“Overheid moet inzetten op een beter voedselsysteem”

Vlaanderen moet het evenwicht in zijn landbouwsector herstellen en de transitie van enkel productiegericht naar productie- én duurzaamheidsgerichte verdienmodellen sturen. Dat schrijven Steven Desair, bezieler van eatmosphere en Tijs Boelens, boer in het Pajottenland en woordvoerder van Boerenforum in een opiniestuk.

9 maart 2022  – Laatst bijgewerkt om 9 maart 2022 20:57
Lees meer over:
veldwerk-Lies Engelen Photography-2000

Koop jij via de korte keten of rechtstreeks van bij de boer? Proficiat, je hebt jouw duurzame bijdrage aan onze voedselketen geleverd! De korte keten betekent immers een eerlijk verdienmodel voor de producent met haar quasi rechtstreekse verkoop van boer naar burger, bijvoorbeeld op boerenmarkten, buurderijen, gemeenschapsboerderijen en hoevewinkels. Daarbij is de boer de prijszetter, wat uniek is in de voedingssector.

De meeste boeren moeten hun lokale producten immers via een veiling verkopen. Daar kiezen de klanten zoals supermarkten wat ze ervoor willen betalen, en die prijs ligt regelmatig onder de productieprijs. Ironisch genoeg weten winkels vandaag dat veel consumenten onze boeren willen steunen en verkopen ze die producten dan ook met een mooie foto en het verhaal van een boer bij. Op die manier behandelt men landbouwers eerst als moderne slaven en gebruikt men nadien hun harde werk als korte ketengreenwashing. Daar zit wel degelijk een verdienmodel in. Alleen niet voor de producenten. Dat noemen ze boerenbedrog.

Vlaanderen moet zijn subsidiesysteem eens grondig doorspitten, want momenteel komen enkel de grote vissen als winnaars uit de bus

Oostenrijk, Frankrijk en Wallonië tonen nochtans dat het wel kan, een beleid waarbij de korte keten niet stiefmoederlijk wordt behandeld en waarbij er geloofd en degelijk geïnvesteerd wordt in dit model. Vlaanderen is echter op dat vlak één van de slechtste leerlingen in Europa.

Vlaanderen heeft een beleid waardoor slechts dertig procent van de landbouwers economisch goed boert en zeventig procent nipt rondkomt of verlieslatend is. Dat beleid zou in de eerste plaats zijn subsidiesysteem eens grondig moeten doorspitten, want momenteel komen enkel de grote vissen als winnaars uit de bus. Zo krijgt, om maar iets te zeggen, een willekeurige korteketenboer uit het Pajottenland na veel zwoegen en ettelijke keren financieel en mentaal door het oog van de naald gekropen te zijn, een slordige 700 euro subsidies per jaar. Een traditionele boerderij krijgt 25.000 euro en de grote landbouwexploitaties 250.000 euro.

Hoe dat komt? De subsidies worden uitgedeeld per hectare. Hoe groter de bedrijven, hoe meer geld ze ontvangen. Er wordt dus niet gekeken naar het aantal personeelsleden of naar de landbouwpraktijken. Je kan je zelfs afvragen of je überhaupt boer moet zijn, als je naar de top tien van de Belgische lijst van begunstigden van Europese landbouwsteun (BelPA 2020) kijkt. Daarop prijken vooral veilingen (van wie je zou kunnen verwachten dat ze vechten voor een eerlijke prijs voor producenten) en marketingorganisaties zoals de VLAM (Vlaams centrum voor Agro- en Visserijmarketing). Is het juist dat een marketingbureau dat de huidige status quo in stand houdt, bijvoorbeeld door nog evenveel reclame te maken voor varkensvlees als tien jaar geleden, zoveel Europese steun geniet?

Gebruik het geld daar waar we het als samenleving nodig hebben en denk op termijnen van minstens twintig jaar

Er gaat momenteel veel gemeenschapsgeld naar onze landbouw, maar er schort iets aan de verdeelsleutel. Onze suggestie? Gebruik dat geld daar waar we het als samenleving nodig hebben en denk op termijnen van minstens twintig jaar. Enkel zo kunnen we onze maatschappelijke, sociale, ecologische en economische doelen bereiken. Dat willen we voorleggen aan het Departement Landbouw & Visserij, dat momenteel het Vlaams Strategisch Gemeenschappelijk Landbouw plan (GLB) opmaakt. Dit plan bepaalt ons landbouwbeleid voor de komende jaren en verdeelt de grote pot Europese landbouwsteun.

Sectorfederaties zoals de Boerenbond, met een machtige politieke arm, houden daarbij maar al te graag de pen vast. Alleen vertegenwoordigt dit lobbyapparaat net de stem van Big Farming en Big Business. Volgens CRISP (Centre de recherche et d’information socio-politiques) heeft de Boerenbond 64 dochterondernemingen in verschillende sectoren, waaronder bestrijdingsmiddelen, chemische meststoffen, robotisering, landbouwmachines en voertuigen, vleesverwerking, de bankwereld, de export van varkensvlees… Dat zijn heel wat belangen om te vertegenwoordigen. Hoeveel keer passeert de Boerenbond, een miljardenconcern met een omzet van 266.310.214.369 euro, eigenlijk langs de kassa bij de boeren?

De kiemen die nodig zijn om de transitie te maken in ons landbouwbeleid liggen momenteel niet op tafel. Het huidige beleid blijft gericht op export naar Rusland en China en bijgevolg ligt de focus op opschaling van het volume en robotisering van de landbouw, niet op ecologie. Lage prijzen zijn dan een logisch gevolg en noodzakelijk kwaad. Zij creëren misschien wel steeds meer omzet, maar ze leveren een steeds lagere marge op. Als het dan even tegenzit, ontstaat er door de hoge investeringen al snel een financiële put waar boeren niet uit raken. Dat is een pijnlijke zaak voor de toekomstige generaties boeren, consumenten én voor de boeren die vandaag hun uiterste best doen, zoals die kleinschalige boer uit het Pajottenland.

De overheid moet het evenwicht herstellen en de transitie van enkel productiegericht naar productie- én duurzaamheidsgerichte verdienmodellen sturen. Investeren in het korteketenmodel is daarin één van de te nemen stappen. Dat model zal de productie van de agro-industrie misschien niet kunnen evenaren, maar de landbouwtechnieken die erin gebruikt worden zijn wel veel veerkrachtiger. En een veerkrachtige landbouw zal nodig zijn, want de klimaatverandering en bodemuitputting die veroorzaakt werd door business as usual staan garant voor een verdere afkalving van ons boerenbestand en productieve grond, ofwel: onze voedselzekerheid. Daarop inzetten is een kwestie van gezond boerenverstand.

We hebben dringend nood aan een overheid die met LEF (Lokaal, Ecologisch en Fair) inzet op een beter en gezonder voedselsysteem

Jonge en innovatieve boeren zoals de onze uit het Pajottenland verdienen alle kansen. Ze zetten immers veelal sterk in op diversificatie, goed bodembeheer en natuurvriendelijke landbouw. Ook de huidige korteketenplatformen kunnen nog steun gebruiken. Linked Farm, Voedselteams, Boeren en Buren,… allemaal functioneren ze nu zonder landbouwsubsidies en verzekeren ze wel een goede prijs voor de boer. Deze logistieke platformen verdienen het als volwaardige partner meegenomen te worden in een korteketenstrategie.

We hebben dringend nood aan een overheid die met LEF (Lokaal, Ecologisch en Fair) inzet op een beter en gezonder voedselsysteem. Want voedsel geeft vorm aan onze landschappen, onze steden, onze denkpatronen, onze gewoontes, onze economie, onze politiek, ons sociaal leven, onze lichamen en de toekomst van onze kinderen. Vanuit de bevolking is er genoeg voedingsbodem om hierop in te zetten. Ook de steden en gemeenten, die het dichtst staan bij de burgers, mengen zich positief in het korteketenverhaal. Alleen worden hun stemmen amper gehoord. En de belangrijkste stem, die van de boeren zoals onze boer in het Pajottenland, die ontbreekt. Doodzonde, want boeren zoals de onze bestaan echt.

Bon appétit.

De Auteurs

Met dit opiniestuk wil de auteur een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. 

Steven Desair is sociaal ondernemer met passie voor eten en ecologie en oprichter van onder andere eatmosphere, een platform dat streeft naar een duurzame agrovoedingsketen.

Tijs Boelens is boer bij De Groentelaar in het Pajottenland en woordvoerder van Boerenforum

Beeld: Lies Engelen Photography

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek