ILVO viert 90ste verjaardag met groot festival

Van 15 tot 19 september viert het ILVO zijn 90ste verjaardag met FestILVO, het festival van Weten en Eten. Voor de pers haalde de onderzoeksinstelling zijn levend geheugen op het podium: oud gedienden van de “rijksstations” haalden herinneringen op aan bijna een eeuw landbouwgeschiedenis.

18 augustus 2022  – Laatst bijgewerkt om 19 augustus 2022 9:20
Lees meer over:
ilvokop

Het ILVO laat zijn geschiedenis beginnen in 1932 met de oprichting van het Rijksstation voor Plantenveredeling. Oud-Administrateur-Generaal Erik Van Bockstaele vertelde hoe er in Gembloux al jaren gewerkt werd aan de veredeling van graangewassen en aardappelen en dat er vanuit de Staatslandbouwhogeschool een brief vertrok naar de Minister van Landbouw dat Gent toch niet achter kon blijven. Het Rijksstation voor Plantenveredeling zou zich toeleggen op de veredeling van grassen en voeder- en nijverheidsgewassen. “Het eerste doel van het Rijksstation was om de graskwaliteit van de fameuze vetweiden van de polders in Bachten de Kuppe in de rest van Vlaanderen zien te evenaren. De proefhoeve in Melle lag in de Tweede Wereldoorlog in de vuurlinie en alleen het meest robuuste materiaal was overgebleven. Daaruit is toen het raaigras Vigor ontwikkeld”, vertelde Van Bockstaele.

De variëteiten die meteen na WO2 op de markt kwamen bleken zeer succesvol: het volume gecertificeerd zaad groeide van 1.000 ton in 1964 tot een productie van 100.000 ton in 1980.  Zelfs Engeland was een populaire exportbestemming. Van Bockstaele: “Als een boer vroeger een wei opnieuw wilde inzaaien dan moest hij op zijn zolder wat zaaigoed bijeen zoeken. Iedere boer had zijn ‘rapenhoekje’, waar hij zijn beste rapen vermeerderde. Je had toen bij ons de Wase raap, de raap uit de Leiestreek, een enorme variëteit, maar ook veel gevoeligheid aan plagen zoals de knolvoet. De veredelaar als stielman ging de resistente varianten uitzoeken. Maar ook de voederwaarde werd wetenschappelijk bestudeerd. Wat is de opbrengst? Hoe zit het met de verteerbaarheid? Hoe gaat die plant om met koude of met droogte?”

ilvo1
ilvo2
ilvo3

Holstein- en maïsrevolutie

Voor het raaigras Vigor betekende de gevoeligheid aan roest en de opkomst van tetraploïde grassen uiteindelijk de doodsteek, maar een veel fundamentelere omslag op vlak van voedergewassen werd door de collega’s van het Rijkstation voor de Veevoeding voorbereid. In 1970 landde een vrachtvliegtuig met de eerste 58 Holstein-Friesians op Zaventem. Het was de vader van huidig administrateur-generaal Joris Relaes die ze uit Canada invoerde. Daniël De Brabander, wetenschappelijk directeur van Rijkstation voor de veevoeding, nam er acht over. De andere vijftig werden verdeeld over zeven Vlaamse melkveehouders. Tot dan werd op het Rijksstation het lokale Rood-Witte ras van Oost-Vlaanderen gemolken. De Brabander: “Die Holsteiners gaven bij hun eerste lactatie zo’n 5000 liter melk. Onze Oost-Vlaamse dubbeldoelkoeien zaten toen rond de 3800 liter. Vandaag geeft de gemiddelde Holstein-koe 10.000 liter melk, terwijl de Oost-Vlaamse rond de 6000 zit. Om die productiviteit te halen werd ook preciezer voederen veel belangrijker. Honderden lezingen heb ik voor Vlaamse boeren gegeven: vroeger maaien zodat er meer suiker in het gras zit, voldoende structuur voeren zodat de pens niet oververhit.... Samen met de Holstein is ook maïs als voedergewas opgekomen.”

