Uitstoot daalt licht in Vlaanderen

De uitstoot van broeikasgassen is met net geen 10 procent licht gedaald sinds 2005. Er zal nog een grote inspanning nodig zijn om de Vlaamse doelstelling van 40 procent reductie te halen in 2030. De komende maanden zal de Vlaamse regering kijken of het Energie- en Klimaatplan waarin onder andere deze reductiedoelstelling staat, geactualiseerd moet worden.

24 maart 2023  – Laatst bijgewerkt om 26 maart 2023 19:46
Lees meer over:

Uit de meest recente broeikasgasinventaris blijkt dat de uitstoot van CO2-equivalent (CO2eq) in Vlaanderen sinds 2005 met 9,5 procent is gezakt. In twee sectoren steeg de CO2eq-uitstoot tegenover 2005: de industrie steeg met 13 procent en de landbouw met 8 procent. In drie andere sectoren was sprake van een reductie: transport (-10%), afvalverwerking (-28%) en gebouwen (-20%). De sectoren die onder het emissiehandelssysteem vallen, zoals de grote bedrijven, tellen niet mee. Maar veel maatregelen gingen pas vorig jaar in en moeten dus hun effect nog aantonen de komende jaren.

uitstoot-broeikasgassen

Nog veel inspanningen nodig

Tegen 2030 moeten alle broeikasgasemissies uit de niet-ETS sectoren met 40 procent dalen in vergelijking met 2005. Om de invloed van de verschillende broeikasgassen te kunnen optellen, worden de uitstootcijfers omgerekend naar CO2-equivalent. Uit de nieuwste cijfers uit de broeikasgasinventaris blijkt dat Vlaanderen voor de niet-ETS-sectoren net geen emissiereductie CO2-equivalent van 10 procent haalt ten opzichte van 2005. Er zal nog een grote inspanning nodig zijn om tot de reductie van 40 procent te geraken.  

Welke sectoren behoren tot niet-ETS?

De broeikasgassen en de bijhorende emissiereductiedoelstellingen worden op Europees niveau opgesplitst in twee delen: ETS-emissies en de niet-ETS-emissies. De eerste zijn emissies die onder het  Europees emissiehandelssysteem (ETS) vallen. Het betreft het gros van de emissiebronnen uit de sectoren energie en industrie. Hiervoor geldt enkel een doelstelling voor het geheel van de EU.

De niet-ETS-emissies zijn emissies afkomstig van transport, huishoudens, handel & diensten en landbouw. Hiervoor geldt een doelstelling voor het geheel van de EU, maar deze doelstelling wordt wel verder vertaald op niveau van de lidstaten. In Vlaanderen wordt de doelstelling vertaald in het Vlaams Energie- en Klimaatplan.

In 2020 hadden de sectoren transport met 34 procent en gebouwen met 28 procent de grootste bijdrage aan de totale niet-ETS broeikasgasemissies in Vlaanderen. De sectoren landbouw en niet-ETS industrie hebben een kleiner aandeel in de niet-ETS emissies met respectievelijk 19 procent en 14 procent.

Wat is VEKP?

Het Vlaams Energie- en Klimaatplan vormt een belangrijke basis voor het Vlaams energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021-2030. Het plan omvat doelstellingen met concrete maatregelen op korte termijn om tegen 2030 broeikasgassen te reduceren. VEKP werd goedgekeurd in 2019 en werd bijgesteld met extra maatregelen in 2021.

Een van de doelstellingen die de Vlaamse ministers overeengekomen is dat Vlaanderen tegen 2030, 40 procent minder broeikasgassen zal uitstoten in vergelijking met het jaar 2005. Dit ondanks de herhaaldelijk vraag van het federale en Europese niveau om te gaan voor een reductie van 47 procent. “Dat is overkill, de mensen moeten de transitie nog aankunnen”, klonk het toen.

Actualisatie in 2023

Op basis van de nieuwste cijfers uit de  broeikasgasinventaris, zal de Vlaamse regering de komende maanden het Energie- en Klimaatplan actualiseren. Demir laat weten dat een actualisatie belangrijk is om te bekijken of alle betrokken ministers hun engagementen nakomen.

“Een verhoging van de Vlaamse doelstelling van -40 procent of allerlei extra ‘zotternijen’ zoals klimaatgoeroe Frans Timmermans ze zou willen, komen er wat mij betreft niet”, zegt Demir over de actualisatie. “Ik sta wel open voor elke verstandige maatregel die voor de mensen behapbaar en redelijk is. Denk aan de verdere uitrol van hernieuwbare energie zoals warmteprojecten en zonnepanelen, waar nog veel potentie is.”

Niet alle doelstellingen van het VEKP lopen moeizaam. We zijn op goede weg om de Vlaamse doelstellingen om 28.512 GWh hernieuwbare energie waar te maken. In 2005 was Vlaanderen goed voor 5.582GWh hernieuwbare energie, intussen is dat in 2021 gestegen tot 25.821GWh. Hierdoor behaalde Vlaanderen als enige gewest haar vooropgestelde doelen op vlak van energie-efficiëntie.

