"Versoepeling ggo-wetgeving schendt voorzorgsprincipe"

De Europese Commissie beslist binnenkort of een groep van acht nieuwe gentechnieken onder de strenge regelgeving voor genetisch gewijzigde organismen blijft. Aangezien de technieken ontwikkeld zijn nadat de EU-wetgeving rond ggo's van kracht werd, is het logisch dat de technieken in kwestie ook onder de ggo-regelgeving vallen, zo lieten de Europese Groenen optekenen op een hoorzitting in het Europees Parlement. Eén van die nieuwe gentechnieken is cisgenese, de techniek die in ons land gebruikt wordt bij het onderzoek naar de schimmelresistente aardappel Bintje Plus.

De Europese Groenen waarschuwen voor een eventuele versoepeling van de wetgeving rond nieuwe gentechnieken. Het verschil met "oude" ggo's zit hem in het feit dat bij de nieuwe gentechnieken geen soortvreemd genetisch materiaal wordt ingebracht, maar met soorteigen materiaal gewerkt wordt. De biotechindustrie spreekt in dat verband over "nieuwe kweektechnieken". Als die nieuwe gentechnieken niet meer onder de strenge wetgeving vallen, dan moeten ze ook niet meer aan de strenge risico-analyses voldoen, evenmin aan de regels rond etikettering en evaluatie, waarschuwt de Groene fractie. Volgens de Groenen zou Europa daarmee het voorzorgprincipe met de voeten treden.

De Groene fractie vraagt daarom dat de nieuwe gentechnieken en hun potentiële effecten door onafhankelijke wetenschappers onderzocht worden en vindt dat het Europees Parlement daarover geraadpleegd moet worden. Ze vrezen dat CETA, het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada, en TTIP, het vrijhandelsverdrag met de VS, "de Trojaanse paarden worden die de EU-wetgeving op gentechnologie onderuit halen”. 

"Het goedkeuren van die nieuwe technieken zou ook de kroon op het werk zijn van de intensieve en agressieve lobby van biotechbedrijven als Monsanto en Syngenta, verenigd in EuropaBio", zegt Europarlementslid Bart Staes (Groen). "Het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), dat weliswaar met publiek geld gefinancierd wordt, stelt zich in dit dossier eerder op als een commerciële belangenbehartiger dan als een neutraal wetenschappelijk instituut."