Tot de jaren ’70 waren rapen en bieten belangrijke voedergewassen voor de Belgische melkveehouders. Het areaal maïs groeide van 10.000 hectare in de jaren ’70 tot 180.000 hectare vandaag. “Nochtans waren voederbieten qua voedingswaarde en smakelijkheid voor de koe beter”, zegt Erik Van Bockstaele, “maar de snijmaïs viel onder de GLB-premie voor granen terwijl er voor de bieten geen ondersteuning was. Daardoor gingen de boeren snel overstag. De veredeling van maïs was de business van grote multinationals, wij wisten snel dat we daarmee niet konden concurreren.” Alleen: samen met de groei van het maïsareaal, halveerde de melkveestapel bijna. De Brabander: “Begin jaren ‘80 waren er een miljoen melkkoeien, vandaag is er nog iets meer dan de helft. En tegelijk is de productie alleen blijven groeien.”

ilvo4
ilvo5

Van Rijkszuivelstation naar Food Pilot

Naast het opdrijven van de kwantiteit, moest ook de kwaliteit omhoog. Dat was het domein van Willy Vanhee, de bedrijfsleider van het Rijkszuivelstation. Vanhee: “Vijftig jaar geleden was de kwaliteit van de melk helemaal niet zo evident als vandaag. Veel boeren dachten: als ik aan tien liter melk een liter water toevoeg, wie gaat dat weten? Dat noemden ze ‘de melk dopen’. Wij zijn dan allerlei technieken beginnen ontwikkelen om dat op te sporen. We waren ook bezig met hygiëne zodat het kiemgetal omlaag zou gaan of hoe je een representatief monster kon nemen van een tank rauwe melk, maar mijn persoonlijke passie was de kwaliteit van onze kazen. Ik denk dat iedere kaasmaker in België op een gegeven moment wel bij ons is langs geweest.”

Het gebouw en het team van het Rijkszuivelstation vervelden in 2011 tot de Food Pilot van ILVO. Daar wordt er nu breder gegaan dan zuivel en gekeken naar uitdagingen in een breder gamma aan voedingsproducten en  productieprocessen. Vanhee: “De eerste keer dat we buiten de zuivel gegaan zijn hebben we Duvel verpoederd om pralines van te kunnen maken in onze installatie voor melkpoeder. Dat smaakte uiteraard naar meer. We hebben altijd onze blik verruimd in het Rijkszuivelstation. Wij keken op naar de Nederlanders, in vergelijking waren wij kleine jongens. 'Hollandse kaas', dat was voor de Vlaamse consument een keurmerk. Maar we hebben ook heel veel projecten gedaan om onze eigen knowhow te exporteren naar Afrika. Ik ben vier maal in Tanzania geweest en trof daar een ruïne aan. Een kaasvorm was vier aan elkaar gebonden plankjes. We hebben toen in Vlaanderen tweedehands apparatuur gekocht bij boeren die gingen uitbreiden en dat naar daar verscheept. Nu is de kaas die ze daar maken een topproduct, Air Tanzania serveert ze zelfs op internationale vluchten. Dat maakt je toch fier.”

ilvo11
ilvo12

Gentse bloemisten

Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd het Rijksstation voor de Sierteelt opgericht. De sierteelt had sterk geleden onder de oorlogsellende en het eigen proefstation was een signaal van de overheid dat er nog toekomst zat in de sector. Frans Thomas was als onderzoeker gespecialiseerd in rozen: “De sierteelt was heel sterk in de omgeving van Gent. Melle, Merelbeke… dat waren echte bloemistengemeentes. De eerste bloemisten waren tuiniers van adellijke families die rozen of azalea’s meebrachten uit de kasteeldomeinen en er zelf mee aan de slag gingen. Die link met de adel is trouwens overeind gebleven.”

