DGZ roept op tot hervorming dierziektebestrijding door aanhoudende IBR-problematiek

Opinie

De laatste stappen in de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR) lopen stroef, met een aantal recente uitbraken als gevolg. Volgens Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) staat hierdoor het geloof in een gecoördineerde dierziektebestrijding bij veehouders onder druk. De organisatie pleit voor een wijziging van het dierziektebestrijdingsprotocol en vraagt vooral ingrijpen in de handel, transporten en de blijvende aanwezigheid van positieve dieren die belangrijke factoren zijn voor de verspreiding van IBR en andere virale ziektes.

6 februari 2025 VILT-redactie
koeneus2

België strijdt al sinds 2007 tegen infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR) en plant om tegen 21 april 2027 de IBR-vrije status te verkrijgen voor de hele Belgische rundveestapel. IBR, ook wel koeiengriep genoemd, is een infectie die zich via neus-aan-neuscontacten verspreidt. Het bestrijdingsprogramma is vrijwillig gestart, maar werd in 2012 verplicht voor alle Belgische rundveehouders.

De voorbije jaren werden flinke stappen genomen en in de conventionele rundveehouderij hadden eind 2024 maar liefst 99,6 procent van de bedrijven het IBR-vrije statuut. Ondanks deze goede statistieken zijn er volgens Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) tegenslagen waardoor de doelstelling – het IBR-vrije statuut voor heel Vlaanderen – onder druk staat. De organisatie constateerde de voorbije maanden een aantal nieuwe uitbraken waarbij ook gezonde bedrijven getroffen werden.

Blijvende aanwezigheid van positieve dieren

De organisatie roept de federale overheid op verdere maatregelen te nemen en hekelt onder andere derogaties die besmette bedrijven kregen, waarbij sommige begunstigden niet altijd de spelregels volgen, en waardoor de afvoer van  IBR-dragerdieren werd uitgesteld. “Doordat deze bedrijven volgens DGZ de regels niet altijd even nauw namen, bleven besmette dieren in de Vlaamse rundveestapel circuleren. Zolang er positieve dieren aanwezig blijven, waar dan ook, en zolang er bewegingen van dragers zijn, blijft het dweilen met de kraan open”, stelt DGZ-directeur Benedikt Sas in een opiniestuk.

Ook en vooral de handel en transporten spelen volgens de dierengezondheidsorganisatie een belangrijke rol bij nieuwe besmettingen. “Sinds eind vorig jaar is er een duidelijke toename merkbaar van het aantal IBR-besmette dieren in de handel. Tussen begin november 2024 en midden januari 2025 werden in Vlaanderen zo’n 440 dragerdieren gedetecteerd op een totaal van 47.475 verhandelde dieren”, klinkt het.

Vijf bedrijven – in de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen – werden recent tot haard verklaard. Enkele zouden via de handel besmette dieren hebben binnengekregen. “DGZ heeft ook al verschillende gevallen van insleep gedetecteerd en er zijn bovendien heel wat lopende verdenkingen.”

In totaal gaat het over een twintigtal bedrijven in Vlaanderen. Eind januari 2025 waren er ondertussen al 783 dragerdieren aanwezig in Vlaanderen, bijna een verdubbeling ten opzichte van november 2024. “De overgrote meerderheid van de recente gevallen van virusinsleep zijn te linken aan de aankoop van dieren die in de handel besmet zijn geraakt”, klinkt het.

“Vertrouwen in bestrijding onder druk”

Doordat België in de bestrijding van IBR met de laatste loodjes blijft aanmodderen en omdat er besmette dieren blijven circuleren, staat het IBR-bestrijdingsprogramma volgens DGZ onder druk. “Dat ondermijnt ook het vertrouwen in de toekomstige aanpak van dierziektebestrijding in België. Veehouders dreigen hun geloof in een gecoördineerde dierziektebestrijding volledig te verliezen”, klinkt het kritisch. 

De dierengezondheidsorganisatie krijgt naar eigen zeggen tal van vragen over de nieuwe gevallen van besmetting, de handel en het transport. “Op al deze vragen van veehouders en dierenartsen kan DGZ geen aanvaardbaar antwoord meer bieden.” Sas pleit voor een ernstige herziening van het bestrijdingsprotocol voor dierziekten in het algemeen, waarbij regels strikter moeten worden nageleefd en ook wetgeving aangepast moet worden.

DGZ heeft over dit onderwerp eind januari overleg gepleegd met haar Waalse zusterorganisatie ARSIA en een reeks voorstellen en adviezen bezorgd aan de overheden en de bevoegde instanties waaronder het FAVV en de FOD Volksgezondheid. Zo moet er volgens de organisaties helderheid komen over de verantwoordelijkheden en de vervolgstappen binnen het IBR-programma zodat het vertrouwen erin kan hersteld worden. Het nut van de voorgestelde acties voor de sector moet gekaderd worden.

Maatregelen voor de handel

Concrete actieplannen betreffen vooral ook de handel en transport die niet aan dezelfde stringente regels en controles zijn onderworpen in vergelijking tot de conventionele veehouderij. “Een besmet dier mag naar het slachthuis vervoerd worden, maar officieel moet de vrachtwagen nadien ontsmet worden. In de praktijk zien we dat deze maatregelen soms niet nageleefd worden en dat besmette dieren ook met gezonde dieren in contact komen”, aldus Sas.

Benedikt Sas

Een besmet dier mag naar het slachthuis vervoerd worden, maar de vrachtwagen moet nadien ontsmet worden. In de praktijk wordt dit vaak niet nageleefd

Benedikt Sas - Directeur DGZ

Sas pleit voor een betere opvolging van dieren in de handel door middel van verplichte bloedafnames tijdens transporten en op termijn een real-time statuutbeheer van de runderen. Ook zou de wetgeving aangepast moeten worden zodat koeien niet meer “tot 30 dagen onderweg” mogen zijn in de handel. “Dit moet korter. Runderen worden vandaag immers niet meer met paard en kar vervoerd.”

Ook de bioveiligheidsystemen in de rundveesector kunnen volgens Sas veel beter. “In de varkens- en pluimveehouderij staat men op het gebied van bioveiligheid veel verder.” Hij pleit voor het uitwerken van strikte bioveiligheidsystemen in de rundveesector op de bedrijven zelf, maar ook tijdens vervoer, verzamelen en verhandelen van dieren.

Een laatste dringend advies gaat over een strikter toezicht van runderen die vrij rondlopen in natuurgebieden. “Deze dieren zouden allemaal geregistreerd moeten zijn en dus voorzien van een oormerk. En ook deze dieren moeten beantwoorden aan de regelgeving rond dierengezondheid met de nodige analyses en verplichte vaccinaties tegen ziektes als blauwtong en EHD”, aldus Sas die benadrukt dat de bovengenoemde DGZ-adviezen niet alleen de IBR-bestrijding onder controle moeten krijgen, maar ook potentiële nieuwe ziektes.

Geen symptomen, toch afgemaakt: melkveehouder Guy verliest driekwart veestapel door IBR
Uitgelicht
De 53-jarige melkveehouder Guy Vermeersch uit Boezinge stond afgelopen week in alle kranten, maar niet met vrolijk nieuws. Door een besmetting van IBR, ook gekend als de Canad...
5 november 2024 Lees meer

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek