Meer tijd voor IBR-aanpak: vrij statuut pas in 2030 aangevraagd
nieuwsFederaal minister van Landbouw David Clarinval (MR) geeft rundveehouders extra tijd in de strijd tegen het runderherpesvirus IBR. De aanvraag voor het IBR-vrije statuut wordt uitgesteld tot april 2030, in plaats van eind 2027 zoals oorspronkelijk gepland.
IBR staat voluit voor Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis en wordt ook wel een koeiengriep of Canadese griep genoemd. Het is een virale ziekte van de bovenste luchtwegen bij runderen. Ze leidt tot economische schade voor de landbouwers.
België voert al sinds 2007 een actief bestrijdingsprogramma tegen IBR, dat in 2012 verplicht werd voor alle rundveehouders. In 2014 kreeg het programma een officiële erkenning van de Europese Commissie, waardoor ons land aanvullende garanties mag vragen bij de import van runderen uit regio’s met een lagere IBR-status.
De vaccinatieperiode wordt nu met twee jaar verlengd tot november 2027. Dat moet veehouders extra ruimte geven om resterende besmettingen op te sporen en aan te pakken. Tegen november 2029 moeten alle bedrijven IBR-vrij zijn, zodat België in april 2030 het officiële vrij statuut kan aanvragen bij Europa.

IBR-boer vecht voor behoud van zijn melkvee
15 maart 2025Uitstel betekent geen afstel
Minister Clarinval benadrukt dat het uitstel niet betekent dat de ambitie vermindert: “De extra tijd geeft wat ademruimte, maar het doel blijft hetzelfde: een rundveestapel vrij van IBR.”
Naast het aangepaste tijdspad wil de minister ook de traceerbaarheid van runderen verbeteren. Onvoldoende opvolging bij de verplaatsing van dieren blijkt immers een zwakke schakel in de bestrijding. Een eerste maatregel is al ingevoerd: runderen afkomstig van een besmet beslag mogen alleen nog, onder verzegeld transport, naar een door het FAVV aangeduid slachthuis worden gebracht.
Clarinval besluit: “Dankzij de inzet van de sector zijn we al ver gevorderd. Als we blijven samenwerken en de regels volgen, ben ik ervan overtuigd dat we ons doel bereiken.”
DGZ: “Striktere aanpak is noodzakelijk”
Bij Dierengezondheid Vlaanderen (DGZ) is men tevreden dat er eindelijk wordt ingegrepen op zwakke punten in de aanpak van IBR, met name richting handelaars en transport. DGZ benadrukt dat het dweilen met de kraan open blijft zolang besmette dieren zich ongehinderd tussen bedrijven kunnen verplaatsen. “De nieuwe uitbraken begin dit jaar tonen aan dat er dringend nood is aan striktere regels en betere opvolging”, klinkt het.
Hoewel 99,6 procent van de conventionele bedrijven eind 2024 IBR-negatief was, blijven risico’s bestaan door een beperkte groep bedrijven die zich niet aan de regels houdt. DGZ pleit er ook voor dat eventuele bijkomende kosten niet op de schouders van de correcte veehouders terechtkomen, maar bij actoren die structureel besmettingen in stand houden.
Volgens DGZ kan de nieuwe deadline van 2030 realistisch zijn, mits doorgedreven controle en een breed gedragen langetermijnvisie op dierengezondheid.
