Een teelt met wereldfaam, maar nergens daalde aantal landbouwbedrijven meer dan in deze streek
ReportageHet aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen is sinds 2001 met 45 procent gedaald. Dat blijkt uit cijfers van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. Geen enkele gemeente telt vandaag meer landbouwbedrijven dan vroeger. Het is een algemene tendens waarover we al langer berichten. Vergrijzing, de schaarste aan landbouwgrond, wetgeving en economische kwetsbaarheid zetten boeren in heel Vlaanderen voor het blok. Maar wat maakt bepaalde regio’s kwetsbaarder dan andere? VILT zocht het uit.
Het aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen gaat over de hele lijn achteruit. In deze reeks zoekt VILT in diverse Vlaamse regio's naar verklaringen voor deze tendens. Benieuwd hoe uw gemeente het er van afbrengt? Dat leest u hier.
Wie de grootste dalers in procenten raadpleegt, ziet één regio de bovenhand nemen: Hoeilaart, Overijse, en Tervuren. Samen met Bertem en Huldenberg zijn dit de druivenstreekgemeenten. Hoeilaart, Overijse en Tervuren zagen hun aantal landbouwbedrijven sinds 2001 slinken met respectievelijk 92, 86 en 82 procent. Nochtans is het benijdenswaardig boeren in deze streek, omgeven door glooiende heuvels en een rijke historiek.
Trots
De Druivenstreek ontleent zijn naam aan de historische teelt van druiven in dit gebied. In 1865 werd de eerste Belgische tafeldruif gekweekt door Felix Sohie uit Hoeilaart, tuinman bij baron Theodoor de Baudequin de Peuty aan het kasteel van Huldenberg. In een kleine kas slaagde hij erin om druiven te telen van hoge kwaliteit. Na dit succes besloten velen zijn voorbeeld te volgen. Op zijn hoogtepunt telde de Druivenstreek 35.000 serres. Overvliegende piloten, verblind door de blinkende kassen op de begane grond, doopten de streek om tot 'Het glazen dorp'. Als ware het relikwieën, worden deze druiven met de handschoen geplukt om de 'dons' - het matte laagje op een onaangeroerde druif - intact te laten. Tot in Japan werden vruchten zoals de Leopold III-druif als delicatesse verkocht. De variëteit levert druiven op die gemiddeld zo'n 4,5 cm dik zijn en meestal slechts één enkel pitje bevatten.
Deze luxueuze druiven blijven typerend voor de streekcultuur. Hoeilaart lanceerde recent een musical over Felix Sohie, en Overijse kiest jaarlijks twee druivenambassadeurs - vroeger druivenprinses - om het erfgoed te promoten. Met daarbovenop talloze evenementen zoals de Druivenkoers en de Druivenfeesten, is de druivengeschiedenis parate kennis voor elke streekbewoner. De 'eerste knip' gebeurt traditiegetrouw door een bekende Vlaming of andere notabele.
In de jaren zestig waren we hier met meer dan 3.000 telers. Vandaag zijn we nog met zes
Maar hoezeer de folklore van de druif ook moge leven: de teelt van tafeldruiven is de afgelopen jaren flink gereduceerd. Talloze hobbyisten hebben een serre met enkele ranken in hun tuin, en met eigen renovatiepremies tracht een gemeente als Huldenberg om verouderde kassen nieuw leven in te blazen. Op professioneel niveau is het aantal telers echter zwaar gereduceerd.
Honderd jaar professional
Gereduceerd, maar niet verdwenen. Vader-zoonduo Philip en Koen Dewit zijn met hun eeuwenoud familiebedrijf ware vedetten in de streek. Al meer dan honderd jaar is hun familienaam synoniem met de druif. Samen beschikken ze over 50 serres, elk goed voor 400 kilo druiven, meer of minder afhankelijk van het ras. "De Muscat of de Leopold leveren minder gewicht op per serre, maar worden wel duurder verkocht”, kader Philip Dewit. De bedrijfsvoering van dit landbouwbedrijf is ondanks zijn aanzienlijke grootte niet alledaags. De druiven worden voor 95 procent verhandeld in korte keten. De overige vijf procent gaat naar versmarkt Cru.