In 1961 kwam het Rijksstation voor de Sierteelt naar Melle en werd de band met de Landbouwfaculteit doorgeknipt. In de ‘gouden jaren zestig’ schieten de serres en de labo’s uit de grond. Thomas: “We deden onderzoek naar vanalles en nog wat: het gebruik van kunstlicht, fytohormoononderzoek, hydrocultuur, voedingsbehoeften, het gebruik van inerte substraten en asymbiotische vermenigvuldiging bij orchideeën. Maar het meest fier ben ik natuurlijk op de vele nieuwe rozen- en azaleacultivars die hier ontwikkeld zijn. Zo’n nieuwe roos werd ‘gedoopt’ met champagne en kreeg dan de naam van een prinses, gravin of barones. Prinses Astrid en koningin Mathilde hebben zo een roos van ons naar zich genoemd gekregen. Het ILVO heeft daar goede contacten met de Koninklijke familie aan overgehouden. Op een gegeven moment zaten ze met een schimmelplaag in de paleistuin en dan hebben wij daar de trichoderma-korrels geleverd om die schimmels natuurlijk te bestrijden.”

ilvo9
ilvo10

“Enkel bomen en bramen”

Met de uitrol van het Marshall-plan tussen 1948 en 1952 waren er middelen voor weer een nieuwe reeks Rijksstations. Langs de ene kant lag de nadruk op plantziekten en gespecialiseerd onderzoek naar schadelijke insecten en nematoden. Maar met de Rijksstations Boerderijbouwkunde en Kleinveeteelt werd de basis gelegd voor de intensivering en mechanisatie van de veeteelt. Jan Daelemans van het Rijksstation Boerderijbouwkunde: “Na de oorlog zaten we volop in de heropbouw met Marshall-middelen, de nadruk lag op het opdrijven van de productie in de landbouw. De Koninklijke bossen in Retie en Ruddervoorde werden verkocht om in landbouwgebruik te brengen, maar die boeren vonden daar alleen bomen en bramen. Wij hadden de gespecialiseerde apparatuur zoals diepploegen en een kaapstander die een enorme kracht kon ontwikkelen om boomwortels uit te trekken. Voor die gronden hebben we nadien ook plannen ontworpen voor grote vrijstaande boerderijen, sommige van die gebouwen staan er nog.”

“Wij waren enorm bezig met wat wij in die tijd ‘rationalisatie van de arbeid’ noemden”, vertelt Daelemans, “dat wil zeggen dat wij zeer over alle soorten stalsystemen zeer grondige tijdsstudies maakten, waarbij we gingen kijken hoeveel tijd de boer aan iedere noodzakelijke handeling besteedde en hoe we dat zoveel mogelijk konden minimaliseren. Zo kwamen we bijvoorbeeld uit dat voor melkvee de ligboxenloopstal het meest efficiënte systeem was. Ook voor de varkenshouderij die zich in die jaren professionaliseerde ontwikkelden we managementtools om zeugen individueel op te volgen.”

Ook voor Luc Maertens, hoofdonderzoeker van het Rijksstation Kleinvee, was arbeidsefficiënte het leidende principe: “Vandaag spreken we over ‘the end of the cage’, maar in de jaren ’50 kwam juist de legbatterij op. En een kip die niet meer scharrelde, die moest ook veel nauwkeuriger gevoed worden, qua kalk- en fosfornoden om de schaalkwaliteit op punt te houden. 60 jaar geleden legde een legkip 150 eieren op een jaar hé, vandaag zijn er dat meer dan 300. Een ander domein waarin we pionierden was de kunstmatige inseminatie van kippen en konijnen. Daarvoor is de Dierentuin van Antwerpen nog tot bij ons gekomen om dat voor hun loopvogels te gebruiken.”

ilvo7
ilvo8

Noden van de samenleving

Opdrijven van de productie, plaagbestrijding, verhogen van de arbeidsefficiëntie. Het verleden lijkt wel het verre buitenland. Net zoals de landbouw blijft ook het ILVO permanent in evolutie, merkte administrateur-generaal Joris Relaes op. "Onze campus is gestaag gegroeid van 25 hectare naar 200 hectare proefvelden. We zijn een zeer open instelling, in veel andere landen zou men langs hoge hekken moeten en door toegangscontroles om hier binnen te geraken. Anno 2022 zijn wij met een enthousiaste ploeg van 730 mensen. Minder afhankelijk van de overheid voor onze middelen, maar met een brede waaier aan bronnen voor onderzoeksfinanciering."

FestILVO moet ook een opmaat zijn naar de Vlaamse Voedseltop in november. Relaes: "De landbouw is enorm actueel in crisistijden, Corona en Oekraïne hebben voedselproductie weer bovenaan de agenda gezet. De samenleving verwacht veel van ons, en wij proberen op alle bekommernissen een antwoord te formuleren, of het nu gaat over dierenwelzijn, gewasbeschermingsmiddelen of stikstof. Ons levende geheugen van 90 jaar ILVO-geschiedenis bewijst dat de thema’s misschien veranderen maar dat onze basiswaarden wel hetzelfde blijven. Met de nieuwe uitdagingen en nieuwe technieken blijven we bouwen aan een voedselveilige en duurzame agro-voedingsketen en een robuuste landbouw die klaar is voor de uitdagingen van zijn tijd.”

tijdslijn

festILVO, een uniek festival van Weten en Eten

15 en 16 september: voor professionals

Op donderdag en vrijdag ontvangt ILVO zijn professionele stakeholders: land- en tuinbouwers, voedingsproducenten, technologiebedrijven, (woon)zorginstellingen, horecabedrijven, afnemers en leveranciers in agrofood, beleidsmedewerkers, adviseurs, onderzoekers, enzovoort. Zij krijgen tijdens 15 studie- en contactdagen een frisse duik in hun vakgebied. Voor catering werkt ILVO tijdens de professionele dagen samen met Hotelschool Gent.

Alle details zijn te vinden op www.festilvo.be  > 15 september en 16 september.

18 september: publieksdag

Op zondag neemt ILVO met festILVO deel aan Dag van de Landbouw. Iedereen is welkom op en rond het festivalhart van 10 tot 18u. Op het programma staan 4 belevingsvolle (w)eetwandelingen, 7 kook- en proefdemo’s (elk uur eentje!), verschillende drone-, robot- en machinedemo’s en enkele spannende oogstmomenten.

Op een ILVO testveld werden dit seizoen aardappels verzorgd door drones en robots. Zou dat gelukt zijn? We oogsten op zondag – iedereen mag mee komen rapen!

Nog op het programma: een demotuin met innovatieve gewassen en heel erg BIJ-zondere rozen, een kinderdorp en verschillende speelfaciliteiten tijdens de wandelingen, een spannend zoekspel, familiejogging,… en natuurlijk heel veel lekker eten! Het cateringaanbod op zondag gaat van de klassieke hoeveworst tot gefermenteerde groentemaaltijden. Er is een foodmarkt met innovatieve en lokale producenten en er worden bijzondere varkensvleesbereidingen uitgedeeld.

Voor zondagavond zijn nog tickets te koop voor de avondvoorstelling van het tragikomisch theaterstuk ZWINS, over het leven van een West-Vlaamse familie varkenshouders – in het bijbehorende sappige dialect!

Alle details zijn te vinden op www.festilvo.be  > 18 september en ZWINS.

19 september: voor landbouw- en hotelscholen

Op maandag ontvangt ILVO nog eens 800 leerlingen uit secundaire landbouw- en hotelscholen (3de graad). Zij komen van over heel Vlaanderen naar Merelbeke/Melle voor een goedgevuld voor- en namiddagprogramma over robotica en andere technologie in de landbouw en voedingsproductie, krijgen een introductie in future foods, inspirerende verhalen over ILVO’s water- en natuurinspanningen, enzovoort.

Praktisch

Op zondag verwacht ILVO veel volk. Parkeren kan op verschillende aangeduide zones rond de ILVO campus in Melle en Merelbeke. Wie kan, komt best met de fiets!

Bron: Eigen berichtgeving

In samenwerking met: ILVO

Beeld: ILVO

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek