Izegems slachthuis ontkent gesjoemel bij export

Bij het Izegemse slachthuis Verbist was er in volle BSE-crisis in 1997 geen sprake van verboden uitvoer van verdachte Franse runderlappen naar Rusland. Daarvan probeerden de advocaten van zaakvoerder Lodewijk Verbist, zoon Diederik en dochter Martine dinsdag de rechters in Kortrijk te overtuigen. Volgens het openbaar ministerie bedotte het slachthuis de Russische kopers door hen te laten geloven dat het allemaal Belgisch rundvlees was, terwijl er eigenlijk ook Frans vlees werd uitgevoerd.

Twee weken geleden stond Lodewijk Verbist samen met enkele werknemers en de directeur van het slachthuis in Bastenaken al voor de rechter. Het parket verdacht er hen toen van illegaal runderen naar Iran te hebben uitgevoerd en daarvoor onterecht subsidies te hebben opgestreken. Alle beklaagden vroegen toen de vrijspraak. Ook dinsdag was dat het geval.

Volgens het openbaar ministerie voerde Verbist in volle BSE-crisis karkassen rundvlees naar een Franse uitsnijderij uit en keerden runderflanken terug. De Franse runderflanken werden samen met Belgische verpakt en naar Rusland uitgevoerd. Op de keuringscertificaten stond de Franse oorsprong niet vermeld, maar dat was volgens de advocaten van Verbist toen ook nog niet verplicht. Pas in 1998 veranderde de wet. "Frans en Belgisch rundvlees mochten samen verpakt worden", pleitten de advocaten.

Van gesjoemel is volgens hen geen sprake. Er was toen geen exportverbod voor Frans rundvlees. Alleen Brits en heel even Portugees vlees was toen verdacht. Rusland voerde vanaf april 1997 wel een invoerbeperking in voor Frans rundvlees dat in de vier meest westelijke departementen, het dichtst bij het Verenigd Koninkrijk, was gefokt. "Of er bij de uitgevoerde runderlappen vlees vanuit die streek zat, weet niemand", aldus de verdediging van Verbist. "Alleen gezond vlees heeft het slachthuis verlaten". Het vonnis volgt op 28 maart.