Als lid van een van de oudste druivenfamilies, heeft Dewit de branche sterk zien veranderen. “In de jaren zestig waren we hier met meer dan 3.000 telers. Vandaag zijn we nog met zes”, zegt hij. “Bij het ontstaan van de Europese Unie werd de markt overspoeld met buitenlandse druiven, met als gevolg dat onze prijs zakte van 40 naar 20 frank per kilo. Een halvering dus van het inkomen.”
Als de melkboer
Het inkomen mag hier niet verward worden met de winst, want voor veel telers was daar geen sprake meer van. Verliezen reduceren was de orde van de dag, en veel serristen kwamen onvermijdelijk in de rode cijfers terecht. 20 frank per kilo was immers peanuts tegenover de kostprijs van de teelt “Kwaliteitsdruiven worden verwarmd, en in die tijd gebeurde dat met dure stookolie", zegt Dewit. "In de jaren '70 zijn de stookolieprijzen maal drie gegaan. Dat is trouwens één van de redenen waarom men autoloze zondagen heeft ingevoerd. We hadden 2.000 liter stookolie nodig, of een navenante hoeveelheid gas, om een standaardserre van 1,4 are te verwarmen. De hogere verwarmingsprijzen en de forse daling in opbrengst heeft veel mensen doen stoppen. Velen hebben hun serres afgebroken en er woningen op gezet.”
De stookoliecrisis van de jaren '70 is vandaag nog steeds zichtbaar. Het ‘glazen dorp’ van 35.000 serres, telt er nu geen 300 meer. De Dewits behoren tot de weinigen die de crisis hebben overleefd, maar daarvoor moesten ze creatief zijn. Net als andere serristen had Philips vader het zeer moeilijk wanneer de druivenprijzen werden gehalveerd. Verkopen voor 20 frank op de veilingen was geen optie om rond te komen, dus Dewit gooide het over een andere boeg. "Mijn pa is in Brussel een druivenronde begonnen, zoals een melkboer zijn melkronde", zegt Philip Dewit. "Via rechtstreekse verkoop kon hij nog steeds zijn 40 frank krijgen, en bleef het werk rendabel. Maar makkelijk was het niet. Ten eerste moest hij investeren in een camionette om de druiven te vervoeren, en sindsdien moest hij natuurlijk elke dag zijn werkdag beginnen met een rit naar Brussel. Heel vroeg opstaan en lange dagen werken."
Hoofdverkoop in korte keten
Ook vandaag blijven de Dewits voornamelijk leven van de korte keten. Een overstap waar ze nog steeds de vruchten van plukken. "Het helpt dat de tafeldruiven nog steeds zoveel naam hebben in België. De Druivenfeesten brengen elk jaar volk mee om te komen kijken naar de serres, en we liggen op de grote steenweg tussen de Ardennen en de Kust, dus genoeg passage langs onze voordeur. Al deze zaken helpen om klanten te vinden."
De familie Dewit is dan ook van plan om nog lang door te gaan. “Mijn zoon is 34 jaar, dus als hij voortdoet tot zijn pensioen blijven we zeker nog 30 jaar bestaan. Al erkennen we dat de situatie voor land- en tuinbouwers er niet makkelijker op wordt. Onze uitdaging zijn de drie V’s: verwarming, verkoop en het volk – werkvolk – dat bij ons komt werken. Mijn vader verwarmde met extra zware stookolie, wij verwarmen op gas, en we kijken nu om met geothermie te starten. Dat heeft een zeer hoog kostenplaatje, maar het is de toekomst.” Werkvolk vinden loopt ook moeilijk. "We werken met buitenlandse arbeiders, en die vind je zomaar niet. Tijdens het seizoen hebben we vijf arbeiders nodig om ons tien weken lang te komen helpen.”
Het is veel werk, maar op de markt ligt de prijs die wij krijgen twee- tot driemaal hoger dan op de veiling
De verkoop daarentegen, die loopt vlot. “De laatste jaren mogen we niet klagen. De zaken draaien goed, al komt dat natuurlijk ook omdat er nog weinig concurrentie is. Sinds corona zijn veel mensen op zoek gegaan naar lokale producten. Zo hebben veel nieuwe klanten ons leren kennen. We proberen markten te doen in diverse regio’s, tot bijvoorbeeld Londerzeel, Aalst en Lier. Het is veel werk, maar op de markt ligt de prijs die wij krijgen twee- tot driemaal hoger dan op de veiling.”
'Luxemarktkramers'
“Hoeveel we verkopen op één marktdag? Dat varieert. Als het regent, verkoop je minder. Zelfs als het zonnig is, maar de weerman slecht weer heeft voorspeld, merk je dat aan de verkoop. Om 500 kilo druiven te verkopen heb je meerdere voormiddagen nodig. Tachtig procent van onze verkoop gebeurt tijdens de maanden augustus, september en oktober, de rest van het jaar zijn we kwekers. De collega’s op de markt noemen ons ‘luxemarktkramers’, omdat we enkel in de zomer op de markten staan. Tijdens de koude maanden werken we van thuis uit (lacht).”
Tachtig procent van onze verkoop gebeurt tijdens de maanden augustus, september en oktober, de rest van het jaar zijn we kwekers
Dewit merkt nog op dat marktkramer een beduidend andere stiel is dan boer zijn. “Als je daar als nieuweling komt, krijg je niet de beste standplaats. Maar zolang je je eigen product verkoopt, zien ze je niet als concurrentie. We zijn al tevreden als we onze oogst verkocht krijgen op een plezante en goeie manier, zonder afval of schade. Als je druiven niet verkocht geraken, kan je ze misschien even laten hangen, maar na twee weken worden ze plat. Op tijd verkopen en aan een goeie prijs is de boodschap. Maar dat wil iedereen.”
Opvolging
Hoewel het aantal druiventelers in België flink is geslonken, zal deze eeuwenoude traditie niet meteen verdwijnen. “Ik ben zeer blij dat ik opvolging heb. Je moet ook zelf een beetje letten over hoe je over de job spreekt tegen de kinderen. Als je elke avond aan de keukentafel zegt dat je hard hebt moeten werken en weinig hebt verdiend, zullen je kinderen niet willen overnemen. Maar als je zegt dat je je hebt geamuseerd, je eigen uren werkt en dat in de buitenlucht kan doen, dan geef je hen die goesting mee. Al hebben we onze zoon nooit gepusht om in het bedrijf te stappen. Integendeel, we hebben hem twee jaar lang gepusht om te studeren in Leuven, maar hij werkt nu al tien jaar mee in het bedrijf en heeft absoluut geen spijt van zijn keuze.”
De focus op rechtstreekse verkoop brengt heel wat extra arbeid mee, maar tegelijk ook arbeidsvreugde, merkt de druiventeler. “Je hoort van de klant zelf wat ze van je druiven vinden, en dat geeft voldoening. En die is er zeker wanneer de klanten blijven terugkomen.”
Push voor nieuwe starters
Ook de lokale besturen blijven inzetten om de teelt in leven te houden. Schepen van Overijse Leo Van den Wijngaert (OV2002-N-VA-CD&V) heeft sinds kort de bevoegdheid ‘Landbouw’ in zijn portefeuille, maar draait al vele jaren mee in de lokale politiek. “We hebben met de gemeente de serres van het Kapittel in Overijse overgenomen en die gaan we verhuren als volkstuin", klinkt het. "En er zijn natuurlijk ook de jaarlijkse Druivenfeesten waar we mensen motiveren om het mooie van de druiventeelt uit te dragen.”
“Maar alle landbouwers, druiven of niet, en alle ondernemers zijn voor ons van belang. We moeten jonge starters ondersteunen en kansen bieden, en helpen waar we kunnen. In ons bestuursakkoord heb ik een epistel laten schrijven met de boodschap dat we als gemeente een push moeten geven voor alle landbouwers. De open ruimte die landbouwers bewerken, geeft ons de garantie dat onze gemeente haar mooie, landelijke en open karakter behoudt. En ook in de druiventeelt zijn er nog steeds nieuwe starters die zich aandienen.”
Bron: Eigen berichtgeving