VEKP in de landbouw

Als we meer inzicht willen krijgen in de emissiecijfers van de landbouw, vallen we terug op cijfers van 2020 gepubliceerd in het VEKP voortgangsrapportering 2022.

1/3

In Vlaanderen bedroeg de toename in uitstoot van de landbouwsector 4 procent van 2005 tot 2020. In 2020 bedroeg de uitstoot 19 procent van de Vlaamse niet-ETS emissies. De niet-ETS emissies worden in het VEKP rapport opgesplitst in energetische en niet-energetische bronnen. De niet-energetische bronnen vertegenwoordigen 71 procent en stegen in de periode 2005-2020 heel licht. De veestapel met emissies afkomstig van methaan uit spijsverteringsprocessen en methaan- en lachgasemissies uit mestmanagement, zijn de drijvende factor hiervan. De emissies van spijsverteringsprocessen is met 12 procent gestegen in de periode 2005-2020. Dit is vooral te wijten aan een combinatie van een toename van de melkproductie per koe en de toename van de melkveestapel. De emissies afkomstig van mestmanagement zijn min of meer gestabiliseerd, en de bodememissies zijn in deze periode met negen procent afgenomen.

Het andere deel van de niet-ETS emissies, de energetische bronnen, hebben een relatief beperkt aandeel van 29 procent maar namen sinds 2008 meer toe. Dit zijn vooral emissies als gevolg van verbranding van fossiele brandstoffen voor verwarming van serres, stallen en voor offroad voertuigen. Sinds 2008 is het aardgasverbruik versneld gestegen in de landbouwsector doordat er steeds meer warmtekrachtkoppeling (WKK)-eenheden in eigen gebruik werden opgestart. Vele van deze oudere motoren werden uitgebaat in samenwerking met een elektriciteitsproducent. Deze werden vervangen door motoren in eigen beheer. Sinds 2010 is de Vlaamse landbouwsector zelfs een netto-producent van elektriciteit geworden voornamelijk door de expansie van WKK in de glastuinbouwsector. De primaire energiebesparing door inzet van WKK’s in eigen beheer komt dus ten goede aan de elektriciteitssector waar minder grijze stroom wordt opgewekt. Maar dit geeft in de broeikasgasinventaris een verschuiving van het aardgasverbruik van de elektriciteits- en warmtesector (grotendeels ETS) naar de landbouwsector (niet-ETS).

Aanpak in landbouwsector

De aanpak binnen het beleidsdomein Landbouw en Visserij situeert zich op drie assen: financiële ondersteuning; onderzoek, innovatie en sensibilisering; en een flankerend beleid. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) is het belangrijkste instrument. Hieruit wordt steun verleend aan investeringen die bijdragen tot een beter energiegebruik, het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen, ammoniak en verbetering van de luchtkwaliteit. Ook in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) staan klimaatregelen zoals diverse klimaatpositieve praktijken op vlak van bijvoorbeeld bodemkoolstofopslag en verminderde emissies door mest.

Naast een financiële ondersteuning draagt ook sensibilisering bij om minder uitstoot te hebben. De eiwtittransitie is hier een goed voorbeeld van. De landbouwproductie is sterk verbonden met ons voedingspatroon, waarbij de consumptie en productie van dierlijke eiwitten een grotere milieuvoetafdruk heeft dan die van plantaardige. Dit vertaalt zich in de ‘eiwitshift’ met meer aandacht van lokale productie van eiwitten.

Daarnaast zijn er nog heel wat initiatieven die de klimaatdoelstellingen aanpakken. Zo engageert het Convenant Enterische Emissies Rundvee (CEER) zich bijvoorbeeld specifiek om de enterische methaanemissies te verminderen tegen 2030 met 19 procent ten opzichte van 2005. 15 organisaties waaronder onderzoeksinstellingen, veevoederfabrikanten, overheid en landbouworganisaties werken samen onder CEER om de methaanuitstoot te verminderen die ontstaat bij het spijsverteringsproces bij rundvee.

Welke broeikasgassen zijn er?

De belangrijkste broeikasgassen die leiden tot klimaatopwarming zijn koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en lachgas (N2O). Een hogere concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer leidt tot een temperatuurstijging: de ‘opwarming van de aarde’. Broeikasgassen laten zonnestralen door, maar houden de warmte die de aarde terugkaatst tegen. Zo warmt de aarde geleidelijk aan op. De komende jaren worden die effecten voelbaarder. Tegen 2030 kan het in Vlaanderen gemiddeld al 2,2 graden warmer zijn dan in de referentieperiode van 1976 tot 2005. Hierdoor zal de zeespiegel ook sneller beginnen te stijgen.

Om dit tegen te gaan wil de Europese Unie klimaatneutraal zijn tegen 2050. Klimaatneutraal zijn betekent dat de uitstoot van broeikasgassen in evenwicht is met de opvang ervan. Bijvoorbeeld door ze op te slaan in de bodem, in bossen of met technologische oplossingen. Om bij te dragen aan de strijd tegen klimaatverandering, heeft de Vlaamse overheid twee beleidskaders ontwikkeld: Klimaatstrategie 2050 met een visie om op lange termijn en Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 met concrete maatregelen om op korte termijn.

Bron: Eigen berichtgeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek