Tessenderlo wil meststoffendivisie niet langer kwijt
nieuwsChemiebedrijf Tessenderlo plaatst zijn meststoffendivisie niet langer in de etalage. De koerswijziging van Tessenderlo is volgens De Tijd volledig toe te schrijven aan de marktomstandigheden, want sinds begin dit jaar zijn de prijzen voor kunstmeststoffen voortdurend aan het stijgen. De grotere vraag naar voeding doet landbouwers investeren in de optimalisatie van de oogst, en dus ook in meststoffen.
In mei vorig jaar voerde Tessenderlo nog gesprekken met het Duitse K+S, de grootste producent van kunstmeststoffen in Europa, over de verkoop van zijn sulfaatactiviteiten. De verkoop paste in de nieuwe strategie van Tessenderlo, dat sinds het aantreden van CEO Frank Coenen begin 2010 een transformatie ondergaat. Coenen besliste de activiteiten in minerale chemie stop te zetten om zo van Tessenderlo een groener bedrijf te maken dat meer gericht is op chemische producten van de toekomst.
Maar nu lijkt het chemiebedrijf terug te komen op die strategiewijziging. “Met onze sulfaatactiviteiten mikken wij voortaan op producten met toegevoegde waarde voor de landbouw, de zogenaamde premiumproducten”, aldus woordvoerster Kathleen Iwens. Tessenderlo produceert jaarlijks 660.000 ton kaliumsulfaat en is daarin de tweede grootste speler wereldwijd.
De koerswijziging van Tessenderlo is volledig toe te schrijven aan de marktomstandigheden. Sinds begin dit jaar gaan de prijzen voor kunstmeststoffen in stijgende lijn. Prijsstijgingen van zo’n tien procent zijn niet uitzonderlijk .In het eerste kwartaal van dit jaar noteerde Tessenderlo een omzetgroei van 20 procent tot 106 miljoen euro in zijn meststoffen- en veevoederdivisie. De kaliumsulfaatactiviteiten alleen waren goed voor een groei van 12 procent.
Experts in meststoffen zijn ervan overtuigd dat de sector bestand is tegen een nieuwe recessie omdat de voedselprijzen nog stijgen. De graanvoorraden bijvoorbeeld staan wereldwijd op een laag peil en hebben nog enkele seizoenen nodig om te worden aangevuld, wat de graanprijs zal ondersteunen.
Bron: De Tijd