LARA geeft gemengd beeld van eco-efficiëntie landbouw

Het nieuwe Landbouwrapport geeft een goed beeld van de economische prestaties van de Vlaamse land- en tuinbouw maar evenzeer van de eco-efficiëntie van de sector. Rekening houdend met de min of meer stabiele eindproductiewaarde in de periode 2007-2012 evolueren drie milieudrukindicatoren positief: de emissie van zeer fijn stof, het fosforkunstmestgebruik en de milieudruk door gewasbeschermingsmiddelen. Wat niet daalt, zijn het energiegebruik, de broeikasgasemissie en de verzurende emissies, voornamelijk ammoniak uit mest. Dat komt door de groei van de veestapel vanaf 2008 en het stijgend aantal WKK’s in de glastuinbouw. Voor WKK's wordt er weliswaar geen rekening mee gehouden dat het overschot aan elektriciteitsproductie op het net wordt gezet.
4 december 2014  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:28
Lees meer over:

Het nieuwe Landbouwrapport geeft een goed beeld van de economische prestaties van de Vlaamse land- en tuinbouw maar evenzeer van de eco-efficiëntie van de sector. Rekening houdend met de min of meer stabiele eindproductiewaarde in de periode 2007-2012 evolueren drie milieudrukindicatoren positief: de emissie van zeer fijn stof, het fosforkunstmestgebruik en de milieudruk door gewasbeschermingsmiddelen. Wat niet daalt, zijn het energiegebruik, de broeikasgasemissie en de verzurende emissies, voornamelijk ammoniak uit mest. Dat komt door de groei van de veestapel vanaf 2008 en het stijgend aantal WKK’s in de glastuinbouw. Voor WKK's wordt er weliswaar geen rekening mee gehouden dat het overschot aan elektriciteitsproductie op het net wordt gezet.

Belangrijke drijvende krachten voor de verbeterde eco-efficiëntie van de landbouw op een aantal vlakken zijn het gevoerde mestbeleid, de stijgende kunstmestprijzen en de omschakeling naar aardgas in de glastuinbouw. Daarentegen zijn de groeiende veestapel vanaf 2008 en het toenemend aantal WKK’s in eigen beheer factoren die ervoor zorgen dat inspanningen voor het milieu zich niet vertalen in een daling van het energiegebruik, de broeikasgasemissie en de potentieel verzurende emissie.

In 2012 was de Vlaamse mestbalans opnieuw in evenwicht: er werd evenveel dierlijke mest correct afgezet, verwerkt of geëxporteerd als er geproduceerd werd. Tussen 2005 en 2008 daalde het gebruik van kunstmeststoffen op basis van stikstof, om daarna opnieuw te stijgen en in 2011 en 2012 weer te dalen naar 72 miljoen kilo stikstof. Het mestactieplan maar zeker ook de hoge kunstmestprijzen hebben een zichtbaar effect. Het totale fosforgebruik uit kunstmest halveerde bijna tussen 2005 en 2008, steeg daarna opnieuw om in 2011 en 2012 te dalen.

Het fosforoverschot in de bodem lijkt af te nemen: van 8 kilo fosfor per hectare in 2007 naar 2,2 kilo in 2011. In de bodem neemt het fosforgehalte niet meer toe, maar die verbetering is weinig of niet merkbaar in het oppervlaktewater. Het stikstofoverschot schommelt in de periode 2007-2011 tussen 47,9 en 67,4 kilo per hectare. Vooral in de bekkens van de Leie, de IJzer, de Maas en de Demer zijn extra inspanningen nodigen voor de waterkwaliteit.

De oppervlakte erosiegevoelige teelten op (sterk) hellende percelen is gedaald of gelijk gebleven sinds 2007. Met de bodemvruchtbaarheid is het minder goed gesteld want die daalt de laatste decennia voor alle bodemtypes, behalve de vruchtbare kleigronden in West-Vlaanderen. De verminderde toediening van stalmest sinds midden jaren 90, de toegenomen ploegdiepte en de schralere teeltrotatie veroorzaken de daling van het koolstofgehalte aan het bodemoppervlak.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bleef in 2012 met 2,7 miljoen kilo actieve stof ongeveer op hetzelfde niveau als in 2011. Met de Seq+-index wordt de milieudruk van sproeistoffen op het waterleven gemeten. De index daalde vanaf 2005 sterk maar bleef na vier jaar ongeveer op hetzelfde niveau hangen. De meeste middelen komen op slechts enkele gewassen terecht. Fruitbomen en aardappelen (samen 50% van het verbruik) worden het vaakst behandeld met chemische middelen.

Het netto primaire energiegebruik door de landbouwsector bedraagt in 2012 24.916 TJ. De glastuinbouw blijft met 46 procent de grootste energiegebruiker. Het aandeel van aardgas stijgt van 21 procent in 2007 tot 58 procent in 2012 terwijl het aandeel petroleum in die periode daalt tot 35 procent. Zware stookolie is helemaal weggedeemsterd, van 21 naar 2 procent. Sinds 2010 is de Vlaamse landbouwsector een nettoproducent van elektriciteit. Het teveel aan zelf geproduceerde elektriciteit uit een eigen WKK of zonnepanelen wordt terug op het net gezet en wordt dus niet noodzakelijk door de landbouwsector zelf gebruikt.

In 2011 bedroeg de totale emissie van broeikasgassen uit de landbouw 8.636 kton CO2-eq, een daling met 19 procent tegenover 1990. Sinds 2008 neemt de emissie weer toe met 3,5 procent. Rundvee, varkens en akkerbouw zijn de grootste uitstoters van broeikasgassen. Het aandeel van de landbouw in de totale Vlaamse broeikasgasemissie bedraagt tien procent in 2011.

In het Landbouwrapport lezen we dat het hoge aandeel zich laat verklaren doordat landbouw voor 53 procent van de lachgasemissie en 76 procent van de methaanemissie in Vlaanderen zorgt. Aangezien beide gassen een veel zwaarder broeikaseffect hebben dan CO2, komt de landbouw aan een groter aandeel in de totale broeikasgasemissie dan de economische grootte en het energiegebruik van de sector doen vermoeden.

Meer info: LARA

Beeld: Loonwerk Defour

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek