commissie en meer bepaald van Eurocommissaris voor Landbouw Janusz Wojciechowski. Hoe kijkt hij naar de sector en waar liggen volgens hem de aandachtspunten om het plan te doen slagen? VILT ging bij de Poolse politicus op de koffie.

Lees meer over:
biologischelandbouwbiolandbouwlieveheersbeestjetarwe-1280

In het Europees parlement in Straatsburg, waar de politici vanuit de hele Europese Unie één week per maand samenkomen (de andere weken werken ze vanuit het parlement in Brussel), heeft ook Janusz Wojciechowski een bureau. Daar ontving de Europese Landbouwcommissaris deze week een delegatie Franse, Belgische en Nederlandse journalisten, en ook VILT schoof mee aan tafel. Koffie krijgen we niet, een gepassioneerd pleidooi over landbouw evenmin. Wel een afgemeten uiteenzetting over hoe de biologische landbouwsector volgens hem moet evolueren.

Dat hij blij is dat het Europees parlement op dezelfde lijn zit als de Commissie als het aankomt op biologische landbouw, vertelt hij. De stemming over het rapport moest op het ogenblik van het interview nog gebeuren, maar de sterren stonden gunstig. Hij leek zelfs niet erg bezorgd over de mogelijkheid dat het streefcijfer van 25 procent zou sneuvelen, wat na de stemming later die dag effectief het geval is gebleken. “Dat cijfer was een puur politiek doel en het was niet de bedoeling om daar een wettelijke verplichting van te maken. Het gaat meer over de intentie. Of we nu die 25 procent zullen halen of niet, is niet de hoofdzaak. Het belangrijkste is dat er gewerkt wordt om de sector meer zuurstof te geven.”

U ziet vooral kansen voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven om in het verhaal van biolandbouw te stappen?

Wojciechowski : “Tijdens de uitbreiding van de EU tussen 2004 en 2014 (toen zijn Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Bulgarije, Roemenië en Kroatië toegetreden, red.) zijn we 4 miljoen kleine landbouwbedrijven verloren. In die periode is de Unie van 14 miljoen naar 10 miljoen landbouwbedrijven geëvolueerd. Die negatieve trend deed zich vooral in Oost- en Centraal-Europese landen voor, zoals Polen, Roemenië en Bulgarije.”

“Voor veel van de resterende kleine landbouwers is biolandbouw de laatste kans om de stiel te kunnen blijven beoefenen. Zeker in het licht van de oorlog in Oekraïne, met de stijgende kosten voor meststoffen, energie etc., biedt de sector kansen voor de kleine boeren omdat ze niet gebukt gaat onder het probleem van de dure meststoffen. Bovendien kan het voor veel boeren een waardig alternatief zijn omdat ze niet meer kunnen opboksen tegen de concurrentie van de gangbare of intensieve landbouw.”

“Er waren wat twijfels dat de biologische landbouw voor problemen zou kunnen zorgen voor de voedselzekerheid. Maar hier ga ik niet mee akkoord. Want de biolandbouw kan evengoed productief zijn. Zo ontmoette ik vorige week nog een biolandbouwer uit Estland, die op 15 hectare groenten teelt. Een gelukkige man, die een deftig inkomen uit zijn teeltactiviteit haalt. Daarnaast heeft hij ook een verwerkingsbedrijfje en een efficiënt verdeelsysteem voor de lokale markt.”

Welke speerpunten schuift u naar voor om de ontwikkeling van de biologische landbouwsector te doen slagen?

“We hebben enerzijds meer landbouwers nodig voor de biologische productie. Zoals eerder aangehaald, zijn de huidige ontwikkelingen met de gestegen kosten voor meststoffen voor veel boeren een goede reden om over te schakelen. Het is dit moment alvast economisch de beste keuze.”

“Maar daarnaast hebben we ook verwerkers, logistieke ketens en distributeurs nodig die de lokale markten voorzien van die producten. In mijn thuisland Polen bijvoorbeeld, moet ik zelf 80 kilometer rijden naar de dichtstbijzijnde winkel met bioproducten. Zo zijn er veel landen die kampen met zwak uitgebouwde logistieke ketens. Verder wordt het ook zaak om de vraag aan te wakkeren. Dit kunnen we bijvoorbeeld doen door overheidsbestedingen in de richting van bio te sturen, denk aan aankopen voor scholen, rusthuizen en ziekenhuizen.”

De verschillen tussen de lidstaten op vlak van bio zijn zeer groot. Hetzelfde kan gezegd worden over de ambities.

“Dat klopt helemaal. De gemiddelde jaarlijkse consumptie in de EU ligt op 84 euro per burger. Maar de uitersten vertellen ons meer. Zo spendeert men in Polen amper 4 euro per jaar aan bioproducten, terwijl dat in koploper Denemarken meer dan 300 euro per consument per jaar is.”

“Ook aan productiezijde is er werk aan de winkel. Op dit moment wordt 8,5 procent van het EU-areaal biologisch bewerkt. Volgens berekeningen en voorspellingen van de Commissie, kunnen we met gemak evolueren naar 17 à 18 procent en verschillende lidstaten tonen ook veel ambitie. Zo mikken Oostenrijk en Duitsland op 30 procent, Italië op 25 procent. Maar sommige andere, waaronder Polen, staan iets meer op de rem en hebben een doel van amper 7 procent vooropgesteld. Toch hoeft dit niet per se negatief te zijn want ze kunnen nog steeds importeren uit andere Europese landen, wat de consumptie dan weer ten goede komt.”

“Voor de duidelijkheid, de plannen zijn niet bindend. We zullen lidstaten dus zeker niet verplichten of sanctioneren als ze hun doelstellingen niet halen, maar we houden de dialoog wel open.”

Werden er studies verricht naar de impact op het inkomen van de boer, die eerlijk vergoed wil worden? De productiekosten liggen immers een stuk hoger bij bio.

“Ik ga niet akkoord met de stelling dat de productiekosten hoger liggen. Kijk naar het voorbeeld van de Estse boer met zijn biogroenten. Hij runt een kleine boerderij en doet alles zelf, waardoor hij zijn kosten in toom kan houden. Enkel tijdens de drukste periodes schakelt hij extra medewerkers in. Verder zijn zijn machines niet erg duur. Je kan dus stellen dat zijn kosten zeker niet hoger zijn dan een boerderij uit de gangbare landbouw.”

Is het een cliché om te zeggen dat biolandbouw duurder is?

“Zo zou ik het inderdaad durven stellen, al hangt dat ook af van de grootte van de boerderij. Grote landbouwbedrijven, die met veel kunstmest en pesticiden werken, moeten overschakelen naar biologisch goedgekeurde producten voor gewasbescherming. Daar ligt voor hen de grootste kost. Maar op kleine boerderijen, waar alles gebeurt door de familie, is dat niet het geval.”

wocjiechowski

Met de huidige ontwikkelingen en de gestegen kosten voor meststoffen, is het voor veel boeren het uitgelezen moment en economisch de beste keuze om nu over te schakelen naar bio

Janusz Wojciechowski - Europees Commissaris voor Landbouw

U legt duidelijk de nadruk op de kleine en middelgrote bedrijven. Dat zal waarschijnlijk niet warm onthaald worden door de grote landbouwbedrijven, die een machtige lobby hebben in de EU?

“Pas op, we hebben alle types landbouw nodig. Maar volgens cijfers van de FAO (de landbouworganisatie van de VN, red.), produceren de kleinste landbouwbedrijven met minder dan 2 hectare maar liefst 35 procent van alle voedsel wereldwijd, terwijl ze samen amper 12 procent van het areaal bewerken. Als je die 12 procent grond zou integreren in de grote landbouwbedrijven, denk je dat zij dan aan 35 procent van alle voedselproductie zouden geraken? Ik alvast niet. Dan verliezen we dat aandeel. Dit toont het belang aan van de kleine landbouwbedrijven.”

Bij uw aantreden heeft u gezegd dat u de kleine landbouwbedrijven in Polen in ere wil herstellen. Men lachte dat toen weg. Toch hield u voet bij stuk en lijkt u wel te slagen in uw opzet?

“Ik nodig je uit om te kijken naar de bruto toegevoegde waarde van de landbouw in elk land. Landen waar de grote landbouwbedrijven de plak zwaaien, staan niet bovenaan de lijst. Op dit moment voert Italië de lijst aan, waar het gemiddelde landbouwbedrijf 11 hectare telt. Italië heeft 8 procent van het totale landbouwareaal in de EU, terwijl de bruto toegevoegde waarde 18 procent is. Dat is dankzij de kleine landbouwbedrijven.”

“Er wordt vaak gezegd dat ik tegen de grote landbouwbedrijven zou zijn. Voor alle duidelijkheid, dat is niet het geval. Vorige week was ik op bezoek in de Baltische staten, waar ik langsging op grote veebedrijven. Het probleem is dit: wat gisteren groot was, is vandaag medium, morgen te klein en overmorgen niet meer in staat om competitief te zijn. Dit geldt zeker voor de veehouderij, zoals de pluimveesector die geconcentreerd is rond een handvol industriële bedrijven. Dat is geen normale bedrijfsvoering meer in mijn ogen.”

Hebben die “industriële” bedrijven volgens u nog een toekomst in Europa?

“Ze hebben wel een toekomst, maar we moeten tegelijk een alternatief creëren. Ik haal het voorbeeld aan van de eierproductie in Polen. Daar zijn minder dan 500 bedrijven samen goed voor meer dan 80 procent van de productie. Eén bedrijf staat in voor de productie voor een grote regio. Tegelijk moeten duizenden kleine bedrijven hun productie stopzetten omdat ze de concurrentie niet meer aankunnen. Een soortgelijk scenario speelt zich ook af in andere landen.”

“Deze trend houdt risico’s in voor de voedselzekerheid, zeker in het licht van de oorlog in Oekraïne. Daar werden verschillende industriële landbouwbedrijven gebombardeerd of werd het hen onmogelijk gemaakt om verder te werken omdat ze werden afgesneden van het elektriciteitsnetwerk. Om risico’s te spreiden, is het dus belangrijk om meerdere kleine bedrijven te hebben, en bij voorkeur biologische.”

Bron: Eigen verslaggeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek