Kwaliteitslabel palmolie lokt meteen discussie uit
nieuwsOm gecertificeerd te worden door RSPO moet het bedrijf in kwestie al zijn plantages laten onderzoeken. Maar volgens Greenpeace heeft United Plantations enkele plantages waar de regels zwaar worden overtreden, niet in de lijst opgenomen. De firma zou pas tegen 2016 al zijn plantages in Indonesië willen laten certificeren. François Van Hooydonck, de gedelegeerd bestuurder van de grootste Belgische palmolieproducent Sipef, bevestigt dat. Sipef heeft ook een erkenningsdossier ingediend en verwacht dit jaar het certificaat te krijgen. "Wij hebben wel al onze plantages op de lijst gezet voor extern onderzoek en hopen nog dit jaar ook RSPO-gecertificeerde palmolie op de markt te kunnen brengen", zegt Van Hooydonck.
De toekenning van het label wordt gecontroleerd door de ngo's WWF en Oxfam. Die stelden de criteria mee op, samen met de plantage-eigenaars en de consumenten. "Greenpeace bleef aan de kant staan", zegt Van Hooydonck. Het Maleisische United Nations is het eerste bedrijf dat een certificaat kreeg, gevolgd door New Britan Palmoil.
De palmolie-industrie in Maleisië en in Indonesië nam begin 2006 een hoge vlucht door de voedselschaarste en de hype van de biobrandstoffen. Maar ook de kritiek nam toe. De plantages staan symbool voor aantasting van maagdelijk oerwoud, moerasgebieden en turfgronden. De ontbossing en de productie creëert veel broeikasgassen, vooral omdat de restproducten in open lucht worden vergist.
Om die kritiek uit het westen te pareren hebben de producenten, de consumenten en de ngo's een kwaliteitslabel bedacht, de Round Table on Sustainable Palm Oil (RSPO) voor al wie duurzaam palmolie wil produceren. In België hebben al acht bedrijven en organisaties die voorwaarden onderschreven, zoals Fortis, Dexia, Oleon, Fuji-Oil, Sipef, Siat, Socfinal/Socfindo en de elektriciteitsproducent SPE.
Het handvest omvat een ecologische en een sociaal deel. Duurzaamheid staat centraal. Regenwoud rooien voor palmolieplantages is absoluut verboden. Ook aan de unieke moeras- en turfgebieden in Indonesië mag niet geraakt worden. De ecologische randvoorwaarden zijn te vergelijken met de strenge voorwaarden voor de houtkap, vastgelegd in het Forest Stewardship Council (FSC). Het tweede deel van het RSPO-certificaat is sociaal en behelst onder meer eerlijke lonen voor de arbeiders en respect voor de omwonenden.(KS)
Bron: De Tijd</i>