Microplastics hebben negatief effect op aardwormen
nieuwsEen team van Wageningen University heeft voor het eerst de gevolgen van microplastics op het ecosysteem op land aangetoond. Wormen die blootgesteld worden aan grote hoeveelheden microplastics in bermen, tuinen of landbouwgrond blijken minder goed te groeien en daardoor minder diepe tunnels te graven. Bovendien verspreiden ze de microplastics via hun ontlasting in de bodem, waardoor de deeltjes uiteindelijk terecht kunnen komen in het grondwater. Of dit laatste effectief het geval is, moet nader onderzoek uitwijzen.
Het wormenonderzoek werd uitgevoerd aan de leerstoelgroep Bodemfysica en landbeheer van Wageningen University en verscheen afgelopen week in het Journal of Environmental Science & Technology. Het is de eerste studie die focust op de gevolgen van microplastics op land in plaats van op zee. Volgens onderzoeksleider Violette Geissen is er nochtans meer dan één goede reden om het fenomeen op land te onderzoeken. “Volgens schattingen is ongeveer 80 procent van het plastic in de oceanen afkomstig van op land. Het is dus waarschijnlijk dat dit quasi onzichtbaar klein plastic daar eerst problemen veroorzaakt. Bovendien is het gemakkelijker om de bevindingen van dit onderzoek naar de praktijk te vertalen, omdat microplastics in de bodem beter te meten zijn dan op zee. Op land kan je de risico’s dus beter inschatten”, stelt ze.
Haar team ging aan de slag met een glazen bak, aarde, wormen en microplastics gemengd met plantaardig afval. Vervolgens bestudeerde het de graafactiviteiten van de wormen en de verspreiding van de microplastics in de bak. Daaruit bleek dat wormen een groeiachterstand opliepen door blootstelling aan grote hoeveelheden microplastics, waardoor ze minder diepe tunnels konden graven – een direct negatief effect. Bovendien verspreidden de wormen de microplastics via hun uitwerpselen dieper in de grond, waardoor het niet ondenkbaar is dat ze uiteindelijk terechtkomen in grondwater – een indirect negatief effect. Om dit laatste te zeker te weten, is verder onderzoek nodig.
Bron: Wageningen UR