IBR-boer vecht voor behoud van zijn melkvee
ReportageEind april moet Michel Van Ongeval 20 runderen laten ruimen die besmet zijn met infectieuze boviene rhinotracheitis virus (IBR). De melkveehouder is vooralsnog niet van plan afstand te doen van zijn dieren. “De dieren zijn kerngezond.” Bovendien is het volgens hem te wijten aan een fout in het vaccinatieprogramma dat zijn bedrijf nooit IBR-vrij geraakte. België telt in totaal acht “chronisch besmette” IBR-bedrijven, die sinds begin van dit jaar allemaal in overtreding zijn en geblokkeerd werden.
Begin januari is het IBR-programma een nieuwe fase ingegaan. Chronisch besmette bedrijven, bedrijven die er nooit in slaagden om IBR-vrij te worden, kregen niet langer een derogatie op het IBR-programma en moeten hun besmette dieren afvoeren. In België gaat het over acht dergelijke bedrijven, waarvan één in Vlaanderen, met in totaal zo’n 600 dragerdieren.
Michel Van Ongeval is één van de Belgische rundveehouders die nooit van het IBR-virus afgeraakte. Zijn bedrijf is verdeeld over een Vlaamse en een Waalse locatie. “In Gooik houden we het jongvee en in Bassilly staat ons melkvee”, vertelt de boer die administratief als Waals bedrijf te boek staat en in Wallonië te maken heeft met dierengezondheidsorganisatie Arsia, de evenknie van DGZ in Vlaanderen.
IBR programma samengevat
Het IBR-programma, dat sinds 2007 loopt en verplicht is sinds 2012, is er gekomen op vraag van de landbouwsector. Het wordt gecoördineerd door de FOD Volksgezondheid en financieel ondersteund door het sanitair fonds Runderen. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) controleert de naleving van de maatregelen. De verenigingen DGZ en ARSIA zorgen voor de praktische uitrol op het bedrijf. Doel van het programma is tegen 21 april 2027 de IBR-vrije status te krijgen voor de gehele Belgische rundveestapel.
Status “I-1 in overtreding”
Sinds begin dit jaar staat het bedrijf Van Ongeval onder direct toezicht van het FAVV. Met het wegvallen van de derogatie, waardoor Van Ongeval zijn IBR-besmette dieren op het bedrijf kon houden, is de melkveehouder nu officieel in overtreding. Zijn I-2 statuut veranderde in “I-1 in overtreding.”
Op deze bedrijven zijn een aantal maatregelen van toepassing. Alle runderen op het bedrijf worden officieel beschouwd als ‘verdacht geïnfecteerd met het BoHV-1’. Weidegang en de aankoop van dieren zijn er verboden. Daarnaast is vervoeren van dieren verboden, tenzij ze afgevoerd worden naar een slachthuis. “FAVV komt bij transport naar het slachthuis de vrachtwagen verzegelen”, vertelt Van Ongeval die benadrukt dat vlees en melk van IBR-besmette koeien zonder problemen op de markt mogen komen.
De melkveehouder relativeert de ernst van IBR. “Het is vergelijkbaar met een griep (daarom staat de ziekte ook bekend als Canadese koeiengriep, red.). Koeien kunnen er flink ziek van worden en in een enkele geval overlijden, vooral als het gaat om koeien met een verlaagde weerstand. Maar na een tijdje herstellen de dieren zich en normaliseert ook de melkgift.” Het belangrijk verschil met griep is overigens wel dat besmette dieren drager blijven en op stressmomenten het virus uitscheiden en anderen dieren kunnen besmetten.

Van Ongeval kreeg begin dit jaar een afslachtingsbevel voor 20 koeien. “Deze moeten tegen medio april geruimd worden”, aldus de boer die vooralsnog weigert op het bevel in te gaan en hoopt op een nieuwe derogatie. “Er is de voorbije maanden een enorme toename van besmettingen en daarom heeft federaal minister Clarinval ook besloten om vaccinatie toe te staan tot november 2025 voor alle bedrijven die wensen te vaccineren. Aanvankelijk moest de vaccinatie komende april ophouden”, onderbouwt hij zijn hoop.
Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat een bedrijf met een vrij statuut dat opnieuw wenst te vaccineren ‘terugvalt’ op een statuut ‘gE NEG met vaccinatie’. Dit statuut gaat gepaard met een intensievere screening. Dit omdat infectie in een gevaccineerde populatie moeilijker te detecteren is.
“Fout in vaccinatieprogramma: trou vaccinal”
Van Ongeval geeft aan dat de koeien met een afslachtingsbevel kerngezond zijn en volop melk produceren. Omdat deze gescheiden staan en de hele veestapel twee keer per jaar gevaccineerd wordt, zijn er volgens hem ook geen besmettingsrisico’s. De belangrijkste reden van zijn burgerlijke ongehoorzaamheid is echter wat hij noemt een “fout in het vaccinatieprogramma.”
In het vaccinatieprogramma wordt geadviseerd om kalveren op zes maanden voor de eerste maal te vaccineren. Daarvoor zou het dier beschermd zijn door de biest van de koe. “Maar inmiddels is vastgesteld dat de biest kortere bescherming biedt en het kalf tussen de drie en zes maanden besmet kan worden”, aldus Van Ongeval. “Deze periode wordt door Arsia “trou vaccinal” (vaccinatiekloof) genoemd.”
Nadat hij dit ontdekte in 2021, is Van Ongeval zijn kalveren eerder gaan vaccineren, en heeft hij de besmettingsgraad op zijn bedrijf sterk kunnen terugdringen. “De koeien die nu op de afvoerlijst staan, zijn de laatste dieren die voor 2021 geboren zijn en die door de vaccinatiekloof niet beschermd waren”, aldus de boer die de schuld van besmetting dus bij de overheid legt. Als “I-1 bedrijf in overtreding” heeft hij ook geen recht op compensatie voor het verlies. “Het is toch schandalig dat wij de gevolgen moeten dragen van een fout van de overheid.”
De FOD Volksgezondheid, die het IBR-programma aanstuurt, wijst de verantwoordelijkheid echter af. “Er is geen vaccinatieschema opgelegd door de overheid. Dit kan ook niet aangezien de situatie op elk bedrijf verschillend is alsook de infectiedruk. Het is aan de bedrijfsdierenarts om de veehouders in deze te adviseren.” De overheidsdienst benadrukt daarnaast het succes van het IBR-programma. “We zijn op 12 jaar tijd van 80 procent positieve bedrijven tot 1 procent geraakt mede door vaccinatie en de andere begeleidende maatregelen. Daarenboven werd er reeds begin jaren 2000 kalveren gevaccineerd op probleembedrijven met levend vaccin via de neus om deze tijdig te beschermen.”
Seronegatieve latente dragers
Niet alleen Van Ongeval, maar ook andere rundveehouders wijzen op mogelijke problemen binnen het IBR-beleid. In whatsappgroepen circuleert het bericht van een jonge Belgische melkveehouder. “Ondanks de vele inspanningen zoals vaccineren, afvoeren, screenen, aangepaste adviezen, scheiden van dieren blijven wij met IBR-positieve dieren op ons bedrijf zitten en blijven er besmettingen optreden”, aldus de boer.
Ondanks vaccineren, afvoeren, screenen en andere maatregelen blijven IBR-besmettingen op ons bedrijf optreden
De boer ging zelf op zoek naar de mogelijke oorzaak van de blijvende besmettingen en stuitte daarbij eind vorig jaar op een onderzoek over “seronegatieve latente dragers.” Uit deze studie van 2000 zou blijken dat de kalveren van IBR-positieve dieren bij de geboorde of zelf al in de baarmoeder het virus opdoen. “Nadat zij biestmelk hebben gekregen wordt het virus onderdrukt, maar blijft dit steeds aanwezig in het hoofd van deze kalveren. Het virus kan echter niet gedetecteerd worden via bloedname of neusswaps. Wanneer we deze kalveren testen op IBR zullen zij negatief tekenen op antistoffen. Echter bij stresservaring zullen deze kalveren het virus alsnog beginnen uitscheiden gezien het latent aanwezig is.”
FOD Volksgezondheid erkent dat dit fenomeen bestaat, maar stelt dat het niet de verklaring is voor de recente besmettingsgolf. “De huidige uitbraken zijn vrijwel allemaal te herleiden naar onveilige handelspraktijken. Dieren van verschillende statuten worden tijdens transport vermengd, en bij aankomst blijken sommige dieren alsnog positief te zijn.”
Van Ongeval is fel gekant tegen het stopzetten van de vaccinatiecampagne. “Als we stoppen met vaccineren, zullen Vlaamse bedrijven onvermijdelijk opnieuw besmet raken. Het is een illusie om te denken dat we de veestapel als een geïsoleerd eiland vrij kunnen houden.”
FOD Volksgezondheid weerlegt dit: “Zodra de rundveestapel biologisch vrij is, is vaccinatie overbodig. Cruciaal is wel dat bioveiligheidsmaatregelen gehandhaafd blijven en dat geïmporteerde dieren zorgvuldig worden gecontroleerd. Bovendien wordt een vrij statuut alleen toegekend na twee jaar zonder vaccinatie, om te voorkomen dat het virus zich ongemerkt blijft verspreiden.”
Boer heeft geen begrip voor IBR-programma
Van Ongeval trekt ook het nut van een IBR-vrije status in twijfel. “Het is in essentie niet meer dan een griep. Waarom gezonde dieren ruimen terwijl de melkproductie en voedselzekerheid al onder druk staan? De export buiten Europa wordt als argument aangehaald, maar die is minimaal.”
FOD Volksgezondheid stelt dat export buiten Europa niet het hoofddoel is: “De grootste meerwaarde ligt in de handel met buurlanden. Duitsland heeft al een vrij statuut, Frankrijk volgt binnenkort, en Nederland start eveneens een IBR-programma. Een IBR-vrije status betekent dat er binnen de EU geen extra handelsbeperkingen gelden.” Bovendien wijst de overheidsdienst erop dat de sector zelf om dit eradicatieprogramma heeft gevraagd.
Ondanks de weerstand vanuit sommige boeren, blijft de overheid vasthouden aan het doel om België volledig IBR-vrij te maken tegen 2027. Van Ongeval blijft echter strijden voor zijn dieren en hoopt op een koerswijziging in het beleid.
Agrofront: “Enige weg vooruit is uitroeiing IBR”
De belangenorganisaties, verenigd in Agrofront, staan als één man achter het IBR-programma en de oorspronkelijke doelstelling. “Wetenschappelijke studies geven melkproductieverliezen van één tot drie kilo per dag per koe over langere periode. Productieverlies en bijkomende kosten, zoals abortus en vaccinatie, kosten tot 200 euro per rund per jaar”, klinkt het. Bovendien: “Landen die geen officieel door Europa goedgekeurd bestrijdingsprogramma hebben, kunnen geen kalveren of runderen exporteren naar de meeste van de West-Europese landen.”
De enige weg is de weg vooruit is dan ook de uitroeiing van IBR uit België volgens Agrofront. "Zo snel mogelijk." Het wijst verder op de resultaten die tot dusver geboekt zijn. “Sinds 2012 is dit een officieel programma, met statuten en wetgeving. Ondertussen zijn we van minder dan drie op tien vrije bedrijven in 2012 naar meer dan negen op tien IBR-vrije bedrijven gegaan.”
